Samuel D. Kassow, Wie schrijft onze geschiedenis. Het dramatische verhaal van het verborgen archief uit het Getto van Warschau [Amsterdam 2009; Balans]; 632 blz, isbn 9-789460 030109
Summary
This is an extraordinary book about an even more extraordinary story: the archivalization of Jewish identity in pre-war Poland culminating in the period of the Ghetto of Warsaw (October 1940-May 1944). This archive, called Oneg Shabbat, was initially set up by the historian Emanuel Ringelblum to document daily life under German occupation: in the end it became a true survivors tale. A team of about sixty people helped him in this self-appointed task, unaware of each others activities, in order to achieve maximum objectivity.
Dit is zonder meer een uitzonderlijk boek; tevens is het een opmerkelijk verhaal en ook verplichte lectuur voor (aankomend) archivarissen. Samuel Kassow (1946) is hoogleraar en specialist in o.a. de geschiedenis van de holocaust en in de moderne joodse geschiedenis. Door middel van dit boek heeft hij het zogeheten Oneg Shabbat-archief ontsloten.
Het boek vertelt in wezen het verhaal over de grondlegger van dat archief en zijn naaste medewerkers en geeft vervolgens een beschrijving van de inhoud van het archief. Dat klinkt misschien erg technisch en saai, maar is dat allesbehalve.
In een interview onderstreepte de auteur nogmaals het belang van documenten ('de confrontatie met een ongecensureerde getuigenis'), zeker wanneer de laatste getuigen overleden zijn en via films e.d. alleen nog een geromantiseerd beeld van de geschiedenis bestaat.
De grondlegger van het archief was een historicus genaamd Emanuel Ringelblum (1900-maart 1944). Hij was afkomstig uit een linkse, seculiere cultuur die de studie van de Joodse geschiedenis en de Jiddische literatuur omarmde als de bouwstenen van de nieuwe Joodse identiteit. Hij begon als leraar en was vanaf 1925 tevens werkzaam als redacteur voor een Joods wetenschappelijk instituut: YIVO.
Joden hadden in zijn visie geen mythes nodig (lees religie) maar Joodse historici dienden belangrijke nationale en politieke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Wat dit boek zijdelings ook duidelijk komt is de enorme verdeeldheid onder de joden in Polen. Hier ligt tevens een - klein - deel van het antwoord waarom het verzet tegen de Duitsers pas zo laat op gang kwam.
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontstond bij Ringelblum in toenemende mate de gedachte dat de overwinnaars de geschiedenis schrijven en dat de joodse stem dus niet gehoord zou worden. Hij voorzag als het ware de ondergang c.q. vernietiging van het Poolse jodendom, al geloofde hij aanvankelijk nog in overleving na de oorlog. Daarom gaf hij opdracht tot de documentatie van het dagelijkse leven in het getto van Warschau: het zogeheten 'Tweëeneenhalf jaar project'. Documenten moesten de joden als het ware overleven in de nieuwe, na-oorlogse sociale orde.
Oneg Shabbat was een clandestiene organisatie van professionele en amateur-historici met als belangrijkste doelstelling het beschrijven van alle facetten van het joodse leven. De circa zestig mensen wisten ook niet van elkaar dat ze rapporteerden, dit ter bevordering van de algemene objectiviteit. Slechts drie medewerkers zouden uiteindelijk de oorlog overleven. Van het archief zijn twee van de drie delen na de oorlog ontdekt met behulp van een van hen.
Ronduit beklemmend wordt het verhaal pas echt als de beschrijving van het getto van Warschau begint. Vanaf het najaar van 1940 sloten de Duitse bezetters een deel van de stad af, een deel dat bovendien steeds kleiner werd. Joden werd aanvankelijk in de vorm van de Joodse Raad zelfbestuur geboden, ook was er een eigen politiedienst en er was gelegenheid om te werken in fabrieken. De Duitsers hielden op die manier bewust de schijn van enige normaliteit op.
Ringelblums werk zou overigens niet plaats hebben kunnen vinden zonder zijn hoge positie in de vooroorlogse Joint Distribution Committee, later voortgezet in de Aleynhilf. Die gaf onder diverse namen leiding aan een netwerk van bijstandsinstellingen, gaarkeukens en huiscomités. Woningen lagen bijvoorbeeld vaak rond een hoyf of binnenplaats: dit vormde dan ook de sociale basiseenheid, bv. bij het vrijkopen van gegijzelden.
In juli 1942 begon de grote deportatie en vanaf begin 1943 kwam het gewapend verzet op gang; een kleine anderhalf jaar later was het getto van Warschau verleden tijd. In aanvang leefden er ca. 380.000 mensen in het getto; de overgrote meerderheid van hen (300.000) werd in de zomer van 1942 afgevoerd naar het pas gereedgekomen vernietigingskamp Treblinka. Vele tienduizenden stierven tussentijds door honger, ondervoeding of later wegens het geboden verzet.
Dit boek onderschrijft bovenal de grote kracht van documenten. Dankzij deze, telkens unieke, stukken zijn talloze doodgemaakte stemmen bewaard gebleven. Het archief telt zo'n 30-35.000 documenten: dagboeken, brieven, gedichten, tekeningen, portretten, identiteitsbewijzen etc. Uit het aangrijpende relaas van Kassow haal ik verder geen voorbeelden aan; dit boek moet eenvoudigweg worden gelezen.
Een en ander laat tevens zien hoe 'communities' of gemeenschappen ook zelf kunnen archiveren; daar heb je de overheid in wezen niet voor nodig. Met name in de Angelsaksische archiefwetenschappen is hier het nodige over geschreven, waar men vaker met inheemse groepen mensen te maken krijgt zonder schriftelijk verleden.Voor grote groepen Nederlanders, als Marokkanen en Turken, geldt inmiddels hetzelfde: zij zitten in Nederland zonder een duidelijk gedocumenteerd eigen verleden.
In Nederland zijn particuliere archieven inmiddels ondergesneeuwd geraakt in een (vruchteloos) debat over de nieuwe selectiemethodiek. Eventjes waren zij 'ontdekt' om het gat tussen de officiële geschiedenis namens de overheid en de dagelijkse beleving van gewone mensen te vullen, maar enige politieke steun is verder uitgebleven.
Archiefinstellingen kunnen groepen migranten (anders dan hun vertegenwoordigende organisaties op landelijk niveau) hierbij zeker de hulpende hand bieden, met behulp van onder meer bezoeken aan moskeebesturen, theehuizen e.d. Leg deze mensen het belang van archieven en archiveren en de koppeling met hun zoektocht naar identiteit uit voordat het te laat is.
In de recente aflevering van Verborgen Verleden over Nasrdin Dchar zagen we hoe bv. de burgerlijke stand in Marokko alleen bestaat voor de periode van na 1950. Behalve dat stamboomonderzoek daar dus vrij problematisch is, gaat het inmiddels echter ook om collectieve ervaringen van onder meer gastarbeiders of thema's als gezinshereniging. In de documentaire 'Ik zie een verre reis' van Fidan Ekiz, die over de wens tot emigratie (of terugkeer) naar Turkijke gaat, staat onder meer de jaarlijkse vakantietrektocht naar Turkije met busjes of auto's centraal.
Hier ligt me dunkt een mooi initiatief voor archieven om mede namens de overheid het publieksbereik te vergroten, ook met het oog op de toekomst. Hun geschiedenis is inmiddels ook onze geschiedenis geworden in plaats van andersom, waardoor we telkens in etnische entiteiten blijven hangen, en waarbij we vinden dat onze nationale geschiedenis (de canon) eigenlijk ook hun geschiedenis is.
Dit boek ligt momenteel bij de betere boekhandel (Selexys keten) in de ramsj (ik durf het woord nauwelijks te noemen vanwege de context) voor 6.90 euro! Bestellen kan ook via deze link.
Voor de prijs hoeft u het dus zeker niet te laten; neem daarom gelijk ook een exemplaar mee voor een bevriende collega of kennis.
Kortom: lees dit boek, bewonder, huiver en leer.
Summary
This is an extraordinary book about an even more extraordinary story: the archivalization of Jewish identity in pre-war Poland culminating in the period of the Ghetto of Warsaw (October 1940-May 1944). This archive, called Oneg Shabbat, was initially set up by the historian Emanuel Ringelblum to document daily life under German occupation: in the end it became a true survivors tale. A team of about sixty people helped him in this self-appointed task, unaware of each others activities, in order to achieve maximum objectivity.
Samuel Kassow
Dit is zonder meer een uitzonderlijk boek; tevens is het een opmerkelijk verhaal en ook verplichte lectuur voor (aankomend) archivarissen. Samuel Kassow (1946) is hoogleraar en specialist in o.a. de geschiedenis van de holocaust en in de moderne joodse geschiedenis. Door middel van dit boek heeft hij het zogeheten Oneg Shabbat-archief ontsloten.
Het boek vertelt in wezen het verhaal over de grondlegger van dat archief en zijn naaste medewerkers en geeft vervolgens een beschrijving van de inhoud van het archief. Dat klinkt misschien erg technisch en saai, maar is dat allesbehalve.
In een interview onderstreepte de auteur nogmaals het belang van documenten ('de confrontatie met een ongecensureerde getuigenis'), zeker wanneer de laatste getuigen overleden zijn en via films e.d. alleen nog een geromantiseerd beeld van de geschiedenis bestaat.
Emanuel Ringelblum
De grondlegger van het archief was een historicus genaamd Emanuel Ringelblum (1900-maart 1944). Hij was afkomstig uit een linkse, seculiere cultuur die de studie van de Joodse geschiedenis en de Jiddische literatuur omarmde als de bouwstenen van de nieuwe Joodse identiteit. Hij begon als leraar en was vanaf 1925 tevens werkzaam als redacteur voor een Joods wetenschappelijk instituut: YIVO.
Joden hadden in zijn visie geen mythes nodig (lees religie) maar Joodse historici dienden belangrijke nationale en politieke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Wat dit boek zijdelings ook duidelijk komt is de enorme verdeeldheid onder de joden in Polen. Hier ligt tevens een - klein - deel van het antwoord waarom het verzet tegen de Duitsers pas zo laat op gang kwam.
Oneg Shabbat
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontstond bij Ringelblum in toenemende mate de gedachte dat de overwinnaars de geschiedenis schrijven en dat de joodse stem dus niet gehoord zou worden. Hij voorzag als het ware de ondergang c.q. vernietiging van het Poolse jodendom, al geloofde hij aanvankelijk nog in overleving na de oorlog. Daarom gaf hij opdracht tot de documentatie van het dagelijkse leven in het getto van Warschau: het zogeheten 'Tweëeneenhalf jaar project'. Documenten moesten de joden als het ware overleven in de nieuwe, na-oorlogse sociale orde.
Oneg Shabbat was een clandestiene organisatie van professionele en amateur-historici met als belangrijkste doelstelling het beschrijven van alle facetten van het joodse leven. De circa zestig mensen wisten ook niet van elkaar dat ze rapporteerden, dit ter bevordering van de algemene objectiviteit. Slechts drie medewerkers zouden uiteindelijk de oorlog overleven. Van het archief zijn twee van de drie delen na de oorlog ontdekt met behulp van een van hen.
Opgraving van het archief (1946). Illustratie uit besproken boek. |
Getto
Ronduit beklemmend wordt het verhaal pas echt als de beschrijving van het getto van Warschau begint. Vanaf het najaar van 1940 sloten de Duitse bezetters een deel van de stad af, een deel dat bovendien steeds kleiner werd. Joden werd aanvankelijk in de vorm van de Joodse Raad zelfbestuur geboden, ook was er een eigen politiedienst en er was gelegenheid om te werken in fabrieken. De Duitsers hielden op die manier bewust de schijn van enige normaliteit op.
Ringelblums werk zou overigens niet plaats hebben kunnen vinden zonder zijn hoge positie in de vooroorlogse Joint Distribution Committee, later voortgezet in de Aleynhilf. Die gaf onder diverse namen leiding aan een netwerk van bijstandsinstellingen, gaarkeukens en huiscomités. Woningen lagen bijvoorbeeld vaak rond een hoyf of binnenplaats: dit vormde dan ook de sociale basiseenheid, bv. bij het vrijkopen van gegijzelden.
In juli 1942 begon de grote deportatie en vanaf begin 1943 kwam het gewapend verzet op gang; een kleine anderhalf jaar later was het getto van Warschau verleden tijd. In aanvang leefden er ca. 380.000 mensen in het getto; de overgrote meerderheid van hen (300.000) werd in de zomer van 1942 afgevoerd naar het pas gereedgekomen vernietigingskamp Treblinka. Vele tienduizenden stierven tussentijds door honger, ondervoeding of later wegens het geboden verzet.
Documenten
Dit boek onderschrijft bovenal de grote kracht van documenten. Dankzij deze, telkens unieke, stukken zijn talloze doodgemaakte stemmen bewaard gebleven. Het archief telt zo'n 30-35.000 documenten: dagboeken, brieven, gedichten, tekeningen, portretten, identiteitsbewijzen etc. Uit het aangrijpende relaas van Kassow haal ik verder geen voorbeelden aan; dit boek moet eenvoudigweg worden gelezen.
Een en ander laat tevens zien hoe 'communities' of gemeenschappen ook zelf kunnen archiveren; daar heb je de overheid in wezen niet voor nodig. Met name in de Angelsaksische archiefwetenschappen is hier het nodige over geschreven, waar men vaker met inheemse groepen mensen te maken krijgt zonder schriftelijk verleden.Voor grote groepen Nederlanders, als Marokkanen en Turken, geldt inmiddels hetzelfde: zij zitten in Nederland zonder een duidelijk gedocumenteerd eigen verleden.
Particuliere archieven
In Nederland zijn particuliere archieven inmiddels ondergesneeuwd geraakt in een (vruchteloos) debat over de nieuwe selectiemethodiek. Eventjes waren zij 'ontdekt' om het gat tussen de officiële geschiedenis namens de overheid en de dagelijkse beleving van gewone mensen te vullen, maar enige politieke steun is verder uitgebleven.
Archiefinstellingen kunnen groepen migranten (anders dan hun vertegenwoordigende organisaties op landelijk niveau) hierbij zeker de hulpende hand bieden, met behulp van onder meer bezoeken aan moskeebesturen, theehuizen e.d. Leg deze mensen het belang van archieven en archiveren en de koppeling met hun zoektocht naar identiteit uit voordat het te laat is.
Identiteit
In de recente aflevering van Verborgen Verleden over Nasrdin Dchar zagen we hoe bv. de burgerlijke stand in Marokko alleen bestaat voor de periode van na 1950. Behalve dat stamboomonderzoek daar dus vrij problematisch is, gaat het inmiddels echter ook om collectieve ervaringen van onder meer gastarbeiders of thema's als gezinshereniging. In de documentaire 'Ik zie een verre reis' van Fidan Ekiz, die over de wens tot emigratie (of terugkeer) naar Turkijke gaat, staat onder meer de jaarlijkse vakantietrektocht naar Turkije met busjes of auto's centraal.
Hier ligt me dunkt een mooi initiatief voor archieven om mede namens de overheid het publieksbereik te vergroten, ook met het oog op de toekomst. Hun geschiedenis is inmiddels ook onze geschiedenis geworden in plaats van andersom, waardoor we telkens in etnische entiteiten blijven hangen, en waarbij we vinden dat onze nationale geschiedenis (de canon) eigenlijk ook hun geschiedenis is.
Tip
Dit boek ligt momenteel bij de betere boekhandel (Selexys keten) in de ramsj (ik durf het woord nauwelijks te noemen vanwege de context) voor 6.90 euro! Bestellen kan ook via deze link.
Voor de prijs hoeft u het dus zeker niet te laten; neem daarom gelijk ook een exemplaar mee voor een bevriende collega of kennis.
Kortom: lees dit boek, bewonder, huiver en leer.