Zoeken in deze blog

Translate

woensdag 29 februari 2012

De overheid en de ICT: het UWV

Ik vond het een opmerkelijk bericht recent: de Tweede Kamer baart zich zorgen over de 'verregaande' digitalisering bij het UWV.

Overheid en ICT

Nu hebben de overheid en ICT over het algemeen geen goede geschiedenis; daar zijn al vele rapporten aan gewijd. Ondanks de signalering van deze problematiek en het waarschuwen, met name door archivarissen, van dreigend informatieverlies heeft dit nog maar zelden plaatsgevonden.
Vermoedelijk komt dit deels omdat de overheid ook nog altijd heel veel met papier werkt. Anderzijds is met name in de afgelopen tijd dankzij toenemende hackersactiviteiten aangetoond dat er in ieder geval nog veel te doen valt aan allerlei beveiligingslekken.

Taakstelling

Bijna een jaar geleden werd vanwege de kabinetsbezuinigingen voor de periode 2012-2015 een forse taakstelling opgelegd aan de UWV of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vooral bekend vanwege de werkloosheidsuitkering. Een groot aantal vestigingen wordt gesloten (van honderd naar dertig), er verdwijnen duizenden banen (tussen de vijf-en zesduizend van de ruim 20.000) en de dienstverlening wordt grotendeels digitaal (ook al wordt er tevens bezuinigd op ict). Werknemers moeten meeverhuizen naar de dertig Werkpleinen.
Al langer loopt er bij het UWV een project om de informatievoorziening te verbeteren via contentmanagementoplossingen binnen de organisatie door het bedrijf Data Direction.

Legacy: killen en migreren


Het UWV (opgericht begin 2002) is het resultaat van een fusie van vijf uitvoeringsorganisaties: GAK, Uszo, SFB Uitvoeringsorganisatie, GUO en Cadans) en hun opdrachtegever, het landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Dit leverde een versnipperde informatiehuishouding op die bestond uit zo'n negenhonderd grote, vijfhonderd kleine applicaties en een paar honderd intranet-toepassingen. In de loop van 2011 moesten er nog 24 systemen worden uitgezet en 16 worden gemigreerd naar het IBM-rekencentrum in Brussel.


Halverwege 2008 werd het nieuwe platform of wia-systeem (uitkeringswet WIA als opvolger van de WAO), waar ict-dienstverlener Logica al 2 1/2 jaar aan had gewerkt, stilgelegd. Sindsdien is een noodsysteem operationeel waarbij men gedeeltelijk afhankelijke is van handmatige invoer van administratieve gegevens. Onder de nieuwe CIO Frans Haverkamp gelden vooral standaardoplossingen als leidraad en niet langer het leveren van maatwerk.

Dienstverlening


De Tweede Kamer maakt zich nu vooral zorgen over de digitale dienstverlening d.m.v. het zogeheten e-coaching. Tachtig procent van de ontslagen werknemers komt binnen via internet en zestig procent houdt digitaal hun werkmap bij (sollicitaties e.d.). Hierdoor 'ontmenselijkt' de dienstverlening. Van de overige veertig procent zou een deel niet computervaardig zijn.


De digitalisering maakt dus wederom slachtoffers, ditmaal zowel onder de werknemers als de klanten. Met name de zakelijke dienstverlening (banken, postkantoren e.d.) heeft in de afgelopen decennia massaal banenverlies geleden door kantoorautomatisering; ook de overheid is nu steeds meer aan de beurt.

Jobcoach

De laatste keer dat ik een uitkering moest aanvragen (in de zomer van 2010) werd ik al met verbazing begroet dat ik, onnozel als ik was (zij het niet op het gebied van digitalisering), überhaupt nog persoonlijk langskwam. Dit was zeker niet de bedoeling, zo werd mij aan de balie duidelijk gemaakt.
Ook de jobcoaches zijn sindsdien zoveel mogelijk verdwenen. Nu krijgt men pas na drie maanden werkloosheid een gesprek - en dat nog maar tot halverwege volgend jaar. Men wil naar een persoonlijke begeleiding toe van slechts tien procent (voor de moeilijke gevallen).
Een 'intake'-gesprek om de kandidaat te evalueren lijkt mij, eerlijk gezegd, toch wel het minste dat mag worden verwacht. Zeker nu de arbeidsmarkt steeds ingewikkelder wordt, ook voor hoger opgeleiden. Daarentegen leidt de digitalisering tot precies het tegenovergestelde: in plaats van een verbeterde algemene dienstverlening, een 'exclusieve' of geprivilegieerde dienstverlening. Binnen een andere context heb ik dit ook wel de 'digitale paradox' genoemd. Veel mensen ervaren een dergelijk gesprek overigens als ongewenste bemoeienis.

Archiveringssystemen

Al eerder betoogde ik (in het geval van de IND) dat wie de geschiedenis van (moderne) overheidsorganisaties wil beschrijven in de afgelopen decennia eigenlijk niet meer ontkomt aan een fors hoofdstuk over de ict. Informatiesystemen zijn wezenlijk archiveringssystemen en, behalve boeiende materie, daarmee ook verplichte stof voor archivarissen nieuwe stijl. Gelukkig is er altijd nog het blad Computable of de Automatiserings Gids om ons, bij wijze van alternatieve inventaris of een eerste inventarisatie, op weg te helpen!

vrijdag 24 februari 2012

De geschiedenis van de racehelm (5): de jaren tachtig

De jaren tachtig zijn een betrekkelijk saai tijdperk als het om helmen gaat: slechts enkele steken er qua design bovenuit. Maar dat zijn dan tegelijk ook ware iconen. Daarnaast krijgt de belangrijkste leverancier Bell in toenemende concurrentie van andere firma's als het Duitse Schuberth, het Japanse Karai en in iets mindere mate Shoei.

Nelson Piquet

De helm van deze Braziliaan en drievoudig wereldkampioen is ongetwijfeld een van de mooiste ooit dankzij de prachtige vloeiende lijnen en krachtige kleuren. Het betrekkelijk eenvoudige design was zó dominant, dat het in wezen vloekte met alle wagens waarin hij reed. Zijn zoon zou dit design later in iets fellere kleuren (oranje i.p.v. rood) overnemen.



Dit 'tear drop' design doet enigszins denken aan de helm van zijn landgenoot Wilson Fittipaldi uit de jaren zeventig, met als basis de kleuren van de Braziliaanse vlag (geel en groen). Deze helm heeft ook wel iets weg van de verticale roeispanen op de helm van Graham Hill, maar dan uitgewerkt tot regendruppels. In omgekeerde kleurstelling (groen op geel) zou deze helm later worden gebruikt door zijn neef Christian Fittipaldi.


Volgens een andere theorie moet Piquet's helm gestyleerde tennisballen voorstellen; de vader van Piquet wilde graag dat zijn zoon professioneel tennisspeler zou worden. Wat dit vooral aantoont is dat er, merkwaardig genoeg, eigenlijk heel weinig bekend is over de designs van de helmen tot de jaren negentig. Dit is des te merkwaardiger gezien het grote persoonlijke belang ervan.

Alain Prost

Zo kleurrijk als de helm - en ook de persoon - van Piquet was (die eens met een coureur tijdens een wedstrijd op de baan op de vuist ging), zo betrekkelijk kleurloos was de helm van zijn grote tegenstrever: de Fransman Alain Prost. Desondanks werd juist deze helm trendsettend vanwege de vlakverdeling.
De helm werd als het ware steeds meer opgedeeld in verschillende gekleurde vlakken, in plaats van nog langer één geheel te zijn: een platte bovenkant, een ronde band daaronder en aan de zijkanten verticale of horizontale patronen. De helm kwam er daardoor onder verschillende hoeken (voor-, boven-, zij-en achterkant) ook telkens anders uit te zien.


Door deze vlakverdeling ontstond er tevens meer ruimte voor reclame op de helm. Hierdoor zou de naam van de coureur - zo kenmerkend voor de jaren zeventig - langzaam weer naar de achtergrond worden verdrongen. Logo's van sponsors hadden zich tot dan toe vooral tot de voorkant van de helm beperkt.

Nigel Mansell

Een witte basis, of soms zelfs een hele witte helm (zoals o.a. bij Alan Jones en Rene Arnoux het geval was), kenmerkte de jaren tachtig. Het knappe van het design op de helm van de Brit Nigel Manssel was hoe de gekruiste banen van de Union Jack (de Britse vlag) hierin moeiteloos werden geïntegreerd.


Ayrton Senna

Net zoals Prost de grote rivaal was van Piquet, zo kreeg Prost op zijn beurt te maken met de groeiende concurrentie van een andere Braziliaan: Ayrton Senna. Senna introduceerde ongetwijfeld een van de meest iconische helmen uit de F1-geschiedenis: eenvoudig van kleur met één hoofdkleur (geel) en structuur (twee banen, in groen en donkerblauw); de kleuren van de Braziliaanse vlag.


Eddie Irivine had aanvankelijk vrijwel dezelfde helm, maar veranderde de kleurstelling vervolgens tegen een oranje en later meer rode achtergrond.



Ook Lewis Hamilton zou Senna's helm als uitgangspunt nemen voor het ontwerp van de zijne.


Navolging

Behalve trouw aan de eigen vlag van het land voor een echt klassiek design, namen coureurs steeds meer de helmen van hun voorgangers ter inspiratie. Dit gold bijvoorbeeld eveneens voor Jean Alesi, die zijn helm liet inspireren op die van Elio de Angelis.




De helmen werden ondertussen wel steeds comfortabeler om te dragen (opgevuld met polyester) en gereguleerd qua ontwerp. Sinds 1977 gold er tevens een internationale standaard van de FIA.



Gerelateerde blogs
De geschiedenis van de racehelm (4): de jaren zeventig

zondag 5 februari 2012

De geschiedenis van de racehelm (4): de jaren zeventig

De racehelmen waren aan een langzame evolutie onderhevig, evenals de veiligheid in de autosport zelf. Die speelde overwegend geen rol van betekenis tot de jaren zeventig.

Jackie Stewart

Geen man heeft zoveel betekend voor de veiligheid in de autorensport als Jackie Stewart. Hij organiseerde op dit punt voor het eerst tegenacties namens de coureurs, die overigens behoorlijk daartoe moesten worden overgehaald. De circuits moesten veiliger worden gemaakt en medische hulpdiensten permanent aanwezig.
Ook zijn helm was duidelijk onderscheidend. Tegen een witte achtergrond plaatste hij een Schotse ruit of tartan. De ruit zelf veranderde wel enigszins van structuur in de loop der jaren. Aanvankelijk gebruikte hij in de jaren zestig nog een open helm met los vizier, maar al gauw ging ook hij over op het nieuwe type gesloten helm.


Francois Cevert

Een van de kleurrijkste helmen, zeker in de context van zijn tijd, was ongetwijfeld die van de coureur Francois Cevert. De Fransman was, behalve de playboy van het rijdersveld, tevens zeer getalenteerd. Zijn tragische dood op Watkins Glen in 1973 was voor teamgenoot Jackie Stewart, inmiddels drievoudig wereldkampioen, aanleiding definitief te stoppen met racen.


De kleuren van de helm zijn hoofdzakelijk die van de Franse vlag in lange banen en aan weerszijden ook gespiegeld. Zijn helm kreeg onder meer navolging in die van landgenoot Patrick Depailler.


Sponsors

Het kleine sponsorlogo van de Franse oliemaatschappij Elf bij de helmen van Stewart, Cevert en Depailler is eveneens opvallend. In de jaren zeventig verschijnen er in toenemende mate logo's van sponsors op de racehelmen en, zoals bij Depailler te zien is, tevens op het vizier. Eerst nog bescheiden qua formaat, maar later worden de logo's steeds groter naarmate de commercie meer greep kreeg op de Formule 1.
Een zeer vroeg voorbeeld mid jaren zeventig waarbij dit aspect reeds de boventoon voert is de helm van Jochen Mass met de prominente Boss-sponsoring aan weerszijden; mede daardoor (en vanwege de kleuren) een zeer herkenbare helm.


Designs

De Bell Star helm (geïntroduceerd in 1968) is zonder twijfel de klassieker uit de jaren zeventig: bijna alle coureurs droegen dit type helm met opklapbaar vizier. Slechts een enkeling zoals Emerson Fittipaldi droeg een helm van een ander merk (AGV).
De designs waren nog betrekkelijk eenvoudig. De meeste helmen hadden één soort hoofdkleur met hooguit een andere kleur als toevoeging (die was dan meestal in de vorm van een streep, pijl of boog gedaan). De meeste helmen waren aldus enkelvoudig of tweetonig van kleur.
Sommige coureurs verbonden duidelijk de nationale kleuren van hun land aan de helm, zoals Stewart, Cevert en Scheckter. Anderen als Fittipaldi, Pace (hieronder) en Reutemann kozen voor een klein vlaggetje van het land van herkomst op de zijkant van de helm.


De Zwitser Clay Regazzoni had in wezen allebei. In zijn geval had hij tevens aan weerszijden een paardenhoef op de helm staan (wellicht als teken van geluk?). Clay was zijn carrière begonnen met een open witte helm met een los rood vizier met daarop het Zwitsers kruisje. Later kreeg zijn helm een rood randje dat in de vorm van een band steeds prominenter zou worden. De helm van Regazzoni was overigens van een ander merk: Jeb's; aerodynamischer van vorm en met een groter vizier.


Naam

Zeer kenmerkend voor de jaren zeventig is de toevoeging van de naam van de coureur in grote lettertypen op de zijkant van de helm. (Niki) Lauda, James Hunt, Jody (Scheckter), Ickx etc. Zo werden de coureurs voor het eerst duidelijk herkenbaar voor het publiek tijdens de race. De helm werd daarmee ook echt hun eigen symbool.


Ronnie Peterson

Diens helm had als basis de kleuren van de Zweedse vlag: blauw en geel. Er wordt beweerd dat Ronnie het design voor zijn helm baseerde op die van Jim Clark: een donkere metallic kleur, met het zeer kenmerkende losse uitstekende vizier.


Hij was daarmee een van de weinigen die nog heel lang (in feite tot het einde) met dit aparte, losse vizier bleef rondrijden zonder dat dit nog een functie had. Verder nog opvallend aan zijn helm was de persoonlijke sponsoring door Polar Caravans. Over het algemeen waren sponsorproducten eerder gerelateerd aan de racerij (autobanden, motorolie etc.).


Naar aanleiding van mijn eerdere blog over het ongeluk van de koele Zweed op Zandvoort in 1974, meldde Joris Meuffels mij zijn zoektocht naar de helm die Ronnie die dag droeg: inmiddels heeft hij deze in zijn bezit.

Brand

Brand was het grote gevaar geworden voor een coureur nu hij vastgesnoerd zat in zijn wagen. Met de introductie van veiligheidsgordels - verplicht sinds 1972 - was de cockpit welhaast veranderd in een dodencel. Sommige coureurs troffen dan ook extra veiligheidsmaatregelen, onder wie Jody Scheckter, Emerson Fittipaldi, James Hunt (zie onder) en Gunnar Nilsson. Aan de onderkant van hun helm monteerden zij een grote brandwerende lap ter bescherming van de borst en longen die op zijn beurt weer over de overall viel. Wie dit als eerste heeft bedacht, is vooralsnog onduidelijk.


Het ongeval van Niki Lauda op de Nürburgring in 1976 (en de ernstige brandwonden die hij daarbij opliep) herinnerde alle rijders nog eens, indien nodig, aan de grote gevaren die zij liepen bij het racen. Diens halfverbrande gezicht (en oor), evenals de gesponsorde rode pet (Parmalat), zou zelfs min of meer zijn handelsmerk worden.


Ook Ronnie Peterson zou in 1978 als gevolg van brand bij de start van een Grand Prix om het leven komen. Hoewel de brandwonden niet de oorzaak waren, stierf hij als gevolg van medische complicaties.


Oude en nieuwe tradities

De helm van Peterson zou blijven voortbestaan in die van de Italiaan Michele Alboreto die de kleuren donkerblauw en geel trouw bleef bij wijze van eerbetoon. Dit zou een nieuwe traditie worden vanaf de jaren tachtig waarbij de helmen van hun eigen helden door latere coureurs als uitgangspunt werden genomen.


Voor Zwitserse coureurs was er de duidelijke traditie om telkens het nationale rood-witte kruisje prominent op de voorkant van hun helm te zetten (Marc Surer gebruikte dit overigens niet; wel was zijn helm wederom rood met wit).
In sommige gevallen paste de helm van de coureur tevens perfect bij het sponsorschema van de auto, zoals Lauda in de rode Ferrari en Peterson in de donkerblauwe Tyrrell, maar dit was vooralsnog puur toeval. Later zouden de helmen louter om commerciële redenen bij de team/sponsorkleuren worden aangepast.


Niki Lauda

De helm van Lauda zou min of meer een cult-status krijgen, mede name vanwege het streng ogende logo van de Raiffeisen-bank op de voorkant (dat iets weg had van een doodshoofd). Zijn helm verscheen onder meer op de omslag van actiethrillers. Ook werd er van zijn helm (en die van Regazzoni, Siffert, Hunt,en Prost) door klokmaker en sponsor Heuer een alarmklok van gemaakt die op menig nachtkastje zal hebben gestaan; een geslaagd stukje merchandise.


Dubbele vizier

Eind jaren zeventig produceerde Bell een nieuw type helm. Jacky Ickx droeg deze in elk geval op Le Mans in 1978 en later, in 1979, ook in zijn laatste jaar in de Formule 1. De helm lijkt op het eerste gezicht bijzonder onpraktisch.


De helm wordt ook wel 'twin window' helm genoemd. Volgens Ickx had het ontwerp vooral te maken met de kans om iets in het 'open' vizier te krijgen bij een ongeval langs de baan en diende de gleuf dus als een soort breekpunt. Wellicht dat het dodelijk ongeluk van Tom Pryce in 1977, die een brandblusser in zijn gezicht kreeg, hiervoor de aanleiding is geweest. Qua zicht maakte het volgens Ickx totaal niet uit. Ook de Ier John Watson droeg een dergelijke helm in het raceseizoen 1979, maar een succes werd deze helm niet.


'Darth Vader'

Ook beslist anders was de helm van Mario Andretti. De vergelijking met 'Darth Vader' (of The Stig van BBC's Top Gear ) is gauw gemaakt. Dit type helm - de Simpson Bandit - nam Mario mee vanuit de Amerikaanse racerij, waar hij naast de Formule 1 tevens in actief was. Wat vooral ook opvalt aan de helm zijn de aparte ventilatiesleuven aan de voorkant.


Ook James Hunt droeg een dergelijk type helm gedurende zijn laatste seizoen in 1979. Hunt was overigens, net als Cevert, een grote playboy die de racerij niet altijd even serieus nam. Met zijn verdwijnen uit de Formule 1 eind jaren zeventig werden de laatste wilde haren in de autosport afgelegd.


Elio de Angelis bleef als een van de weinigen dit type helm nog dragen tot de tweede helft van de jaren tachtig. Maar ook anderen als Fittipaldi en Villeneuve reden korte tijd met dit type helm.

Gerelateerde blogs
De geschiedenis van de racehelm (3): de jaren zestig