Geschiedenis komt wezenlijk steeds dichterbij naarmate de tijd vordert, zo luidt de enigszins paradoxale conclusie van de afgelopen decennia.
In 1985 verscheen het boek 'The past is a foreign country' van David Lowenthal over het ontstaan van de 'heritage industry', oftewel 'cultural heritage' (lees erfgoed). Geschiedenis dient volgens hem niet langer meer als basis voor macht of privileges; meritocratie en democratie hebben daar tenslotte een einde aan gemaakt.
Maar omdat het verschil of de afstand tussen het heden en het verleden steeds groter werd, ontstond er tegelijkertijd door allerlei groepen een groeiende behoefte aan om - van alles - over hun eigen verleden te bewaren.
Deze nieuwe bewaarimpuls heeft vervolgens ook van alles geschiedenis gemaakt: landschappen, steden, gebouwen maar ook mobiel erfgoed (oldtimers). Erfgoed is dus m.a.w. vastlegging van de cultuur tot een onveranderlijke waarde, waarbij ook papier tot een object wordt i.p.v. louter procesgebonden informatie.
Om, met het einde van het millennium in zicht, nog iets van dit alles te kunnen bevatten werd steeds vaker een analogie gezocht met computers en hun - onvoorstelbaar groot - geheugen.
Deze metafoor werd, behalve voor het verleden in bredere zin, ook binnen het archiefwezen erg populair. Het Nationaal Archief is niets minder dan het 'nationale geheugen' of 'het geheugen van Nederland'. Memory studies zijn inmiddels dan ook een eigen, academische discipline geworden.
Deze mondelinge geschiedenis werd in de jaren negentig op grootschalige wijze uitgewerkt in het Shoah-project: het interviewen voor de camera van alle joodse overlevenden van de Holocaust.
Maar er zijn ook tal van kleinere initiatieven. In Nederland wacht ik desondanks nog altijd op een project om alle honderdjarigen te interviewen: in plaats van een telegram van de burgemeester of koningin, lijkt dat mij veel zinvoller.
Als uitwerking van de persoonlijke beleving van geschiedenis duikt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw het woord 'getuigenissen' of 'ooggetuigen ook steeds vaker in boektitels op.
Deze verschuiving werd nog eens versterkt door de snelle opkomst van massamedia in de 20e eeuw en de beschikking over andere bronnen als kranten, televisie, radio en fotografie. Audiovisele bronnen (beeld en geluid) vervingen zodoende in toenemende mate het geschreven woord, dit mede ter reflectie van de langzame omslag van de schriftcultuur naar een beeldcultuur. Het 19e-eeuwse primaat van bestudering van archiefbronnen als de enige basis voor het beschrijven van geschiedenis verdween zodoende.
Met name de overheidsbureaucratie heeft op dit vlak gezorgd voor een ware explosie: enorme papieren bergen die van zijn levensdagen nooit meer door iemand in zijn compleetheid bestudeerd kunnen of zullen worden. Zelfs losse onderdelen van een ministerie vallen nauwelijks te behappen.
Geschiedtheoreticus Pierre Nora heeft daarom ook wel gezegd dat het historsche geheugen vrijwel exclusief 'archival memory' is geworden: uit angst om iets te verliezen aan informatie wordt alles beschreven en bewaard. De bewaarfunctie van archieven is daarmee een doel op zich geworden, terwijl archivarissen voorheen nog meer van het systematisch weggooien waren. Nora heeft het zelfs over 'the "terroristic" effect of historicized memory'.
Wie of wat was ondertussen eigenlijk nog geschiedenis? Om die vraag te beantwoorden werd de canon ingevoerd - een laatste hulpmiddel tegen het grote vergeten zeg maar. De legitimering van weleer, zoals ontleend aan de geschiedenis, werd door de overheid nu aan (nationale) identiteit gekoppeld omdat Nederland hieromtrent in verwarring was.
Door middel van de samenstelling van een historische canon werd rond de eeuwwisseling nog een keer geprobeerd ons aller verleden voor de toekomst veilig te stellen. Is een definitieve vastlegging van de geschiedenis echter wel mogelijk, vroegen onmiddellijk de critici. Bovendien volgden er daarop tal van provinciale, regionale of stedelijke historische canons maar ook canons op tal van andere terreinen (natuurkunde, geneeskunde etc.). Deze talloze navolging ondergroef zo deels weer het overkoepelend uitgangspunt van de canon.
Gerelateerde blogs:
Geschiedenis verjongt alsmaar (1): heden
Erfgoed
In 1985 verscheen het boek 'The past is a foreign country' van David Lowenthal over het ontstaan van de 'heritage industry', oftewel 'cultural heritage' (lees erfgoed). Geschiedenis dient volgens hem niet langer meer als basis voor macht of privileges; meritocratie en democratie hebben daar tenslotte een einde aan gemaakt.
Maar omdat het verschil of de afstand tussen het heden en het verleden steeds groter werd, ontstond er tegelijkertijd door allerlei groepen een groeiende behoefte aan om - van alles - over hun eigen verleden te bewaren.
Deze nieuwe bewaarimpuls heeft vervolgens ook van alles geschiedenis gemaakt: landschappen, steden, gebouwen maar ook mobiel erfgoed (oldtimers). Erfgoed is dus m.a.w. vastlegging van de cultuur tot een onveranderlijke waarde, waarbij ook papier tot een object wordt i.p.v. louter procesgebonden informatie.
Geheugen
De grootschalige maatschappelijke veranderingen in de 20e eeuw brachten daarnaast een versnelling van de geschiedenis teweeg. De snelle opeenvolging van gebeurtenissen en veranderingen op allerlei terrein kende zijn weerga niet. De directe link of band met het verleden werd, vanuit menselijk perspectief bekeken, steeds eerder of sneller verbroken. Of het nu om generatiewisselingen gaat of produkttechnologie, de geschiedenis snelt ons voorbij.Om, met het einde van het millennium in zicht, nog iets van dit alles te kunnen bevatten werd steeds vaker een analogie gezocht met computers en hun - onvoorstelbaar groot - geheugen.
Deze metafoor werd, behalve voor het verleden in bredere zin, ook binnen het archiefwezen erg populair. Het Nationaal Archief is niets minder dan het 'nationale geheugen' of 'het geheugen van Nederland'. Memory studies zijn inmiddels dan ook een eigen, academische discipline geworden.
'Oral history'
Behalve een grote versnelling, had er tussentijds tevens een verbreding van de geschiedenis plaatsgevonden. In de jaren zestig en zeventig gingen maatschappij-kritische studenten de straat op om interviews met gewone mensen te maken. Hun verhalen over het leven van alledag in fabrieken e.d. - later ook wel 'a people's history' genoemd - moest een tegenwicht gaan bieden tegenover de elitaire benadering van geschiedenis, waar zogeheten 'dead white males' tot dan toe de boventoon voerden.Deze mondelinge geschiedenis werd in de jaren negentig op grootschalige wijze uitgewerkt in het Shoah-project: het interviewen voor de camera van alle joodse overlevenden van de Holocaust.
Maar er zijn ook tal van kleinere initiatieven. In Nederland wacht ik desondanks nog altijd op een project om alle honderdjarigen te interviewen: in plaats van een telegram van de burgemeester of koningin, lijkt dat mij veel zinvoller.
Als uitwerking van de persoonlijke beleving van geschiedenis duikt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw het woord 'getuigenissen' of 'ooggetuigen ook steeds vaker in boektitels op.
Andere bronnen
Een en ander maakte dat de nadruk binnen de geschiedenis steeds meer kwam te liggen op bestudering van de contemporaine geschiedenis. Het - recente - heden verving zo in toenemende mate het - verdere - verleden als zijnde aandachtig voor de geschiedenis, mede omdat de maatschappelijke ontwikkelingen elkaar in sneller tempo dan voorheen opvolgden.Deze verschuiving werd nog eens versterkt door de snelle opkomst van massamedia in de 20e eeuw en de beschikking over andere bronnen als kranten, televisie, radio en fotografie. Audiovisele bronnen (beeld en geluid) vervingen zodoende in toenemende mate het geschreven woord, dit mede ter reflectie van de langzame omslag van de schriftcultuur naar een beeldcultuur. Het 19e-eeuwse primaat van bestudering van archiefbronnen als de enige basis voor het beschrijven van geschiedenis verdween zodoende.
Bureaucratie
De schriftcultuur kreeg nog wel één megaboost vanaf de 19e eeuw: de door vrijwel iedereen verfoeide bureaucratie en zijn strakke, op rationele regels gebaseerde hiërarchie. Documenten gaven achtereenvolgens vorm en uiting aan de organisatie: niet alleen de bedrijfsindeling, maar ook het type handeling.Met name de overheidsbureaucratie heeft op dit vlak gezorgd voor een ware explosie: enorme papieren bergen die van zijn levensdagen nooit meer door iemand in zijn compleetheid bestudeerd kunnen of zullen worden. Zelfs losse onderdelen van een ministerie vallen nauwelijks te behappen.
Geschiedtheoreticus Pierre Nora heeft daarom ook wel gezegd dat het historsche geheugen vrijwel exclusief 'archival memory' is geworden: uit angst om iets te verliezen aan informatie wordt alles beschreven en bewaard. De bewaarfunctie van archieven is daarmee een doel op zich geworden, terwijl archivarissen voorheen nog meer van het systematisch weggooien waren. Nora heeft het zelfs over 'the "terroristic" effect of historicized memory'.
Geschiedenis? Canon!
Wie of wat was ondertussen eigenlijk nog geschiedenis? Om die vraag te beantwoorden werd de canon ingevoerd - een laatste hulpmiddel tegen het grote vergeten zeg maar. De legitimering van weleer, zoals ontleend aan de geschiedenis, werd door de overheid nu aan (nationale) identiteit gekoppeld omdat Nederland hieromtrent in verwarring was.
Door middel van de samenstelling van een historische canon werd rond de eeuwwisseling nog een keer geprobeerd ons aller verleden voor de toekomst veilig te stellen. Is een definitieve vastlegging van de geschiedenis echter wel mogelijk, vroegen onmiddellijk de critici. Bovendien volgden er daarop tal van provinciale, regionale of stedelijke historische canons maar ook canons op tal van andere terreinen (natuurkunde, geneeskunde etc.). Deze talloze navolging ondergroef zo deels weer het overkoepelend uitgangspunt van de canon.
Gerelateerde blogs:
Geschiedenis verjongt alsmaar (1): heden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten