Fietsen was eind negentiende eeuw beslist geen vanzelfsprekendheid - laat staan het afleggen van grote afstanden. Wielrijden moest je aanvankelijk leren in een aparte rijschool, waartoe er diverse in grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht werden opgericht. Tegelijkertijd waren de machines duur en dus lang niet voor iedereen weggelegd: fietsen was vooralsnog alleen iets voor de gegoede klasse.
Summary
Cycling in the Netherlands was from a very early stage (1883) largely organized through the Royal Dutch touring club. Cycling was seen as an energetic excercise reserved for the upper middle class. Club members often went outside the city into the surrounding countryside. Some of them ventured even further and explored the European continent from the mid 1880s.
Het wielrijden had vanaf het prille begin een belangrijke bondgenoot nadat er begin jaren tachtig enkele lokale clubs waren opgericht. In 1883 werd te Utrecht de Nederlandsche VĂ©locipedistenbond opgericht die twee jaar later tot de ANWB werd omgedoopt of Algemene Nederlandsche Wielrijders-Bond. Als belangrijke vorm van promotie werd een eigen tijdschrift in het leven geroepen: de Kampioen (1884). Verder waren er regionale clubbijeenkomsten en georganiseerde toertochten. Leden hadden tevens een eigen bondskostuum.
Dr. J.C. Burkens, arts te Leiden, voorvechter van diverse sociale kwesties en tevens de latere eerste secretaris van de bond vanaf 1891, verwoordde de belangrijkste reden om te fietsen aldus:
Het moge duidelijk zijn dat Burkens hoge verwachtingen had van de fiets en zijn berijder. Kon het bekende, 19e-eeuwse beeld van Nederland in verval worden gekeerd d.m.v. prestatiedrang en durf op deze nieuwe machine?
De Engelsman C.H. (Charles) Bingham is een van Nederlands' fietspioniers en tevens mede-oprichter van de ANWB. Aan de hand van tochten door het land stelde hij in 1884 het zogeheten 'Handboek' samen, de voorloper van de latere reiswijzer. Dit boek bestond uit ' omschrijvingen der wegen tusschen de belangrijkste plaatsen van Nederland, lijsten der consuls-hotels, koffijhuizen en reparateurs, met adressen, in de steden en grootere dorpen, benevens enige andere mededelingen.'
De Kampioen stelde als norm voor 'groote tochten' 70 K.M. per dag en vroeg zijn leden verslagen hieromtrent in te zenden. Bingham was een van de eersten die dat deed.
Rond Pinksteren 1884 reed hij van Chiasso aan de Zwitsers-Italiaanse grens over de Alpen naar Mainz in Duitsland via de Cenere, Gotthard, Alpisnacht en Tittisee-passen. Hij reed deze 791 km lange tocht in 11 dagen, met een daggemiddelde van 72 km.
Zijn grootste dagbereik was maar liefst 151 en een halve km! Hij legde deze tocht zeer waarschijnlijk af op zijn 54 inch "Matchless", die hij vervolgens te koop aanbood voor fl. 180.-. (met enige schade aan het nikkel) wegens aanschaf van een lagere machine (een safety).
Max. Wagner vertrok in het najaar van 1884 op 10 september vanuit Den Haag. Zijn adres aldaar wordt gegeven als Noordstraat 38; hoewel inwoner van de stad, lijkt hij van oorsprong geen Hagenees te zijn geweest.
Door middel van dagtochten reed hij allereerst via Nijmegen, Keulen, Boppard, Alzey (Hessen) naar Mannheim. Hier arriveerde hij op 14 september om 12 uur. Later die middag reed hij nog met de plaatselijke V.C. naar Heidelberg en terug.
Vervolgens reed hij via Speier, Gemersheim, Weissenburg, Worth, Bitsch, Saargemund, Metz en Montmedy naar Sedan waar hij op 20 september arriveerde. Van Sedan ging hij weer op weg naar Den Haag.
Bronnen:
De Kampioen jaargang 1884
Eerder verschenen:
Wereldfietsen (1): de oorsprong
Summary
Cycling in the Netherlands was from a very early stage (1883) largely organized through the Royal Dutch touring club. Cycling was seen as an energetic excercise reserved for the upper middle class. Club members often went outside the city into the surrounding countryside. Some of them ventured even further and explored the European continent from the mid 1880s.
ANWB
Het wielrijden had vanaf het prille begin een belangrijke bondgenoot nadat er begin jaren tachtig enkele lokale clubs waren opgericht. In 1883 werd te Utrecht de Nederlandsche VĂ©locipedistenbond opgericht die twee jaar later tot de ANWB werd omgedoopt of Algemene Nederlandsche Wielrijders-Bond. Als belangrijke vorm van promotie werd een eigen tijdschrift in het leven geroepen: de Kampioen (1884). Verder waren er regionale clubbijeenkomsten en georganiseerde toertochten. Leden hadden tevens een eigen bondskostuum.
J.C. Burkens
Dr. J.C. Burkens, arts te Leiden, voorvechter van diverse sociale kwesties en tevens de latere eerste secretaris van de bond vanaf 1891, verwoordde de belangrijkste reden om te fietsen aldus:
Wij wielrijders waren jong en krachtig, wij reden niet om op gemakkelijke wijze onbekende streken te zien, wij beklommen ons wiel niet om in anderer gezelschap aangename uurtjes te slijten; de werkelijke oorzaak was de karaktertrek, eigen aan allen, die niet met een Jan-salie-geest doortrokken zijn: den drang om wat meer te praesteeren dan een ander; wij hadden meer dan genoeg van de muffe gymnastiekzaal met stoffige matrassen en militaire discipline, wij wilden ook trachten, onzen moed, onze vlugheid te beproeven in de open lucht. Het was dezelfde drang, die een jongen vogel het warme nest uitjaagt".In 1900 schreef dezelfde auteur overigens het hoofdstuk over de wielersport in Het Boek der Sporten van Jan Feith.
J.C. Burkens (illustratie uit 1908). Bron: Het Geheugen van Nederland. |
Het moge duidelijk zijn dat Burkens hoge verwachtingen had van de fiets en zijn berijder. Kon het bekende, 19e-eeuwse beeld van Nederland in verval worden gekeerd d.m.v. prestatiedrang en durf op deze nieuwe machine?
Charles Bingham
De Engelsman C.H. (Charles) Bingham is een van Nederlands' fietspioniers en tevens mede-oprichter van de ANWB. Aan de hand van tochten door het land stelde hij in 1884 het zogeheten 'Handboek' samen, de voorloper van de latere reiswijzer. Dit boek bestond uit ' omschrijvingen der wegen tusschen de belangrijkste plaatsen van Nederland, lijsten der consuls-hotels, koffijhuizen en reparateurs, met adressen, in de steden en grootere dorpen, benevens enige andere mededelingen.'
Bingham op zijn 'Matchless'. |
'Groote Tochten'
De Kampioen stelde als norm voor 'groote tochten' 70 K.M. per dag en vroeg zijn leden verslagen hieromtrent in te zenden. Bingham was een van de eersten die dat deed.
Rond Pinksteren 1884 reed hij van Chiasso aan de Zwitsers-Italiaanse grens over de Alpen naar Mainz in Duitsland via de Cenere, Gotthard, Alpisnacht en Tittisee-passen. Hij reed deze 791 km lange tocht in 11 dagen, met een daggemiddelde van 72 km.
Zijn grootste dagbereik was maar liefst 151 en een halve km! Hij legde deze tocht zeer waarschijnlijk af op zijn 54 inch "Matchless", die hij vervolgens te koop aanbood voor fl. 180.-. (met enige schade aan het nikkel) wegens aanschaf van een lagere machine (een safety).
M. Wagner
Max. Wagner vertrok in het najaar van 1884 op 10 september vanuit Den Haag. Zijn adres aldaar wordt gegeven als Noordstraat 38; hoewel inwoner van de stad, lijkt hij van oorsprong geen Hagenees te zijn geweest.
Door middel van dagtochten reed hij allereerst via Nijmegen, Keulen, Boppard, Alzey (Hessen) naar Mannheim. Hier arriveerde hij op 14 september om 12 uur. Later die middag reed hij nog met de plaatselijke V.C. naar Heidelberg en terug.
Vervolgens reed hij via Speier, Gemersheim, Weissenburg, Worth, Bitsch, Saargemund, Metz en Montmedy naar Sedan waar hij op 20 september arriveerde. Van Sedan ging hij weer op weg naar Den Haag.
Bronnen:
De Kampioen jaargang 1884
Eerder verschenen:
Wereldfietsen (1): de oorsprong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten