Zoeken in deze blog

Translate

Posts tonen met het label Maurits Wagenvoort. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Maurits Wagenvoort. Alle posts tonen

woensdag 6 april 2011

Wereldwandelen (10): G.W. Kriesz (2)

Kriesz verbleef in het najaar van 1913 enkele maanden in zijn geboortestad. Allereerst bracht hij een bezoek aan de redactie van het Rotterdamsch Nieuwsblad en stond hij een 'groote collectie foto's' van zijn reis af. Die werden getoond in de zogeheten Tijdingzaal (sinds 1894; van tijding of nieuws): een toonzaal in het gebouw van het RN waar de berichten werden geïllustreerd en toegelicht.

Lezing

Op maandag 25 augustus 1913 hield hij onder matige belangstelling een lezing van twee uur in de grote zaal van het Algemeen Verkooplokaal. Dit was een handelsgebouw aan de Goudsesingel waar tevens concerten en tentoonstellingen werden gehouden. Het verhaal kon uiteindelijk niet meer dan een bloemlezing zijn uit de meest spannende reisavonturen.
'Over medewerking op zijn tocht heeft hij niet te klagen gehad en hij kan er de ervaring hebben opgedaan, dat er goede menschen zijn onder alle rassen en onder alle hemelstreken.'

Amerika

Allereerst had hij geld ingezameld onder 'de cow-boys uit het Verre Westen' maar die moesten hier niets van hebben totdat een herbergierster een geestdriftige toespraak hield, waarna de dollars binnenstroomden. Het begin van de tocht over de Sierre Nevada in 1909 door 'voeten hoogen sneeuw' was al moeilijk genoeg: gedeeltelijk moest het gezelschap daardoor via de tunnels van de bergspoorweg.
Eenmaal in Californië moest een schip worden gevonden naar Hawaï. Dat lukte slechts als verstekeling in het vrachtruim omdat geen der schepen hen als werkend passagier mee wilde nemen. Een schip met een lading hooi voor Honolulu leek het geschiktst hiervoor, maar in plaats van een zachte landing belandde Kriesz bij het aftasten van het ruim in het donker op een berg steenkool.
Pas na twee dagen vertrok het schip, terwijl zij al die tijd zonder voedsel zaten. Eenmaal op volle zee kwamen de verstekelingen aan dek. Hoewel niet blij met hun aanwezigheid waar de proviand niet op was berekend, bereikte geen van een aantal ter plaatselijke verkoop meegenomen kippen van de kapitein zijn eindbestemming. Voor de vervolgpassages (o.a. naar de Filippijnen) werd telkens aan boord van een schip gewerkt.

Avonturen in China

In China ontmoette Kriesz te Anroy (Amoy) dr. Otte. Het betreft hier de Nederlands-Amerikaanse arts dr. John Abraham Otte (1861-1910) van de Amerikaanse missie, tevens oprichter en hoofd van het Hope ziekenhuis. Hij geldt als een van de grondleggers van de moderne medische wetenschap in de regio Xiamen-Fujian. Korte tijd na hun ontmoeting stierf hij op het eiland Gulangyu gedurende een pestepidemie (bekijk zijn archief).
Otte beval Kriesz aan bij een schatrijke Chinees wiens leven hij eens had gered. Na diens verhaal te hebben aangehoord, kreeg hij 500 dollar van hem. Vervolgens kreeg hij van zijn vrouwen en kinderen nog eens 600 dollar extra.
Aan de overkant van de rivier woonde diens broer. Nu had de wereldwandelaar inmiddels door dat Chinezen in gastvrijheid niet voor elkaar willen onderdoen, en hij verwachtte dan ook een flinke som geld. Na te hebben verteld dat hij ten huize van zijn broer 1.100 dollar had gekregen, hield de andere broer echter de beurs dicht onder het mom dat zijn broer genoeg had gegeven voor de hele familie.

Volksgebruiken

Te Kouton (Kanton?) verloor Kriesz bijna het leven door zijn onbekendheid met de plaatselijke volksgebruiken. Hij zag een kind in het water vallen, sprong er achteraan en bracht het (goed zwemmer als hij was) aan de wal. Daar werd hij met bamboetakken aangevallen. Gelukkig lag er een Engels oorlogsschip op de rivier waar hij aan boord kon. Met een sloep werd hij aan wal gebracht, maar zodra die terugroeide werden er stenen naar hem gegooid. Hij wist met moeite te ontkomen en vond onderdak in het Frans consulaat in de stad.
Ondertussen zag hij hoe het kind weer door zijn vader in het water werd gegooid. Op het consulaat werd uitgelegd dat Kriesz' ingrijpen als een onwelkome interventie werd gezien: als iemand in de rivier valt, dan behoort hij aan de God van de stroom toe en het zou ongeluk brengen over de hele stad als dit offer aan de rivier werd onttrokken.

Siam

De Siamezen (inwoners van het huidige Thailand) wilden de reizigers geen enkele hulp verlenen. Siam was een onafhankelijke staat en geen westerse kolonie, reden waarom het gezelschap vermoedelijk wantrouwend werd bekeken. Het gezelschap belandde onderweg zelfs ergens in een roversdorp.
Na een ogenschijnlijk vriendelijk begin, kreeg Kriesz al gauw een sabelhouw over het hoofd. Door zich te verschansen in een woning en met hun wapens en revolvers te schieten probeerden zij te ontkomen. Bij een poging tot uitval sneuvelde de Amerikaan ('een sabelhouw kloofde hem het hoofd tot aan de tanden'). Slechts de komst van een Franse patrouille uit het naburige Cambodja bracht de redding.

Nederlands-Indië

Hier verloor Kriesz zijn laatste reisgenoot (de Deen Andersen) die ziek werd en 'de wandeling' niet verder kon volhouden.' Alleen wandelde hij dwars door Borneo maar niet voor lang, 'want een Maleische schoone stal het hart van den koenen wereldreiziger en als zijn vrouw vergezelde zij hem verder op zijn tocht, terwijl zij zich - zooals gisteravond hier - verdienstelijk maakte door het verkoopen van aanzichtkaarten [sic] en portretten.'

'Wereldwandelaar af'?

De eigen lezing van Kriesz over zijn avonturen staan in schril contrast met het volgende krantenbericht van 28 februari 1911 - twee jaar eerder dus - onder de kop 'Wereldwandelaar af'.

'Men zal zich herinneren dat verleden jaar een tweede Ahasverus over Java rond tippelde, die uit Denver (U.S.A.) via de halve wereld naar Batavia was komen drentelen.
Deze heer, K. geheeten, toonde, eenmaal hier aangeland, weinig lust om zijn wandeling voort te zetten en bleef een klein jaar hier in den omtrek zwerven.
Nu is hij er van door met een meisje, dat hij te Palembang heeft geschaakt.
De Justitie verdenkt hem er bovendien van, een clandestien handelaar in vuurwapens te zijn.'

'Wandelende Jood'

De benaming Ahasverus verwijst naar de bijbelse legende van de wandelende jood, die Jezus op weg naar Golgotha geweigerd zou hebben onderdak te verlenen, en daardoor gedoemd was tot het einde der tijden over de aarde rond te zwerven.

Lanterfanters!

Kriesz' verblijf in Nederlands-Indië was al eerder dat jaar opgemerkt, evenmin weinig vleiend.

'De globetrotter Kriesz, zoo lezen we in het Nwbld. voor Palembang, vertoeft thans te Palembang, waar hij 30 Dec. een lezing over zijn avonturen hield.
Naaderhand komt zo'n doeniet in Nederland terug, schrijft over ,,Menschen en Dingen", en scheldt de Indische Pers uit ....'

In Nederlands-Indië was men het eerdere bezoek van Maurits Wagenvoort duidelijk nog niet vergeten. Die had het daarmee voor de volgende wereldwandelaars genoegzaam verpest.

Bronnen
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië 09-01-1911; 28-02-1911
Rotterdamsch Nieuwsblad 27-08-1913

vrijdag 1 april 2011

Wereldwandelen (8): Nederlandse klaplopers of globetrotters

Het wereldwandelen had vanaf eind 19e eeuw een grote vlucht genomen. Hoewel de meesten nog steeds platzak op reis gingen, hadden zij intussen wel een methode gevonden om onderweg geld te verdienen: meestal door het verkopen van prentbriefkaarten met hun portret erop of soms het geven van lezingen. Toch was er dudelijk ook iets meer aan de hand: het wereldwandelen was een uiting geworden van een bepaalde tijdsgeest.

Verdere uitwassen

Dit blijkt onder meer uit het langzaam doorsijpelen van het fenomeen naar de populaire cultuur. In 1911 verscheen in diverse kranten een bericht over de 'uitwassen' van het wereldwandelen onder de titel 'Padvinders op 't verkeerde pad'. Het bericht werd overgenomen uit het blad Land en Volk.
In een veelbezocht ontspanningsoord aan de Leidse straatweg werden de bezoekers door een paar van hun rijwiel afgestapte padvinders aldaar een brief aangeboden. Hierin stond te lezen dat zij op rondreis gegaan geheel zonder geld en door verkoop van sluitzegels van enveloppen in hun onderhoud moesten voorzien.

'Men kent het zeer onsympathieke type der ,,reizigers om de wereld'', die door het verkoopen van prentkaarten hun kost verdienen. Een eerste ,,wereldwandelaar'' was interessant, maar spoedig werd het een sport van lager allooi.'
'Moet de padvinderij nu ook al tot dergelijke buitensporigheden leiden? Moet daar vermomde bedelarij toegelaten worden, uitgeoefend door jongens van goeden huize, gelijk de padvinders in den regel zijn? Moet op die manier karakterbederf in de hand worden gewerkt?'

Nederlands-Indië

Het inmiddels negatieve imago van de wereldwandelaar blijkt eveneens uit een stukje onder de kop 'Sint Nicolaas in Indië' uit december 1912 over de viering van Sinterklaas aldaar.

'Onmiddellijk daarna stapt een khakikleurige meneer binnen. Zu Fuss um die Welt staat op zijn jasmouw. Een wereldwandelaar!
Een ware bezoeking: de man leurt met prentbriefkaarten en torst een reusachtig album, dat zoowel te Tehuantepec in Mexico als in TromsÖ nabij de Noordpool door een politie-commissaris werd afgestempeld.
N.B.: Dergelijke albums kan men tegenwoordig huren! .....'

Maurits Wagenvoort: 'den vermaarden literator-globetrotter'

Ook Maurits Wagenvoort (1859-1944) ontsnapte niet aan het inmiddels overwegend negatieve imago van de wereldwandelaar. In de Wikipedia wordt hij als 'langdurig reizend verslaggever' genoemd van het Algemeen Handelsblad, maar volgens een krantenbericht uit maart 1911 kon dat ook anders worden geïnterpreteerd.

'Twee jaren lang is Maurits Wagenvoort, als een prentbriefkaart-verkoopende wereldwandelaar hier in Indie blijven rondboemelen.
Daarna is hij, via het Tanganyika-Gebergte, voorbij Teheran, en Philadelphia naar Amersfoort getogen, en heeft een grooten mond opgezet tegen de menschen hier, die van zijn kleverige Joden-drukte niets moesten hebben.
In Nederland ziet men den domoor voor vol aan, in Nederland heeft men den onwetenden blaaskaak zoowaar opgenomen onder de medewerkers van het ,,standaard'' (!) werk Nederlandsch-Indie, onder de auspiciën van Minister Colijn uitgegeven.'

Jan de Groot

Begin oktober 1912 was Jan de Groot klaar voor zijn wereldreis te voet. Deze Amsterdammer had in zijn leven al van alles bij de hand gehad: als visser, in de kolenmijnen, op grote (oceaan?)stomers, als gids aan de Gare du Nord te Parijs. Ook had hij de Transvaalse Oorlog (Boerenoorlog) meegemaakt en in Egypte had hij aan een karavaan deelgenomen. Behalve zeer avontuurlijk ingesteld, kenmerkte hij zich 'als een guitig en prettig verteller.'
Daarnaast was hij lid van de loge Broedergetrouw van de I.O.G.T (International Order of the Good Templars), die de geheelonthouding voorstond. Geheelonthouding was eind 19e-begin 20e eeuw een grote maatschappelijke beweging. Dit was dan ook tevens het maatschappelijke doel van zijn wereldreis.
Daarmee vond De Groot het wereldwandelen in zekere zin opnieuw uit. Het maatschappelijke aspect ervan, als doel op zich, zou pas later in de 20e eeuw worden onderkend. 'Op de ansichten, door hem te koop aangeboden, wordt het lidmaatschap van I.O.G.T. aangeduid.'

De Groot reisde bovendien in Marker kostuum vanwege de excentriciteit, zoals hij zelf ook toegaf, afgekleed met een sjerp in de nationale kleuren.


[Man in Marker kostuum: Coll. Zuiderzee Museum]

Nadat hij op 21 augustus in Marken was begonnen, was hij de volgende dag te Edam en de dag daarna in Purmerend. Op 3 oktober arriveerde hij te Tilburg via Eindhoven. Vandaar ging het in de namiddag van 4 oktober verder naar Breda en België.
De beoogde route leidde door België, Frankrijk en naar Engeland. Vervolgens via Spanje, Italië, Duitsland, Zwitserland, Tirol, Oostenrijk-Hongarije, Afrika, Perzië, Australië en Noord-en Zuid-Amerika. De reis zou maar liefst 10 jaar gaan duren.

'Uit het reglement blijkt, dat de geheele aarde te voet moet worden afgelegd en dat geen gebruik mag gemaakt worden van spoor, tram, rijtuig of welk voertuig dan ook. Boot of schip mogen alleen dienen om er een zee mede over te steken.
Zonder cent op zak is de reis aangevangen en met den verkoop van ansichtkaarten zal hij in z'n onderhoud mogen voorzien. Alcoholhoudende dranken mag hij noch drinken, schenken noch aanbieden. Tabak mag hij gebruiken.
Het laatste artikel zegt: Slechts in Amerika moet hij klompen dragen.'