Zoeken in deze blog

Translate

woensdag 14 september 2011

De confettiparade van 9/11

Het lijkt zo'n simpele, en voor eenieder behalve archivarissen, redelijk overbodige vraag: wat is er gebeurd met al het neerdwarrelende papier in de omgeving van de Twin Towers op 11 september 2001?


Bergen papier

Wie goed kijkt naar de eerste inslag in de zuidelijke toren ziet na de impact en de explosie vrijwel meteen een grote papierwolk uit het gebouw ontsnappen. De papierwolk daalt langzaam neer over de East River richting Brooklyn en Staten Island.
Niet alleen dat. Terwijl beide gebouwen grotendeels tot stof verwerden, bleven er bergen papier achter op de straten soms tot wel 15 centimer dik. Beelden van na de ramp laten zien dat die letterlijk bezaaid liggen met allerlei documenten, meer nog dan enig ander soort puin zo lijkt het.


Sceptici vragen zich in dit verband af hoe het überhaupt mogelijk is dat er zoveel papier intact overbleef. Bekijk de merkwaardige video 'paper & powder' over een theorie, inzake de aanwezigheid van een 'thermo-nuclear device' in de kelders van de torens.

Confettiparade

In de documentaire 102 minutes that changed America wordt gewag gemaakt van een 'confettiparade' als treffende metafoor voor het neerdwarrelend papier. Voor New Yorkers is dat een logische beeldspraak: zij zijn haast niet anders gewend. In de stad worden van oudsher bij speciale evenementen zogeheten 'ticker tape parades' gehouden: de eerste vond plaats in 1886.
De term verwijst naar de lange papieren linten die de elektrische telegraaf produceerde, met name in de beurshandel van Wall Street. Later werden dit de moderne telexen, gevolgd door de komst van de papiervernietiger (of shredder).
Het hoogtepunt van de 'ticker tapes' lag in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw, al vinden ze nog altijd eens in de zoveel jaar plaats. Bekijk een lijst van 'ticker tape parades'.



Papierregen

Naast het onmiddellijke drama van de 'jumpers' (zie vorige blog) was er dus de vrijwel constante neerdwarreling van papier, heel veel papier. Een enkele ooggetuige meldde dat ze het idee had alsof er actief papier uit kantoorramen werd gegooid. Andere ooggetuigen hebben het over 'paper floating around like confetti'. Volgens sommigen regende het een week lang papier.



Brandstof

In de onmiddellijke omgeving van de Twin Towers lagen uiteindelijk tonnen papier op straat. Deels raakte dit in brand na de val van de torens en zorgde voor nog eens extra vuur op de grond waardoor menige auto in vlammen opging. In combinatie met het cementstof en bluswater werd het gedeeltelijk een soort glibberige koek.


Papieren spoor

Elk stuk papier stond als het ware voor een onderbroken handeling: iemand was ergens mee bezig geweest in een van de gebouwen. De bekende fotograaf Joel Sternfeld maakte de volgende dagen foto's van documenten, ordners etc. op straat: hij volgde als het ware het papieren spoor. Later voelde hij zich hierover toch ongemakkelijk (ik heb de foto's ook niet kunnen terugvinden).
Ook de radiojournalist Robert Siegel achtervolgde dit spoor van 'paper memories' zoals hij dit noemde en belde zelfs mensen op die hij kon traceren waaronder een sollicitant:

http://www.npr.org/templates/story/story.php?storyId=5788438

In sommige buurten, bv. in Brooklyn, bleef het papier in de kruinen van bomen hangen. Ook er bleef veel papier in open ruimtes als kapotte ramen of trappen achter; puntige of uitstekende voorwerpen met daarop papier gespiest. Bekijk de kunstzinnige video van de Blue Man Group over enkele gevonden documenten in Carroll Gardens, Broolyn:

http://www.exhibit13.com/home.html

Afval

Het vele papier achtergebleven in de torens zelf, in combinatie met andere kantoorspullen, zorgde in belangrijke mate voor de hevigheid van het vuur op Ground Zero waardoor zelfs staal werd verbogen. Pas op 20 december 2001 was de brand definitief geblust.
Al in de uren volgend op de ineenstorting ging men aan het werk met opruimen. Ground Zero was een crime scene en het puin bewijsmateriaal. Het puin is eerst tot twee keer toe ter plekke doorzocht door het simpelweg over de grond uit te spreiden; de site werd hiertoe in vier sectoren verdeeld en elk stuk weer onderverdeeld in een raster.

Fresh Kills

Vervolgens is het puin per truck en pontons naar Fresh Kills Landfall gebracht op Staten Island voor nadere verwerking. De naam klinkt in dit verband erg ongelukkig, maar hier moet gedacht worden aan de Nederlandse oorsprong van New York: kil of rivierbedding (denk bijvoorbeeld aan Dordtse kil).
Het zal voor zich spreken dat de aandacht daarbij vooral uitging naar menselijke resten, gevolgd door persoonlijke bezittingen en eventueel bewijsmateriaal. Er ontwikkelde zich een bepaald schiftingsproces tussen grotere stukken (staal, auto's e.d.) en kleinere stukken; verdere selectie geschiedde met de hand vanachter een lopende band.

http://www.nysm.nysed.gov/exhibits/longterm/documents/recovery.pdf

Vondsten

Bij de operatie om 1.8 miljoen ton materiaal te sorteren en doorzoeken waren tientallen diensten en duizenden personen betrokken. Dit duurde uiteindelijk tien maanden: op tijd en binnen de begroting.
De FBI Evidence Response Team plus een speciale eenheid van de NYPD onderzocht de persoonlijke bezittingen. Er zijn bijvoorbeeld circa 4.000 foto's gevonden en in totaal zo'n 54.000 persoonlijke bezittingen, waaronder bijvoorbeeld identiteitsbewijzen.
Eerder al vond iemand op straat het paspoort van een van de kapers (Satam al Suqami) en gaf dat aan een politieagent mee nog voor het instorten van WTC2. Dit voorval staat in nogal wat 'conspiracy theories' hoog aangeschreven.

Recycling

Veel van de inzet was gericht op een snelle verwerking van al het afval: New York wilde door; de plek was een open wond in de stad. Zo werd veel van het staal bijvoorbeeld onmiddellijk doorverkocht om o.a. in China en India door de firma Baosteel te worden gerecycled.
De snelheid waarmee e.e.a gebeurd is roept wel vragen op. Over de grondigheid van de eerste reeks (forensische) doorzoekingen is dan ook kritiek gekomen. Herhaaldelijk zijn in latere jaren - ook op Ground Zero zelf - alsnog (tientallen) lichamelijke resten gevonden, dit tot groot ontzet van de nabestaanden. Nog in 2010 werd daarom een nieuwe zoektocht afgekondigd.

'Salvaged memories'

Voor zover mogelijk is geprobeerd persoonlijke bezittingen te retourneren. Zonder naam of adres leek dit een vrijwel onbegonnen taak. Maar de Property Clerk Division van de NYPD wist van ca. 26.700 voorwerpen (stand december 2006) die door hun handen ging meer dan 86% terug te geven aan nabestaanden. Bekijk een selectie van gevonden voorwerpen, zoals trouwringen, en het persoonlijke verhaal erachter:

http://www.theaustralian.com.au/in-depth/september-11-anniversary/gallery-fn9q9rth-1226132943488?page=4

Hangar 17

De bewaarde objecten zijn ondertussen in een nieuwe fase aanbeland: een proces van musealisering. Ze zijn immers nationaal erfgoed geworden. Het belangrijkste materiaal wordt bewaard in Hangar 17 op de luchthaven JFK en wordt nu stukje bij beetje verdeeld over het land. Uit heel het land komen verzoeken binnen voor stukken staal of andere objecten voor de bouw van eigen monumenten (bv. van de brandweer) of om tentoon te stellen in musea. Lees de blog van correspondent Tom Kleijn of bekijk diens reportage over Hangar 17:



Kunstenaar Francesc Torres maakte uit Hangar 17 een eigen selectie voor enkele tentoonstellingen in Engeland o.a. in het Imperial War Museum:

http://www.channel4.com/news/how-survival-and-identity-emerged-from-the-debris-of-9-11

Musea

De grootste collectie objecten, bijna 3.000 items, wordt beheerd door het New York State Museum te Albany (zie hun website). De collectie is groeiende mede doordat nabestaanden of overlevenden alsnog besluiten hun bezittingen of memento's van geliefden af te staan. Tot de collectie behoort o.a. deze archiefla.


[foto's Eric Collagan]


Memorial

Sinds kort is er daarnaast het National September 11 Memorial & Museum geopend t.g.v. de tienjarige herdenking op de plek van de gebeurtenis zelf (zie hun website). Dit museum staat gedeeltelijk in het teken van de reddingswerkers: het vertelt vooral hun heroïsche verhaal.
In feite is dit museum eveneens een modern ossuarium of knekelhuis. Achter een van de muren, met een quote van Vergilius ('No day shall erase you from the memory of time') liggen straks - onzichtbaar - 9.041 botresten en ander menselijk (huid)materiaal. Dit vormt ook het meest controversiële deel ervan.

http://www.911memorial.org/remains-repository-world-trade-center-site

De namen op het memorial zijn op hun beurt of een bijzondere wijze ('meaningful' volgens de architect) gerangschikt: eerst in groepen (bv. locatie) en vervolgens een aantal subgroepen (bv. bedrijven). Er is, kortom, veel onderscheid gemaakt in de dood; dit is niet erg gebruikelijk.

http://www.911memorial.org/learn-how-names-are-arranged

Documenten

Uit bovenstaande valt op te maken dat de talloze documenten uit het WTC dus eerst en vooral objecten of museumstukken ('historical artifacts') zijn geworden. Hun bewijswaarde ter neerslag van een bepaalde handeling is die dag vrijwel direct verloren gegaan. Met de ineenstorting van de gebouwen, verdwenen tegelijk tientallen bedrijven. Hiermee kwam automatisch een einde aan de primaire functie van talloze documenten; in die zin hadden ze geen archiefwaarde meer.
Gelet op de aard van de werkzaamheden in het WTC, een zakencentrum, zal veel van het papier dan ook hier betrekking op hebben gehad. Financiële transacties dus bijvoorbeeld van beleggingsfirma's, verzekeringsinstanties e.d. met een navenant beperkte houdbaarheidsdatum. Dit geldt tevens voor de dienstverlenende industrie (restaurants e.d.).
Er waren eveneens overheidsorganen in het WTC gevestigd, zoals de douane, die wel zijn blijven voortbestaan. Hier zal zeker een operationeel verlies hebben gegolden op het administratieve vlak.

Papieren objecten?

Het ging bij de ramp uiteindelijk niet zozeer om de bedrijven, organisaties of hun administratieve structuur - waarvan een archief een weergave vormt - maar om de namen van omgekomen mensen. Bijna drieduizend mensen kwamen om op Ground Zero, van wie velen ongeïdentificeerd (zullen) blijven. Aangezien documenten vaak de enige objecten waren die de ramp wisten te doorstaan, werden zij onmiddellijk sacrale memento's voor nabestaanden en overlevenden. Het was vaak de enige link met een dode en dus van grote sentimentele waarde. Reeds op de dag zelf werden documenten door wildvreemde omstanders ook als zodanig opgepikt, bewaard en of doorgegeven.
Het lijkt er al met al niet op dat aan de documenten bij wijze van archief (aparte berging? conservering?) bijzondere aandacht is geschonken. Wellicht zijn veel documenten, als onderdeel van het puin, in de fase van recycling eerst nog door een shredder gegaan alvorens hun definitieve rustplaats te vinden als fijn stof ergens op een afvalberg.

Post

Voor zover bekend zijn er twee brieven bezorgd die aan boord waren van de vliegtuigen die zich in de torens van het WTC boorden. Eén brief werd op 12 oktober bezorgd bij de afzender, Mrs. Snyder. Bij de brief was een ander briefje gevoegd: 'To whom it may concern. This was found floating around the street in downtown New York. I am sorry if you suffered any loss in this tragedy. Sincerely, a friend in New York!'
Over dit soort nabezorgde post bij rampen valt overigens een aparte blogreeks te schrijven; dat zal ik hier niet doen, al sta ik open voor bijdragen. Dit soort brieven brengt vaak vanwege het brievenhoofd of de gedateerde poststempel grote bedragen op bij veilingen.


http://www.nytimes.com/2001/12/20/us/a-nation-challenged-aftermath-one-letter-s-odyssey-helps-mend-a-wound.html?scp=1&sq=one%20letter's%20odyssey&st=cse


Een bundel met correspondentie bleef ook bewaard van Hazem Gamal die in de zuidtoren werkte. Hij wist te ontsnappen en kreeg de bundel later toegestuurd door een constructiewerker die het zo had gevonden.


Nawoord d.d. 18 september

Voor wie het effect van een papierregen eens goed in een Hollywood-film wil zien, zie Die Hard (1988). Hier lijkt het er overigens wel heel erg op alsof er gewoon schone pakken papier uit het gebouw worden gegooid, zonder enige blus-of brandschade!

Nawoord d.d. 16 september 2014

Het verhaal achter 1 gevonden huwelijksfoto op straat:
http://www.independent.co.uk/news/world/americas/the-wedding-photo-from-ground-zero-a-shot-in-the-dark-9734537.html

zondag 11 september 2011

9/11 in fotografische context

Kunnen de gebeurtenissen van 10 jaar geleden samen worden gevat in één of twee foto's? Het antwoord is bevestigend, al toont dat antwoord tegelijk altijd het grote belang van context.

The Falling Man

Onderstaande foto van AP-fotograaf Richard Drew staat ook wel bekend als 'the falling man' oftewel de vallende man.


De foto was al in de dagen na 9/11 meteen wereldnieuws. Ik kan mij nog goed herinneren dat er destijds in de Nederlandse media over de hinkeltjes-duikelende man werd gesproken (ik kan dit overigens niet meer terugvinden).
De foto heeft iets surrealistisch kalmerends over zich: te midden van de enorme chaos in de Twin Towers, had één iemand voor zichzelf de weloverwogen beslissing genomen in ogenschijnlijk ontspannen houding naar beneden te springen als ware hij een soort schoonspringer. Het was 09:41:15 plaatselijke tijd.

Context

Dit is gedeeltelijk een verkeerde indruk. De foto is er slechts één uit een serie (de val duurde 27 seconden) waarin veel eerder sprake is van een buiteling, iets dat ook haast niet anders kan gezien de grote hoogte en de werking van zwaartekracht. In die zin is deze foto dus buiten zijn eigen context geplaatst, waardoor ze vanzelf een andere betekenis krijgt.
De innerlijke kalmte die de houding van de man uitstraalt staat bovendien haaks op de bedoeling van de publicatie van deze foto: als uiting van wanhoop. Hoe erg moest de ramp wel niet zijn voor iemand om te besluiten van zo'n grote hoogte naar beneden te springen?

'Jumpers'

Er waren overigens vele 'jumpers' die dag: hun aantal wordt geschat op zo'n tweehonderd. Ik vond het dan ook opvallend om te lezen dat officieel alle doden bij de aanvallen op het WTC van die dag zijn geclassificeerd als doodslag - dit in tegenstelling tot zelfdoding.
In het laatste geval gaat men namelijk uit van een duidelijk vooropgezet plan, terwijl in dit geval er een externe aanleiding voor nodig was. De beslissing om te springen was in die zin dus onvrijwillig genomen en daarmee geen zelfmoord, volgens de wetgeving.

Wanhoopsdaad?

Juist deze bedoeling of wanhoopsdaad - nog voor het daadwerkelijk instorten van de torens - werkte echter tegen de foto. Het idee van vrije keuze, terwijl er nog hoop is, leidde tot veel kritiek: dit was niet zoals men zich de ramp wilde herinneren. Deze en andere soortgelijke foto's werden niet meer geherpubliceerd of zelfs verwijderd.
In de bekende documentaire 9/11 van de Franse broers Naudet (over de brandweer) worden de doden buiten eveneens bewust niet getoond, al is het ploffende geluid van de vallende lichamen bijna even effectief. Ook in de documentaire 102 minutes that changed America heerst ongeloof bij de gedachte dat mensen springen ('is het geen stoel?' 'Hij is naar buiten gevallen, die arme man.'). Tegelijk wordt duidelijk dat dit beeld van levende c.q. springende mensen heel veel omstanders het meest raakt.

Identiteit

Er zijn diverse pogingen geweest 'the falling man' te identificeren. Na een eerdere, valse identificatie wordt sinds 2006 Jonathan Briley als meest waarschijnlijke kandidaat gezien. Hij was een 43-jarige medewerker van het Windows of the World restaurant. Bekijk de documentaire The Falling Man.

Thomas Hoepker

De andere foto is minstens zo geruchtmakend, al is het maar omdat ie in eerste instantie niet is gepubliceerd. Het betreft een foto van Magnum-fotograaf Thomas Hoepker van een groepje New Yorkers rustend aan de oever van de Hudson. In een park te Brooklyn keuvelen zij ontspannen verder in de zon, met op de achtergrond het zich onttrekkende drama. Het was die dinsdag inderdaad een ongewoon mooie lentedag.


Zelfcensuur

De foto verscheen pas in 2006 in een boek n.a.v. het vijfjarige voorval. Publicatie ervan zorgde direct voor controverse. Eén columnist van de New York Times, Frank Rich, gaf er een morele lading aan: het geportretteerde gezelschap van jonge, hippe mensen (typisch voor New York) toonde een duidelijk gebrek aan zelfinzicht. Met andere woorden, Amerika zou het ook nooit leren.
Eén van de gefotografeerden (de man met zonnebril rechts op de foto; Walter Sipser) onthulde zichzelf en bekende op dat moment juist in een soort shock-toestand te verkeren. Bovendien had hij geen toestemming gegeven voor de foto, die zijns inziens ook niet overeenkomstig de werkelijkheid was. Beeld en werkelijkheid komen dus wederom niet overeen.

Herinnering

Deze foto is daarmee een foto geworden over de geschiedenis van 9/11 en vooral ook hoe wij ons iets herinneren. We kunnen desondanks niet in de gedachten van deze mensen kijken: hun houding suggereert alvast nonchalance in plaats van enige betrokkenheid. Waarom staan ze bijvoorbeeld niet rechtop te wijzen of houden hun hand voor de mond uit schrik?
Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het leven ook gewoon doorging: de wereld stond die dag niet stil, hoe zeer (of hoe graag) we dat ook zouden willen geloven.

Ground Zero

Zelf vind ik onderstaande foto eigenlijk nog het meest treffende beeld van de ramp: de drie overgebleven staken in de grond. In de dagen erna werd het vaak gebruikt in de media als stille achtergrond. Waarom heeft men dit niet gewoon als onmiddellijk herkenbaar monument laten staan, in plaats van allerlei ingewikkelde constructies te ontwerpen?


De recente oproep van burgemeester Bloomberg van New York om niet langer te refereren aan Ground Zero - 'een term die herinnert aan het verleden, terwijl we vooruit moeten kijken' - is al even gekunsteld. Liever wil hij bij de feiten blijven van de gepleegde nieuwbouw: The World Trade Center en The National September 11 Memorial and Museum. Brandweerlieden noemden het gebied overigens destijds gewoon 'the pile'. Het feit dat velen van hen bij de ramp waren omgekomen en tussen het puin lagen geeft aan dat daar in elk geval geen humor achterstak.

Gerelateerde blogs:

De confettiparade van 9/11

vrijdag 2 september 2011

Nederlandse bemiddeling in conflict Libië: Tripoli-oorlog (1911)

Met de val van het Khadafi-regime in Libië aanstaande plus diens 42-jarig ambtsjubileum (op 1 september 2011), is het goed om een tot nog toe onbekend stukje Nederlandse diplomatieke geschiedenis van honderd jaar geleden inzake dit land eens nader uit de doeken te doen.

Nederlandse aanwezigheid in Libië

In Libië was een Nederlands consulaat gevestigd te Tripoli, dat in 1913 ook door Italië erkend werd nadat dit land Libië had bezet (zie hierover mijn eerdere blog). In 1935 werd het in de Ottomaanse periode opgeheven vice-consulaat te Bengasi/Benghazi weer opgericht, dezelfde stad waarvandaan de opstandelingen in 2011 met hun campagne tot de bevrijding van Libië begonnen. Daarvoor viel de regio onder het gezantschap te Constantinopel.

Barbarije

In Nederlandse geschiedenisboekjes staat de regio ook wel bekend als Barbarije, met dank aan de zogeheten Barbarijse kapers. Deze zeerovers, die vanaf de Noordafrikaanse kuststrook vanuit Tripoli, Tunis en Algiers opereerden, vormden van de 17e eeuw tot en met begin 19e eeuw een groot gevaar voor Nederlandse en andere zeelieden.
Bemanningsleden van veroverde schepen werden gekidnapt, gedwongen bekeerd tot de islam en leefden vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Dit wordt soms ook wel 'witte slavernij' genoemd, in tegenstelling tot de veel bekendere zwarte slavernij. Uiteindelijk moesten de zeelieden worden vrijgekocht, vaak met steun van de eigen gemeenschap.

Ultimatum

Op 27 september 1911 stelde de Italiaanse regering een ultimatum aan de Porte oftewel de Turkse regering. De voorgenomen bezetting van Tripoli werd gerechtvaardigd door de staat van verwaarlozing waarin Turkije die provincie continue hield. De vele pogingen van Italië tot ontwikkeling van het gebied ondervonden van de zijde van de Turkse overheid niets dan tegenwerking.
In het ultimatum werd tevens voorgesteld nadere onderhandelingen te plegen over de nieuw ontstane situatie als gevolg van de Italiaanse bezetting. Italië hield daarmee de deur open naar een protectoraat of Turkse schijnsuzereiniteit om zo de gevoeligheid van de moslims te ontzien.

R. de Marees van Swinderen (1860-1955)

De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, R.(Reneke) de Marees van Swinderen, kwam in het najaar van 1911 met het idee van een mediatie-of bemiddelingsvoorstel inzake de Tripoli-oorlog. Hij kwam hiertoe tijdens een gesprek met zijn ambtgenoot J. de Selves te Parijs eind september.
Marees van Swinderen was, hoewel partijloos, minister van BuZa van 1908 tot 1913 in het kabinet-Heemskerk. Daarvoor was hij consul in de Verenigde Staten (1904-1908) geweest, waar hij onder meer zijn vrouw Elizabeth Lindsey Glover had ontmoet. Tevens was hij kamerheer in buitengewone dienst van H.M. de Koningin.

[Portret van R. de Marees van Swinderen uit 1911. bron: het Geheugen van Nederland]

De Marees was een typische carrièrediplomaat, maar als minister stond hij vooral bekend als gemakzuchtig. Gedurende een internationale diplomatieke crisis eerder die zomer (de zgn. Agadircrisis; onderdeel van de grotere Marokko-crisis) was hij langdurig afwezig, iets wat zijn aanzien binnen en buiten het parlement geen goed deed.

'Hollandsch mediatievoorstel'

Allereerst wisselde hij over zijn plan van gedachte met de Franse en Duitse ministers, alvorens eind november de Nederlandse ambassadeur in Rome in te lichten omtrent de plannen. Hoofdmotief was het bewaren van de vrede in Europa. Wegens de koloniale wedloop in met name Afrika kwamen de diverse grootmachten steeds vaker tegenover elkaar te staan.
De grote mogendheden laadden bij enige bemiddelingspoging al gauw de verdenking op zich op de een of andere manier partijdig te zijn; een bemiddeling van geheel onpartijdige zijde was daarom gewenst. De Verenigde Staten hadden reeds bij aanvang van het conflict geweigerd als bemiddelaar op te treden: zij beschouwden het als een puur Europese kwestie waabij Amerika geen belang had.

Nederlandse neutraliteit

Op Nederland kon daarentegen ten alle tijden een beroep worden gedaan door de grote mogendheden. Het land had hoegenaamd geen belangen in Tripoli. Voor de Nederlandse regering was er daarentegen alles aan gelegen om met beide partijen op goede voet te blijven: met Italië waren er vooral de commerciële scheepvaartbelangen en met Turkije, vanwege de koloniën en de vele moslims (30 miljoen onderdanen), een groot politiek belang.
Naast deze ogenschijnlijk 'negatieve' ingevingen, die als niet geheel onpartijdig kunnen worden afgedaan, gold er tevens een meer positieve grond: de vereenzelviging, sinds begin 20e eeuw, van Nederland met de wereldvrede.
De Haagse vredesconferenties van 1899 en 1907 en de vestiging van het (Permanent) Hof van Arbitrage in Den Haag hadden van Nederland een lichtend baken gemaakt, speciaal op het gebied van internationaal recht. Het internationaal gerechtshof werd in 1901 in 's-Gravenhage gevestigd en nam vanaf 1913 haar intrek in de nieuwbouw van het Vredespaleis. Bij de opening op 29 augustus 1913 hield De Marees, die toen nog in functie was, tevens een toespraak.

[Het Vredespaleis kort na de opening in 1913. bron: www.htm.net]

Verplichtingen

Naast morele en financiële voordelen die deze neutrale positie aan ons land gaf, gaf dit tevens verplichtingen vond de minister - in dit geval tot inspanning voor een mediatie. Dit was ook helemaal geen 'zucht tot groot doen maar het werkelijk gevoelde besef dat Nederland de verplichting heeft, niet met de handen in de zakken neer te zitten'.
Van zowel Franse als Duitse zijde werd in eerste aanleg positief gereageerd op de uiteenzettingen van De Marees. Deze liet zich ook voorstaan op de goede persoonlijke relaties die hij met hen, en met Aerenthal, onderhield: 'zoo doende zijn de voorstellen geheel anders ontvangen dan wanneer ze van een volslagen onbekende gekomen waren.'
Wel werd hem voorgehouden dat een succesvolle bemiddeling op dat ogenblik onwaarschijnlijk leek: Italië was vooralsnog niet van plan de strijd in Libië te staken, hoewel het onduidelijk was wat zij bij voortzetting van de krijgsoperaties stond te gewinnen.

Onderhandelingen te Rome

De Nederlandse gezant in Rome, jhr. mr. H. van Weede (sinds 1905), werd op 20 november 1911 ingelicht dat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Von Kiderlen, aan alle Duitse ambassades van een (Nederlandse) bemiddeling had gerept. Wat tot dan toe geheim was gebleven, lag daarmee binnen diplomatieke kring in elk geval op straat. In geval van enige toenadering mocht Van Weede er wel met de Duitse ambassadeur over van gedachten wisselen, maar van openbaarmaking aan de Italiaanse regering was op dat moment nog geen sprake.
Van Weede moest in Rome eerst en vooral zijn voelhorens uitsteken. 'Neem dit zaakje met moed terhand en laat u niet leiden door de idee: daar komt toch niets van.' De Marees had op zijn beurt ondertussen ook sympathie ontmoet voor zijn ideëen bij de Italiaanse en Turkse gezant in Nederland. In een gesprek met de Duitse ambassadeur in Rome, Jagow, werd het terrein door Van Weede nader verkend. Die zag vooralsnog geen basis voor het doen van een voorstel. Met het annexatiedecreet had de Italiaanse regering de brug achter zich verbrand; een stap terug doen was ondenkbaar.

Rationale van oorlog

De ratio achter de Tripoli-oorlog had vooral een binnenlands-politieke reden, ook al beoogde Italië juist zijn positie als Middellandse Zee-mogendheid ermee te versterken. Premier Giolitti zag in het algemeen niet verder dan de grenzen van zijn eigen land; het (annexatie-)decreet was vermoedelijk nodig geweest om de stemming in het land gaande te houden. De oorlog was weliswaar populair, maar kritiek op de gevolgde politiek ontbrak evenmin. Hoe dan ook, een terugtreden zou tot de val van de regering leidden, mogelijk zelfs tot de uitbraak van revolutie en een gevaar vormen voor het voortbestaan van de monarchie.
De Turkse regering viel eveneens niet te forceren, zeker niet op militaire wijze: dan liep men het gevaar het gehele Ottomaanse rijk 'in elkaar te zien storten, als een kast porselein'. Italië had bovendien bij hoog en laag beweerd de politieke status quo op de Balkan te willen blijven handhaven. Alleen geldnood zou Turkije eventueel tot de onderhandelingstafel kunnen brengen, 'maar de Turken hadden eigenlyk altyd in geldnood verkeerd en toch nog voort kunnen bestaan.'
Toch leek het uitoefenen van druk richting Constantinopel de enige reëele optie volgens Van Weede, aangezien de gespannen verhoudingen tussen de Europese mogendheden Frankrijk, Duitsland en Engeland een gezamenlijke actie uitsloten.

Verder onderhandelen

Halverwege december ontbrak het nog immer aan nadere instructies aan Van Weede omdat een concreet voorstel nog ver weg was. 'Ik werk letterlijk dag en nacht, schroom is mij steeds afwezig en de begrooting wordt nu ook in eens nog deze week aan de orde gesteld', zo schreef de minister desondanks eerder. Daarnaast was de Turkse gezant in Nederland (Anstarchi?) vrij ernstig ziek, waardoor er geen overleg met hem had plaats kunnen vinden. Uit vertrouwelijke gesprekken met de Italiaanse gezant, de hertog de Calvello, had De Marees echter weer moed gevat. Een bemiddeling werd door hem toegejuicht, ook al twijfelde hij aan de oprechtheid van sommige mogendheden om de oorlog te beëindigen.
Enerzijds lag er dus nog geen concreet voorstel op tafel, anderzijds konden gesprekken op hoog niveau wel een bruikbare basis hiervoor vormen. Van Weede kreeg daarom toestemming in Rome nu ook met de Franse en Oostenrijkse ambassadeur te gaan praten. Ook moest hij voorzichtig de stemming van de Italiaanse regering gaan sonderen of de regering bereid zou zijn in te gaan op een voorstel om met Turkije door Nederlandse bemiddeling besprekingen te houden 'zonder zich a priori op het standpunt te stellen dat de vraag of Tripoli kan blijven onder de opperhoogheid van den Sultan, niet discutabel is?'
Ondertussen gaf De Marees tevens opdracht aan de Nederlandse gezanten te Londen, Parijs, Berlijn en Wenen vernieuwde inspanningen te doen 'om zoo mogelijk tot mediatie te geraken'. Volgens Van Weede zou Italië hoe dan ook nooit bereid zijn te onderhandelen zonder erkenning van haar soevereiniteit over Tripoli. Ook de Oostenrijkse ambassadeur, Von Merey, kon zich niets voorstellen dat tot nadere stappen op dit gebied zou leiden.

Roemloos einde

Aan het begin van 1912 werd plotseling vernomen dat grootmacht Rusland de rol van bemiddelaar in het conflict op zich wilde gaan nemen. De Nederlandse rol, nooit goed van de grond gekomen, was daarmee feitelijk uitgespeeld. Binnen een jaar werd de onderlinge vrede alsnog getekend. Met het verdrag van Lausanne, dat op 18 oktober 1912 werd gesloten tussen Italië en Turkije (het Ottomaanse Rijk), werden Tripoli en Cyrenaika (de Turkse provincie Libië) Italiaans grondgebied.
Op 26 april 1915 ondertekende Italië, onder premier Salandra en minister van Buitenlandse Zaken Sonnino, het verdrag van Londen. De Entente (de geallieerden) beloofde Italië onder meer de Italiaans sprekende Trentino, Duits-talig Zuid-Tirol, alle land ten westen van een lijn vanaf de Golf van Fiume (met Triëst en het schiereiland Istrië), enkele havens aan de Dalmatische kust, Italiaanse soevereiniteit over de Dodekanesus en Libië, in ruil waarvoor Italië binnen een maand mee zou doen aan de oorlog. Italië vocht vervolgens aan Geallieerde zijde een bloedige oorlog uit (het vaak vergeten Italiaanse front, met anderhalf miljoen doden). Mede als gevolg hiervan, bleef Libië nog tot begin 1947 Italiaans grondgebied.

Persoonlijke diplomatie

De poging tot bemiddeling in het conflict in Libië is een, tot nog toe, vrijwel onbekende voetnoot uit de Nederlandse diplomatieke geschiedenis. Opmerkelijk genoeg handelde de minister daarbij grotendeels op eigen gezag: buiten kennis dus van de koningin of de ministerraad. Dit kostte hem uiteindelijk ook bijna zijn baan.
Van daadwerkelijke vredesonderhandelingen is desondanks nooit sprake geweest. De minister spreekt zelf ook niet voor niets van mediatie, oftewel bemiddeling in diplomatieke vaktaal. Zijn persoonlijke diplomatie in deze, is nu juist een onmisbaar element in die kringen waar persoonlijke relaties zo belangrijk zijn. Zijn veroordeling zegt wellicht meer iets over de autocratische Nederlandse regeringsstijl van die tijd, waarin de koningin almachtig was.

Documentanalyse

Een en ander blijkt tevens uit een documentanalyse vanuit archivistisch standpunt. De gezant in Rome werd in eerste instantie op 20 november 1911 per cijfertelegram door het ministerie op de hoogte gebracht van het feit dat hij ouvertures kon verwachten van de Duitse ambassadeur Jagow. Op het departement moet aldus wel enige kennis zijn geweest over de kwestie. Een dag later besloot de minister hem tevens persoonlijk ('Amice') te schrijven.
Dit briefje, weliswaar geschreven op briefpapier van het ministerie van BuZa (zie brievenhoofd in het frans linksboven) maar zonder verdere kenmerken, valt geheel buiten de ambtelijke registratuur. In wezen vormt het daarmee dus een vroege voorloper van de blauwe brieven van enkele decennia later (zie mijn diverse blogs over dit onderwerp).

[Persoonlijke brief van de minister. bron: Nationaal Archief, Gezantschap Italië 1911-1940, inv.nr. 283.]

In dit briefje, gedateerd 21 november [1911], schrijft de minister onder meer het volgende: 'die eerste onderhandelingen gingen alle door particuliere brieven waarvan afschriften gehouden moeten worden en dat kan ik aan geen derde persoon toevertrouwen, dus ik begin schrijfkramp te krijgen.'
Aan het begin van diezelfde brief veroorloofde de minister zich tevens een andere, administratieve opmerkzaamheid: vanwege de (nieuw gebruikte?) gele enveloppen (vermoedelijk als omslagen gebruikt in de diplomatieke koeriersdienst), wenste hij de gezant 'niet [ook] een gelijkkleurige koorts' toe.

[De minister op zijn werkkamer omgeven door dossiers en portefeuilles. bron: het Geheugen van Nederland]

De 'gemakzuchtige' minister De Marees van Swinderen toont zich daarmee in meerdere opzichten in een ander daglicht dan tot nog toe algemeen is aangenomen. Geen - concrete - daden maar diplomatieke woorden wellicht, maar toch.

Bronnen:

Biografisch lemma over R. de Marees van Swinderen:
http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn1/marees
Mark Thompson, De witte oorlog. Het Italiaanse front 1915-1919 (Amsterdam 2009)
Michael J. Riems, 'Een frisse wind door een stoffig departement. Reneke de Marees van Swinderen (1908-1913)', in: Jaarboek Buitenlandse Zaken
http://www.mfa.nl/contents/pages/1219/marees.pdf
Nationaal Archief, Inventaris van het gezantschap Italië 1911-1940, inv.nrs. 272 t/m 285.