Toevallig was vorige week in de De Wereld Draait Door, in het kader van een kort overzicht van stunts, het hoogspring duikrecord te zien.
Techniek
Dit filmpje beantwoordde ook voor mij enige vragen ter (voorlopige) afsluiting van de succesvolle blogreeks over de geschiedenis van het brugspringen.
De filmpjes laten namelijk zien wat ik eigenlijk alleen maar kon beschrijven: de techniek van het springen. Er wordt telkens bewust geprobeerd de val te breken door middel van salto's. Het aantal omwentelingen is daarbij cruciaal; wie verkeerd uitkomt, spreekt het mogelijk niet na.
Moderne recordhouders
Verbreking van het duikrecord was ook een van de aansporingen voor de diverse Nederlandse brugspringers gedurende het interbellum.
De Amerikaanse duikspecialist Dana Kunze had tot halverwege de jaren tachtig het record met 172 feet of 52,40 meter. In 1985 werd dit verbroken door zijn landgenoot Randy Dickison te Hong Kong: 174 feet en 8 inches. Wel brak hij daarbij zijn been. De poging van Lucy Wardle, met de achterwaartse techniek, komt op mij als buitengewoon desoriënterend over en niet navolgenswaardig.
Het record werd in 1987 verbeterd door de huidig recordhouder, de Fransman Oliver Favre: hij sprong 177 feet of 53,90 meter.
Lees ook:
http://hethistorischatelier.blogspot.com/2010/11/doodssprong-2-springers-of-duikers-te.html
http://hethistorischatelier.blogspot.com/2010/11/doodssprong-3-de-willemsbrugspringer.html
Posts tonen met het label brugspringen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label brugspringen. Alle posts tonen
zondag 27 februari 2011
zaterdag 25 december 2010
Doodssprong (5): Niagara Falls
Als de moeder aller bruggen Brooklyn Bridge is, dan ligt de geboorte van het moderne (brug)springen of duiken vermoedelijk bij de Niagara Falls. De spectaculaire watervallen (drie in totaal, met als bekendste degene met de typische paardenhoefvorm) werden pas eind 17e eeuw ontdekt.
In de loop van de 19e eeuw werden zij als toeristische attractie ontwikkeld. Diverse promotoren wilden achtereenvolgens daadwerkelijk gebruik maken van de serie watervallen als 'backdrop' voor spektakel; het natuurgeweld alleen volstond niet langer.
Summary
Since the early 19th century Niagara Falls have formed the perfect backdrop to some crazy stunts: first using animals, and later with human beings. A host of daredevils have tried the plunge by jumping down the falls, all benefiting tourism, with or without some kind of apparatus. The falls also attract a number of suicides annually.
Sam Patch
Op 8 september 1827 werd een scheepslading dieren moedwillig over de rand gestuurd. Het toch al wrakkige scheepje (dat speciaal voor die gelegenheid was opgekocht) brak in stukken uiteen, een enkel dier waaronder een gans bracht het er nog levend vanaf. Twee jaar later was de eerste mens aan de beurt: Sam Patch, the Jersey jumper.
Patch was een 23-jarige molenhulp die in New Jersey al een zekere naam had opgebouwd met het springen van watervallen (Passaic Falls) en vanaf schepen. Op 17 oktober 1829, op een regenachtige zaterdag, sprong hij van een platform dat wat lager gebouwd was tussen de twee watervallen in. Hij sprong van het platform (voeten eerst) en overleefde de sprong van circa 30 meter, daarmee toekomstige waaghalzerij sterk aanmoedigend.
Patch vertrok onmiddellijk naar de nabije Genesee Falls en sprong van ca. 40 meter voor 5.000 toeschouwers zijn dood tegemoet; ditmaal klapte hij op het water na een tussentijdse salto. Het lichaam werd pas een half jaar later gevonden, daarmee ondertussen een andere Amerikaanse mythe beginnend: "Sam Patch Alive!"
'Suicide capital of the world'
In de tweede helft van de 19e eeuw zouden vooral tightropewalkers (d.w.z. koorddansers) de watervallen gebruiken als natuurlijk theater voor hun stunts. Anderen probeerden juist het water te temmen vanwege de potentiële elektriciteit of anderszins met schepen door de stroming van de rivier de Niagara heen te komen.
Rond 1900 was Niagara Falls zo mogelijk de 'suicide capital' van de wereld. Geschat wordt dat er toen vanaf de 19e eeuw zo'n duizend mensen waren omgekomen na een sprong in het diepe.
Velen daarvan waren (voor zover bekend) gezond en wel in het plaatsje gearriveerd maar de diepte van de watervallen hadden een geheel eigen aantrekkingskracht. Anderen planden alles zorgvuldig, genoten eerst enige dagen van de toeristische attracties, zorgden voor hun spulletjes en sprongen vervolgens alsnog.
Niagara Daredevils
Weer anderen probeerden bewust de val te overleven door zich, bij wijze van nieuwste stunt, in een ton te begeven - al dan niet vergezelschapt van een dier. Onderwijzeres Annie Taylor was de eerste die dit probeerde (met haar kat) op 24 oktober 1901 en ook slaagde in haar opzet.
Veel aan haar verhaal klopt waarschijnlijk niet - de kat ging bv. eerst alleen in een ton - omdat zij vantevoren zo min mogelijk van haar plannen wilde openbaren. De ton waarin Annie zat werd uiteindelijk zeer tegen haar zin door anderen (door)verkocht en tentoon gesteld: het grote geld ontging haar zodoende.
![]() |
Bron: Niagara Falls Public Library |
20e eeuw
Gedurende de 20e eeuw deden vijftien personen bij wijze van stunt een bewuste poging; vijf van hen overleefden het niet (lees meer over deze en andere 'Niagara daredevils' uit de 20e eeuw). De meest recente, Robert Overacker, probeerde het in 1995 tevergeefs met een jetski. De raketmotor van zijn parachute bleek niet te werken.
In 1960 werd de zevenjarige Roger Woodward de eerste overlevende: als gevolg van een bootongeluk droeg hij een zwemvest. Dit werd ook wel als 'The Miracle of Niagara' betiteld.
Ook Hollywood ontkwam niet aan de aantrekkingskracht van Niagara, met onder meer de gelijknamige film noir uit 1953 met o.a. Marilyn Monroe.
21e eeuw
In 2003 zou Kirk Jones pas de eerste overlevende van een zelfmoordpoging worden. Aan zijn juiste motieven - voorgewende depressie - wordt sindsdien echter getwijfeld. Achteraf werd hij beboet wegens Mischief and Performing a Stunt. Hij werkt sindsdien notabene voor een circus (lees een interview met hem).
In datzelfde jaar deed iemand anders eveneens een poging, maar hij werd op het randje van de waterval op spectaculaire wijze gered.
Jaarlijks worden door de autoriteiten ongeveer 20 lichamen uit het water gehaald, als bewijs voor de blijvende aantrekkingskracht van deze watervallen. In 2007 filmden de camera's van een lokaal televesiestation toen iemand zijn (geslaagde) poging deed.
In 2009 overleefde iemand wederom de sprong zonder enige hulpmiddelen d.w.z. alleen met zijn kleren aan. Hij zou daarmee pas de tweede persoon in de geschiedenis worden die hierin slaagde. Ook achteraf weigerde hij enige assistentie om uit het water te komen, waardoor hij ernstig onderkoeld raakte.
De grote aanwezigheid van toeristen betekent dat de zelfmoordpogingen vaak worden gezien door anderen en er bijna altijd wel getuigen zijn, zoals in dit geval met een Japanse studente (mogelijk een ongeluk) in de zomer van 2011.
Eerder die zomer was een vrouw tijdens het lopen onderaan de watervallen per ongeluk in het water geraakt met al bijna even fatale gevolgen.
2012
Medio februari 2012 werd bekend gemaakt dat Mark Wallenda toestemming heeft gekregen als koorddanser de watervallen over te steken. De poging zal op 15 juni live worden uitgezonden. Als belangrijkste reden is gegeven dat de stunt de plaatselijke economie zal stimuleren.
Dat die een steuntje behoeft blijkt onder meer uit het eerder dit jaar opzeggen van het contract met de bekende vloot van de plaatselijke bootdienst Maid of the Mist, die al sinds ca. 1840 in bedrijf zijn.
In mei 2012 overleefde overigens wederom iemand (de derde persoon voor zover bekend) de val of wanhoopssprong. Hoewel zwaargewond, wist hij op eigen kracht de oever te bereiken.
Aanbevolen literatuur:
- Pierre Berton, Niagara. A History of the Falls (1992)
Gerelateerde blogs:
- brugspringers te Rotterdam (Hefbrug en Willemsbrug)
- brugspringers te Londen: Waterloo Bridge
- brugspringer te New York: Brooklyn Bridge
woensdag 15 december 2010
Doodssprong (4): Waterloo Bridge en Brooklyn Bridge
Het fenomeen brugspringen moet zo oud zijn als het bestaan van bruggen zelf. In zijn boek over de rivier de Thames te Londen uit 2007 haalt auteur Peter Ackroyd enkele opmerkelijke voorbeelden aan van votiefoffers en clustering van dergelijke archeologische vondsten juist bij bruggen. Behalve objecten, gaat het bijvoorbeeld tevens om ca. 300 schedels (speciaal onthoofd, dus bij wijze van ritueel) die vanaf bruggen in het water zijn gegooid.
Springplatform
Hoewel de bestemming altijd het donkere stromende water was, bij wijze van transportmiddel van het leven naar de dood, waren bruggen tevens het ideale springplatform. Het grote belang van bruggen en hun ceremoniële functie in vroeger tijden kan verder onderstreept worden met het feit dat er vaak kapellen op werden gebouwd.
Waterloo Bridge
Mensen wierpen zich vaak ook zonder meer in het water vanaf de kant, al dan niet verzwaard met stenen in hun zakken. Daarnaast konden veel mensen vroeger ook niet zwemmen.
De industriële explosie die plaats vond in Londen in de 19e eeuw leidde tot een grote toename van het aantal zelfmoorden. In het bijzonder Waterloo Bridge kreeg in dat opzicht een bedenkelijke reputatie.

Na de opening van deze brug in 1817 stond het achtereenvolgens bekend als 'Lover's Leap', 'Arch of Suicide', 'Bridge of Sighs' of 'Bridge of Sorrow'. In het midden van de 19e eeuw wierpen gemiddeld zo'n 30 mensen per jaar zich van de brug. Later stationeerde men er zelfs een speciaal bootje ('Jumpers boat') om de lichamen weer mee te helpen op te vissen. Het was overigens een bekend gegeven dat de zelfmoordenaars hun redders uit wanhoop nogal eens mee de diepte in trokken. Ook andere bruggen als Blackfriars Bridge genoten een zekere reputatie.
In het Victoriaanse tijdperk werd in kunst en literatuur veel aandacht besteed aan gevallen van zelfmoord, vooral die van jonge vrouwen (dat sprak kennelijk het meest tot de verbeelding), met qua afbeeldingen subgenres als drijvende vrouwen (bv. Ophelia) of springende vrouwen. Een bekend schilderij is dat van G.F. Watts getiteld Found drowned uit c. 1848-50.

De stroming van het water betekende dat dode lichamen vaak op bepaalde vaste plekken aan land weer aanspoelden en uit de rivier werden gehaald. De rivierpolitie in Wapping, zo'n verzamelpunt, heeft dan ook een apart dodenregister of zogeheten 'Occurrence Book' voor de registratie van opgeviste lichamen. Die worden gefotografeerd, naar het mortuarium gebracht en eventueel op gemeenschapskosten begraven. De kleding wordt langere tijd bewaard uit het oogpunt van identificatie.

Brooklyn Bridge
De moeder aller (moderne) bruggen ligt in New York: de fameuze en machtige Brooklyn Bridge. Niet voor niets verwees Aad van Welzenes in zijn speech voor Lou Vlasblom in januari 1932 naar deze brug en de diverse (mislukte) sprongen.

De brug werd in 1883 voltooid en was tot 1903 de langste hangbrug ter wereld. Nog voor de officiële opening probeerde Ronald Donaldson tot driemaal toe naar beneden te springen maar hij werd telkens verhinderd.
Op 19 mei 1885 was de eerste brugspringer een feit: Robert E. Odlum. Hij was een zwemleraar en sprong in een soort rood kostuum met zijn initialen R.O.E. erop, met een arm in de lucht en de ander hangend langs zijn lichaam.

De sprong was tevens aangekondigd; Odlum liet een vriend te hard over de brug rijden om de aandacht af te leiden. Odlum werd nog levend uit het water gevist, maar overleed korte tijd later aan inwendig letsel.
Bill Brodie
De bekendste springer werd echter Bill Brodie (1861-1901) ruim een jaar later op 23 juli 1886; hij overleefde namelijk de sprong. Evenals zijn latere Rotterdamse collega's oefende hij door eerst van lagere bruggen en scheepsmasten af te springen. Opvallend genoeg sprong ook hij met de voeten voorwaarts naar beneden (geen klassieke duik dus). Waarschijnlijk deed hij het voor een weddenschap van 200 dollar.
De sprong staat echter niet onomstotelijk vast; wel werd hij gearresteerd in het water. Brodie - 'kampioen-brugduiker' - maakte handig gebruik van zijn faam en opende later een saloon in de Bowery. Sindsdien zou zijn doodssprong ook wel bekend worden als 'doing a Brodie', oftewel een flamboyante daad stellen of iets gevaarlijks doen (of zelfmoord plegen). De Amerikaanse brugspringers lieten zich op hun beurt inspireren door springers te Niagara Falls.
Navolgers
Beide heren trokken veel aandacht in de pers en dit trok navolgers. De eerste geregistreerde zelfmoord dateert van 1892. De ontwikkelingen van het brugspringen laten waarschijnlijk telkens eenzelfde verschuiving van motieven zien: van pure waaghalzerij naar zelfmoord.
Geschat wordt dat jaarlijks zo'n 150 mensen, waarvan het overgrote deel mannen zijn, proberen te springen van Brooklyn Bridge. Hoewel er hogere bruggen zijn in New York om vanaf te springen, heeft de brug daarmee een geheel eigen aantrekkingskracht. De laatste jaren staat de brug vooral weer bekend vanwege mensen die hun zelfmoordpoging overleven.
Film
In 1996 verscheen de romantische komedie "If Lucy Fell'. Scenario: Lucy (Sarah Jessica Parker) en haar beste vriend Joe hebben jaren geleden afgesproken samen van de Brooklyn Bridge te springen als ze voor hun dertigste nog geen vaste relatie hebben.
Nawoord d.d. 19-09-2013
Kleine wijzigingen aangebracht in de opmaak plus toevoeging paragraaf film "If Lucy Fell".
Springplatform
Hoewel de bestemming altijd het donkere stromende water was, bij wijze van transportmiddel van het leven naar de dood, waren bruggen tevens het ideale springplatform. Het grote belang van bruggen en hun ceremoniële functie in vroeger tijden kan verder onderstreept worden met het feit dat er vaak kapellen op werden gebouwd.
Waterloo Bridge
Mensen wierpen zich vaak ook zonder meer in het water vanaf de kant, al dan niet verzwaard met stenen in hun zakken. Daarnaast konden veel mensen vroeger ook niet zwemmen.
De industriële explosie die plaats vond in Londen in de 19e eeuw leidde tot een grote toename van het aantal zelfmoorden. In het bijzonder Waterloo Bridge kreeg in dat opzicht een bedenkelijke reputatie.

Na de opening van deze brug in 1817 stond het achtereenvolgens bekend als 'Lover's Leap', 'Arch of Suicide', 'Bridge of Sighs' of 'Bridge of Sorrow'. In het midden van de 19e eeuw wierpen gemiddeld zo'n 30 mensen per jaar zich van de brug. Later stationeerde men er zelfs een speciaal bootje ('Jumpers boat') om de lichamen weer mee te helpen op te vissen. Het was overigens een bekend gegeven dat de zelfmoordenaars hun redders uit wanhoop nogal eens mee de diepte in trokken. Ook andere bruggen als Blackfriars Bridge genoten een zekere reputatie.
In het Victoriaanse tijdperk werd in kunst en literatuur veel aandacht besteed aan gevallen van zelfmoord, vooral die van jonge vrouwen (dat sprak kennelijk het meest tot de verbeelding), met qua afbeeldingen subgenres als drijvende vrouwen (bv. Ophelia) of springende vrouwen. Een bekend schilderij is dat van G.F. Watts getiteld Found drowned uit c. 1848-50.

De stroming van het water betekende dat dode lichamen vaak op bepaalde vaste plekken aan land weer aanspoelden en uit de rivier werden gehaald. De rivierpolitie in Wapping, zo'n verzamelpunt, heeft dan ook een apart dodenregister of zogeheten 'Occurrence Book' voor de registratie van opgeviste lichamen. Die worden gefotografeerd, naar het mortuarium gebracht en eventueel op gemeenschapskosten begraven. De kleding wordt langere tijd bewaard uit het oogpunt van identificatie.

Brooklyn Bridge
De moeder aller (moderne) bruggen ligt in New York: de fameuze en machtige Brooklyn Bridge. Niet voor niets verwees Aad van Welzenes in zijn speech voor Lou Vlasblom in januari 1932 naar deze brug en de diverse (mislukte) sprongen.

De brug werd in 1883 voltooid en was tot 1903 de langste hangbrug ter wereld. Nog voor de officiële opening probeerde Ronald Donaldson tot driemaal toe naar beneden te springen maar hij werd telkens verhinderd.
Op 19 mei 1885 was de eerste brugspringer een feit: Robert E. Odlum. Hij was een zwemleraar en sprong in een soort rood kostuum met zijn initialen R.O.E. erop, met een arm in de lucht en de ander hangend langs zijn lichaam.

De sprong was tevens aangekondigd; Odlum liet een vriend te hard over de brug rijden om de aandacht af te leiden. Odlum werd nog levend uit het water gevist, maar overleed korte tijd later aan inwendig letsel.
Bill Brodie
De bekendste springer werd echter Bill Brodie (1861-1901) ruim een jaar later op 23 juli 1886; hij overleefde namelijk de sprong. Evenals zijn latere Rotterdamse collega's oefende hij door eerst van lagere bruggen en scheepsmasten af te springen. Opvallend genoeg sprong ook hij met de voeten voorwaarts naar beneden (geen klassieke duik dus). Waarschijnlijk deed hij het voor een weddenschap van 200 dollar.
De sprong staat echter niet onomstotelijk vast; wel werd hij gearresteerd in het water. Brodie - 'kampioen-brugduiker' - maakte handig gebruik van zijn faam en opende later een saloon in de Bowery. Sindsdien zou zijn doodssprong ook wel bekend worden als 'doing a Brodie', oftewel een flamboyante daad stellen of iets gevaarlijks doen (of zelfmoord plegen). De Amerikaanse brugspringers lieten zich op hun beurt inspireren door springers te Niagara Falls.
Navolgers
Beide heren trokken veel aandacht in de pers en dit trok navolgers. De eerste geregistreerde zelfmoord dateert van 1892. De ontwikkelingen van het brugspringen laten waarschijnlijk telkens eenzelfde verschuiving van motieven zien: van pure waaghalzerij naar zelfmoord.
Geschat wordt dat jaarlijks zo'n 150 mensen, waarvan het overgrote deel mannen zijn, proberen te springen van Brooklyn Bridge. Hoewel er hogere bruggen zijn in New York om vanaf te springen, heeft de brug daarmee een geheel eigen aantrekkingskracht. De laatste jaren staat de brug vooral weer bekend vanwege mensen die hun zelfmoordpoging overleven.
Film
In 1996 verscheen de romantische komedie "If Lucy Fell'. Scenario: Lucy (Sarah Jessica Parker) en haar beste vriend Joe hebben jaren geleden afgesproken samen van de Brooklyn Bridge te springen als ze voor hun dertigste nog geen vaste relatie hebben.
Nawoord d.d. 19-09-2013
Kleine wijzigingen aangebracht in de opmaak plus toevoeging paragraaf film "If Lucy Fell".
vrijdag 26 november 2010
Doodssprong (3): de Willemsbrugspringer ontmaskerd!
Dankzij een oplettende lezer is nu ook de naam van de allereerste recordhouder springen of duiken te Rotterdam bekend. Het is dezelfde man als degene die later van de Willemsbrug afsprong: Aad van Welzenes. Bovendien zijn er nu ook meer details voorhanden over diens tweede sprong op Koninginnedag.
Summary
Aad van Welzenes was a sporting figure of some accomplishment in the city of Rotterdam. In the summer of 1932 he jumped or dived from the main railway bridge crossing the river Meuse, a sensational feat. Later he became a succesfull international match referee.
Aad van Welzenes, sportman
Aad van Welzenes moet een bijzonder sportieve man zijn geweest. Hij begon zijn carrière als voetballer (oud-speler van VOC en rechtsbuiten van Xerxes) en eindigde later als internationale topscheidsrechter. Daarnaast was hij tevens een goed zwemmer.
Alfred Emil van Welzenes werd geboren op 16 januari 1900 als onecht kind van Sietse Tjeerd Hubertus van Welzenes en Maria den Hartog. Hij en zijn één jaar jongere broertje Emil Alfred werden pas in 1903 erkend, toen hij drieëneenhalf jaar oud was en hun ouders in de zomer alsnog in het huwelijk traden. Zijn broer overleed op 14-jarige leeftijd in 1916.
Zijn vader was van Pruissische oorsprong en geboren te Emmerik in 1873. De bruid, Maria den Hartog, was negen jaar jonger. Getuige namens de bruidegom was zijn grootmoeder Margaretha Catharina van Welzenes, die notabene bijna een jaar later op 70-jarige leeftijd in 1904 zelf hertrouwde met de 59-jarige Theodorus Lieskamp. Dit na het eerdere overlijden van haar man Sietse Tjeerd Hubertus de Vries. In 1916 was zij nog immer in leven en ditmaal getuige van het huwelijk van haar zoon Tjeerd Sietse met Alberta Maria Antonetta van der Ven. In 1924, op 90-jarige leeftijd, overleed zij als weduwe binnen een jaar na het overlijden van haar tweede man.
Het jaar daarop, in 1925, trouwde haar kleinzoon met Johanna Beije; de bruid was vier jaar jonger dan de toen 25-jarige Aad.
Aad van Welzenes: 'de sensatieduiker'
Van Welzenes' pardoese sprong van de leuning aan de westzijde van de Willemsbrug vond ergens plaats in de derde week van augustus 1932. Dit was in de eerste plaats een test voor hemzelf. Hij liep namelijk rond met de gedachte om het Nederlandse hoogterecord duiken, dat op 18 meter stond, te verbeteren. Dit record werd gehouden door iemand in Utrecht. Overigens werd hij in eerste instantie vooral beloond met een proces-verbaal namens de politie.
Van Welzenes trainde zichzelf daarnaast onder andere door van de voorplechten van schepen af te springen, waaronder de recent in de vaart genomen Statendam (1924) en het vrachtschip de Drechtdijk (1921), beide schepen van de Holland-Amerika Lijn; op zich al een aardige stunt. Bij de s.s. "Statendam" (het derde schip van die naam, en degene ook die in 1940 uitbrandde) bedroeg de hoogte toch al gauw zo'n 17 meter.

De claim in de Oud-Rotterdammer (2009) dat hij vrijwel onvoorbereid sprong kan dus naar het rijk der fabelen worden verwezen. Later verklaarde hij dat hij 'vaak over de Maasbruggen liep en de verleiding er bij wijze van stunt vanaf te springen moeilijk [kon] weerstaan. Het moest en zou gebeuren.'
De sprong op Koninginnedag: 31 augustus 1932
Zo gezegd, zo gedaan. De boog van de spoorbrug over de Maas had een hoogte van 27 meter bij laag water. Oorspronkelijk stond de sprong voor zondag 28 augustus gepland, maar om diverse redenen zag hij hiervan toch af. Op woensdagmorgen 31 augustus zou het dan toch gaan gebeuren. Hoewel in stilte voorbereid vanwege de autoriteiten, had hij pers en film ingelicht: alleen zijn vrouw wist van niets. Dit laatste verklaarde hij althans pas veel later, want volgens de krant de Vaderlander was zij wel degelijk een van de weinige ingewijden.

Om tien over half negen liep hij haastig de brug op en liep naar het midden van de brug langs de sporen. Het was druk op dat moment op de Willemsbrug maar slechts weinigen besteedden aandacht aan hem. Even verdween hij achter een pijler om een spoortrein te laten passeren. Daarna klauterde hij naar boven, ogenschijnlijk zonder zenuwen of enige moeite, langs de wijde sporten der ijzeren, schuin opstaande schoorbinten. Gekleed in een witte wollen trui en dito broek en schoenen stond hij enige tijd bovenop, op het hoogste punt van de smalle boog.
Het was nu wachten op de boot die hem zou komen oppikken uit het water maar deze kwam maar niet. Vervolgens ging hij zitten met de benen bungelend over de rand en rookte hij een sigaretje. Op de voetbrug was het publiek inmiddels aan het samendrommen en dreigde het verkeer te stagneren, waardoor de politie ruim baan moest maken. Ook het rijwielpad aan de Oostzijde van de Maasbrug raakte verstopt. Ondertussen begon het publiek hem aan te sporen: "Spring nou, als je durft."
Aangezien de verwachte boot wegbleef, wachtte hij op enig moment niet langer. Hij ging staan en zette een zwemkap op (waarschijnlijk was dit een motorkap), die hij onder zijn kin bevestigde. Hij ging staan en spreidde de armen zijwaarts. Juist op dat moment verscheen een motorboot van de Oude Hoofd die groot gevaar opleverde. Door middel van gefluit en gejoel wisten de toeschouwers hem tijdig hierop opmerkzaam te maken.
Enkele minuten later was het dan toch zover. Hij keek nog eens naar beneden en zette af. Voor de sprong speelde maar een gedachte door zijn hoofd, zei hij later: of hij zijn portemonnee wel goed had opgeborgen!
Het was een sierlijke duik. Ongeveer 15 meter zweefde hij met uitgespreide armen. Toen boog hij langzaam het hoofd en daarna het lichaam met de armen naar voren. Met een fraaie plons kwam de sprong ten einde. Slechts korte tijd later kwam hij weer boven water waarna het publiek begon te applaudiseren en hoera te roepen. Met forse slagen zwom hij in de richting van het Prinsenhoofd, maar even voorbij de brug werd hij alsnog opgepikt door een passerende sleepboot.
'De snelste scheidsrechter van Nederland'
Eenmaal aan wal stond hij kalm de pers te woord. De hoogte was hem tegengevallen, dat wel; het leek meer op een afgrond. Daarmee verklaarde hij zijn recordspringerij voor afgesloten. De Sumatra Post alludeerde desondanks reeds op de zoektocht naar een nog hoger punt: inderdaad, de hefbrug over de Koningshaven.
Van Welzenes zou zijn sportieve carrière vervolgen als (internationaal) topscheidsrechter: begonnen in 1929, ging hij door tot na de oorlog in 1947. Sommige van de sportverslagen gingen evenzeer over hem als de wedstrijd. 'De snelste scheidsrechter van Nederland' 'die dartelde voor eigen volk als een lam, dat voor het eerst de wei in mag'.
In het seizoen 1940-1941 speelde hij een opmerkelijke rol in de slotwedstrijd van de eerste westelijke klasse tussen ADO Den Haag en DHC. De Delftse club scoorde in de laatste minuut van de verlenging 2-1, maar Van Welzenes keurde het doelpunt af omdat de speeltijd voorbij was (ook al verzuimde hij hiervoor te fluiten). De replay een week later werd door ADO met 3-1 gewonnen.
Activiteit (snelheid) en sportiviteit waren de sleutelwoorden van zijn optreden in het veld. Over die sportiviteit deden talrijke sterke verhalen de ronde: Van Welzenes was mogelijk ook iets van een fantast. Verhalen over werkzaamheden in de Engelse competitie na de oorlog waren dan ook iets te onwerkelijk.
Ook anderszins hield hij ervan de regie nemen: in 1940 bijvoorbeeld bij een revue van Xerxes. Maar tevens was hij reisbegeleider bij sportreizen namens de Nederlandse Reisvereeniging, onder andere naar het wereldkampioenschap Voetbal in Italië in 1932 of gewone Cup-reizen naar Wembley. Voor, tijdens of na de oorlog was hij mogelijk ook verbonden aan De Spil aan de Dordtsestraatweg als organisator.
Slot: 28 seconden van wereldfaam
Het wachten is nu eigenlijk alleen nog op een gisse actie van het Gemeentearchief te Rotterdam om de beelden bewaard op het Instituut voor Media en Geluid te Hilversum zogezegd 'op te duiken', aan de wereld te tonen en Aad van Welzenes zijn plaats in de (sport)geschiedenis van de Maasstad terug te geven!
Bronnen:
- Het Vaderland 02-09-1932.
- De Sumatra Post 24-09-1932.
- De Oud Rotterdammer 04-08-2009.
- Digitale Stamboom, Gemeentearchief Rotterdam.
Aanbevolen literatuur
Richard van Rooijen, Een eeuw fluiten (Zeist 1992).
Gerelateerde blogs:
Doodssprong 1: 1912
Doodssprong 2: springers of duikers te Rotterdam?
Summary
Aad van Welzenes was a sporting figure of some accomplishment in the city of Rotterdam. In the summer of 1932 he jumped or dived from the main railway bridge crossing the river Meuse, a sensational feat. Later he became a succesfull international match referee.
Aad van Welzenes, sportman
Aad van Welzenes moet een bijzonder sportieve man zijn geweest. Hij begon zijn carrière als voetballer (oud-speler van VOC en rechtsbuiten van Xerxes) en eindigde later als internationale topscheidsrechter. Daarnaast was hij tevens een goed zwemmer.
Alfred Emil van Welzenes werd geboren op 16 januari 1900 als onecht kind van Sietse Tjeerd Hubertus van Welzenes en Maria den Hartog. Hij en zijn één jaar jongere broertje Emil Alfred werden pas in 1903 erkend, toen hij drieëneenhalf jaar oud was en hun ouders in de zomer alsnog in het huwelijk traden. Zijn broer overleed op 14-jarige leeftijd in 1916.
Zijn vader was van Pruissische oorsprong en geboren te Emmerik in 1873. De bruid, Maria den Hartog, was negen jaar jonger. Getuige namens de bruidegom was zijn grootmoeder Margaretha Catharina van Welzenes, die notabene bijna een jaar later op 70-jarige leeftijd in 1904 zelf hertrouwde met de 59-jarige Theodorus Lieskamp. Dit na het eerdere overlijden van haar man Sietse Tjeerd Hubertus de Vries. In 1916 was zij nog immer in leven en ditmaal getuige van het huwelijk van haar zoon Tjeerd Sietse met Alberta Maria Antonetta van der Ven. In 1924, op 90-jarige leeftijd, overleed zij als weduwe binnen een jaar na het overlijden van haar tweede man.
Het jaar daarop, in 1925, trouwde haar kleinzoon met Johanna Beije; de bruid was vier jaar jonger dan de toen 25-jarige Aad.
Aad van Welzenes: 'de sensatieduiker'
Van Welzenes' pardoese sprong van de leuning aan de westzijde van de Willemsbrug vond ergens plaats in de derde week van augustus 1932. Dit was in de eerste plaats een test voor hemzelf. Hij liep namelijk rond met de gedachte om het Nederlandse hoogterecord duiken, dat op 18 meter stond, te verbeteren. Dit record werd gehouden door iemand in Utrecht. Overigens werd hij in eerste instantie vooral beloond met een proces-verbaal namens de politie.
Van Welzenes trainde zichzelf daarnaast onder andere door van de voorplechten van schepen af te springen, waaronder de recent in de vaart genomen Statendam (1924) en het vrachtschip de Drechtdijk (1921), beide schepen van de Holland-Amerika Lijn; op zich al een aardige stunt. Bij de s.s. "Statendam" (het derde schip van die naam, en degene ook die in 1940 uitbrandde) bedroeg de hoogte toch al gauw zo'n 17 meter.

[De Statendam aan de Wilhelminakade voor het hoofdgebouw van de Holland Amerika Lijn]
De claim in de Oud-Rotterdammer (2009) dat hij vrijwel onvoorbereid sprong kan dus naar het rijk der fabelen worden verwezen. Later verklaarde hij dat hij 'vaak over de Maasbruggen liep en de verleiding er bij wijze van stunt vanaf te springen moeilijk [kon] weerstaan. Het moest en zou gebeuren.'
De sprong op Koninginnedag: 31 augustus 1932
Zo gezegd, zo gedaan. De boog van de spoorbrug over de Maas had een hoogte van 27 meter bij laag water. Oorspronkelijk stond de sprong voor zondag 28 augustus gepland, maar om diverse redenen zag hij hiervan toch af. Op woensdagmorgen 31 augustus zou het dan toch gaan gebeuren. Hoewel in stilte voorbereid vanwege de autoriteiten, had hij pers en film ingelicht: alleen zijn vrouw wist van niets. Dit laatste verklaarde hij althans pas veel later, want volgens de krant de Vaderlander was zij wel degelijk een van de weinige ingewijden.

[De Maasbruggen in Rotterdam; rechts de Willemsbrug en links de spoorbrug: mei 1929. Fotocollectie Elsevier, Nationaal Archief]
Om tien over half negen liep hij haastig de brug op en liep naar het midden van de brug langs de sporen. Het was druk op dat moment op de Willemsbrug maar slechts weinigen besteedden aandacht aan hem. Even verdween hij achter een pijler om een spoortrein te laten passeren. Daarna klauterde hij naar boven, ogenschijnlijk zonder zenuwen of enige moeite, langs de wijde sporten der ijzeren, schuin opstaande schoorbinten. Gekleed in een witte wollen trui en dito broek en schoenen stond hij enige tijd bovenop, op het hoogste punt van de smalle boog.
Het was nu wachten op de boot die hem zou komen oppikken uit het water maar deze kwam maar niet. Vervolgens ging hij zitten met de benen bungelend over de rand en rookte hij een sigaretje. Op de voetbrug was het publiek inmiddels aan het samendrommen en dreigde het verkeer te stagneren, waardoor de politie ruim baan moest maken. Ook het rijwielpad aan de Oostzijde van de Maasbrug raakte verstopt. Ondertussen begon het publiek hem aan te sporen: "Spring nou, als je durft."
Aangezien de verwachte boot wegbleef, wachtte hij op enig moment niet langer. Hij ging staan en zette een zwemkap op (waarschijnlijk was dit een motorkap), die hij onder zijn kin bevestigde. Hij ging staan en spreidde de armen zijwaarts. Juist op dat moment verscheen een motorboot van de Oude Hoofd die groot gevaar opleverde. Door middel van gefluit en gejoel wisten de toeschouwers hem tijdig hierop opmerkzaam te maken.
Enkele minuten later was het dan toch zover. Hij keek nog eens naar beneden en zette af. Voor de sprong speelde maar een gedachte door zijn hoofd, zei hij later: of hij zijn portemonnee wel goed had opgeborgen!
Het was een sierlijke duik. Ongeveer 15 meter zweefde hij met uitgespreide armen. Toen boog hij langzaam het hoofd en daarna het lichaam met de armen naar voren. Met een fraaie plons kwam de sprong ten einde. Slechts korte tijd later kwam hij weer boven water waarna het publiek begon te applaudiseren en hoera te roepen. Met forse slagen zwom hij in de richting van het Prinsenhoofd, maar even voorbij de brug werd hij alsnog opgepikt door een passerende sleepboot.
'De snelste scheidsrechter van Nederland'
Eenmaal aan wal stond hij kalm de pers te woord. De hoogte was hem tegengevallen, dat wel; het leek meer op een afgrond. Daarmee verklaarde hij zijn recordspringerij voor afgesloten. De Sumatra Post alludeerde desondanks reeds op de zoektocht naar een nog hoger punt: inderdaad, de hefbrug over de Koningshaven.
Van Welzenes zou zijn sportieve carrière vervolgen als (internationaal) topscheidsrechter: begonnen in 1929, ging hij door tot na de oorlog in 1947. Sommige van de sportverslagen gingen evenzeer over hem als de wedstrijd. 'De snelste scheidsrechter van Nederland' 'die dartelde voor eigen volk als een lam, dat voor het eerst de wei in mag'.
In het seizoen 1940-1941 speelde hij een opmerkelijke rol in de slotwedstrijd van de eerste westelijke klasse tussen ADO Den Haag en DHC. De Delftse club scoorde in de laatste minuut van de verlenging 2-1, maar Van Welzenes keurde het doelpunt af omdat de speeltijd voorbij was (ook al verzuimde hij hiervoor te fluiten). De replay een week later werd door ADO met 3-1 gewonnen.
Activiteit (snelheid) en sportiviteit waren de sleutelwoorden van zijn optreden in het veld. Over die sportiviteit deden talrijke sterke verhalen de ronde: Van Welzenes was mogelijk ook iets van een fantast. Verhalen over werkzaamheden in de Engelse competitie na de oorlog waren dan ook iets te onwerkelijk.
Ook anderszins hield hij ervan de regie nemen: in 1940 bijvoorbeeld bij een revue van Xerxes. Maar tevens was hij reisbegeleider bij sportreizen namens de Nederlandse Reisvereeniging, onder andere naar het wereldkampioenschap Voetbal in Italië in 1932 of gewone Cup-reizen naar Wembley. Voor, tijdens of na de oorlog was hij mogelijk ook verbonden aan De Spil aan de Dordtsestraatweg als organisator.
Slot: 28 seconden van wereldfaam
Het wachten is nu eigenlijk alleen nog op een gisse actie van het Gemeentearchief te Rotterdam om de beelden bewaard op het Instituut voor Media en Geluid te Hilversum zogezegd 'op te duiken', aan de wereld te tonen en Aad van Welzenes zijn plaats in de (sport)geschiedenis van de Maasstad terug te geven!
Bronnen:
- Het Vaderland 02-09-1932.
- De Sumatra Post 24-09-1932.
- De Oud Rotterdammer 04-08-2009.
- Digitale Stamboom, Gemeentearchief Rotterdam.
Aanbevolen literatuur
Richard van Rooijen, Een eeuw fluiten (Zeist 1992).
Gerelateerde blogs:
Doodssprong 1: 1912
Doodssprong 2: springers of duikers te Rotterdam?
vrijdag 19 november 2010
Doodssprong (2) : springers of duikers te Rotterdam?

De essentie van torenspringers (zie mijn eerdere blog) was vliegen zonder mechanische hulpmiddelen maar met een of andere vorm van vleugels, hoe kort van duur ook. 'Spiderman' of vogelmens is waarschijnlijk een iets betere benaming voor deze mensen, want in eerste instantie dacht ik toch aan een aparte categorie van zelfmoordenaars. Lees meer over de menselijke origine van vlucht.
Summary
In the early decades of the 20th century human beings tried to fly by several means. May be as a sign of a new sporting age or youthful prowess, some daredevils tried to jump or dive from bridges and other urban objects. In the city of Rotterdam in the early 1930s this turned into a real craze causing the deaths of several people as well.
Aad van Welzenes: 'de Maasbrugduiker'
Van springen naar duiken bleek slechts een kleine stap. 'Er is eens een man geweest, die groot opzien baarde, doordat hij van de Willemsbrug te Rotterdam pardoes in de Maas sprong, om daar wat rond te zwemmen.' Een persoonsnaam is helaas niet verbonden aan dit incident.
Aad van Welzenes, een internationale topscheidsrechter, begon in Rotterdam een wedloop met zijn vrijwel onvoorbereide sprong op Koninginnedag 1932 (31 augustus) van de boog van de spoorbrug (Maasbrug), gekleed in smetteloos wit. Hiervoor had hij zelfs het Polygoon-journaal ingelicht - er moeten dus beelden van bewaard zijn! - om later te kunnen bekijken of de sprong wel perfect was uitgevoerd. De beelden waren medio september o.a. te zien in de bioscoop van het Scala theater. Lees een interview met hem.

Van Welsenes stond in ieder geval bekend als een goed zwemmer. Desondanks kwam hij er niet geheel zonder kleerscheuren vanaf, ook al is de aard van zijn verwonding onbekend. Over de sprong zelf is merkwaardig geen berichtgeving.
Jac. van Holst: 'de kolentipspringer'
Jeugdige duikers smeedden in de eerste week van september al gauw plannen om het record van 26 meter te breken. 'Wij leven nu eenmaal in een recordtijd', zo werd er geschreven. Het interbellum zag inderdaad een grote opkomst van allerlei recordpogingen: allerlei snelheidsrecords over land, door de lucht etc. Volgens een andere krant, Het Vaderland, was er sprake van een heuse rage onder de noemer 'hoog-duiker' en werd er van bruggen en kolentippen gesprongen. De krant vroeg zich daarbij tevens af of de term 'diep-duiken' eigenlijk niet beter was.
De 19-jarige werkloze arbeider Jac. van Holst liet zijn oog inderdaad vallen op een 33 meter hoge kolentip aan de Eerste Katendrechtse dam. De kraanmachinist wilde echter niet meewerken aan de recordpoging, waarna Van Holst na werktijd alsnog de kraan beklom op 7 september 1932. Eenmaal bovenop bleek er geen geschikte plaats om vanaf te springen, waarna zijn vrienden een plank naar boven brachten waar zij op het ene uiteind van gingen staan als tegenwicht.
Na een korte aanloop dook Van Holst naar beneden. De wind leek nog even roet in het eten te gooien. In het water zwommen reeds vrienden van hem rond maar hij kwam snel weer boven en zwom met krachtige slagen naar de wal en, eenmaal aan de kant, werd hij gefeliciteerd door Van Welsenes. In plaats van 33 meter moest hij echter zelf bekennen, na enige narekening met vrienden, dat hij slechts 26 1/2 m had gesprongen.
Dit nu bracht een kleine discussie op gang wie nu eigenlijk het record hield: Van Welzenes of Van Holst. Nauwkeurige opmetingen kwamen op 22,25 meter voor de eerste en 27,10 meter voor de tweede man.
Lou Vlasblom: 'de Rotterdamsche torenspringer'
Begin 1933 sprong er iemand anders van grote hoogte in het water: van de Noordelijke heftoren over de spoorbrug van de Koningshaven (de Hefbrug). Nader onderzoek leert dat het hier gaat om de toen 19-jarige F.L.C. of Lou Vlasblom. De jongen werkte in de fabriek van de Neda op het Abattoir en woonde in de Frederikstraat 115. Zijn waaghalzerij was een reactie op de diverse verbeteringen van het Rotterdamse duikrecord in de zomer van 1932.
Vlasbloms klauterpartij naar de top van de brug op 14 januari 1933 was voor de omstanders (en hemzelf) al spannend genoeg. Eenmaal boven bleef hij ongeveer een half uur staan om wat af te koelen van de geleverde inspanning; hij wilde naar eigen zeggen niet kouvatten door meteen in het ijskoude water te duiken. Eventjes deed hij ook zijn jas uit maar deze ging snel weer aan, waardoor een van de journalisten zich afvroeg of er hier geen sprake was van een tweede Tijl Uylenspiegel.
Tijdens de sprong (aangekleed en al) maakte hij tevens nog twee salto´s, dit om de snelheid te vertragen en de vrije val te breken. Nog net op tijd wist hij zich te rechten alvorens contact te maken met het water. Hoewel hij niet werd gearresteerd na weer te zijn opgedoken, ging hij wel naar het politiebureau voor droge kleren. Toch kreeg hij nog twee processen-verbaal: één voor het lopen op de spoordijk en één voor het zwemmen in verboden water. Volgens hemzelf had hij het uit eigen beweging gedaan en was hij geenszins 'gesard'.

Huldiging 'wereldrecord snoek-keizer-duik-salto kampioen'
Op vrijdagavond 20 januari 1933 om half tien werd hij gehuldigd in een stampvol Grand-Théatre (Grand Thalia Olympia Royal) wegens zijn verbetering van het 'wereld-duikrecord' [?] (van 57 naar 65 meter) met zijn sprong van de heftoren. Chef de réception Alexander de Haas prees zijn heldenmoed, zag in hem het verleden van Michiel de Ruyter en voorspelde dan ook een grote toekomst voor de jongen.
Vervolgens kreeg hij namens de Tuschinsky-directie een bloemstuk overhandigd bestemd voor zijn moeder, die hij ongetwijfeld de schrik van haar leven had bezorgd. Van de firma Gebrs. Gerzon, waar zijn vader werkte, was een couvert ingekomen; fotohandel Walch aan de Coolsingel had een vergroting van 30 x 40 van de held en de Rotterd. Aeroclub zegde een gratis vliegtochtje toe.
Daarna was het woord aan een andere (sport)held: zwemmer Piet Ooms. Deze deed de suggestie aan de wereldkampioen duiker om te gaan Kanaalzwemmen onder zijn begeleiding en gaf hem notabene een medaille uit eigen prijzenkast! De volgende spreker was de Rotterdamse ballonvaarder Willem Pottum die eens een vrije val vanuit een ballon van 65 meter had gemaakt. Aad van Welsenes op zijn beurt vond dat hij in het niet stond bij Vlasbloms prestatie en verwees naar diverse (mislukte) duiken vanaf de Brooklyn Bridge te New York. 'Tenslotte duwde de aanvoerder der supportersclub "Vlasblom's duik" een mand bloemen naar den zeer bewonderden kameraad.'
Vlasblom zelf sprak tot slot nog een kort dankwoord, waarvan het commentaar in de krant kortweg luidde dat 'die sloome duikelaar springt beter dan hij speecht.' Ook verscheen er nog een ode aan hem in de krant van de hand van J.H. Speenhoff:

Jan Tabbernee
De volgende dag, zatermiddag 21 januari, sprong Jan Tabbernee van een punt zes meter hoger maar hij overleefde de val niet. Eenmaal boven op de schijf rond tien voor vijf zwaaide hij nog even, alvorens zijn noodlottige sprong te maken. Evenals Vlasblom had hij een rode zakdoek voor de mond gebonden om te voorkomen dat de adem werd afgesnoerd; daarentegen had hij zich tot op het onderhemd uitgekleed. Bij zijn poging een salto te maken ging het reeds mis: hij begon te draaien en klapte vervolgens tegen het water.
De 20-jarige zeeman was als gevolg van eigen opschepperij tot zijn roekeloze daad mogelijk opgejut door zijn vrienden. Volgens zijn moeder, die café hield, kon hij wel goed zwemmen maar van duiken wist zij niets. Met rooddoorlopen ogen stond zij de pers de volgende maandag te woord in de deuropening van het huis van haar zuster.
De jongen was haar enigst kind, zo vertelde ze, en was de avond tevoren tevens bij de huldiging voor Vlasblom geweest. Wellicht was het hem hierdoor in de bol geslagen. Vlak voor zijn sprong was hij op zaterdagmiddag nog bloemen wezen brengen bij zijn vader die in het ziekenhuis aan de Coolsingel lag.
Ter verdere ontmoediging aan het adres van de jeugd plaatste het Rotterdams Nieuwsblad enige harde cijfers. Volgens de vrije-val formule smakte hij tegen het water met 134 km/h, even snel als een raceauto. 'Tabbernee heeft zich in zijn roekeloosheid laten martelen door een vernielingsvermogen van 34 paarden', zo luidde een andere weinig zachtzinnige berekening.
Het lichaam werd pas na enige uren dreggen gevonden tussen de pijlers van de spoorbrug. Vermoedelijk overleed hij aan de gevolgen van een zware hersenschudding. Tevens had hij zijn rechtersleutelbeen gebroken, zo bleek uit de gerechtelijke sectie op het lichaam. Zijn moeder zag in het ziekenhuis verder geen uiterlijke sporen.
Repercussies: 'roekelooze springerij'
Een ingezonden brief van een moeder de volgende dag vroeg zich af of de huldiging voor de 'hoogvlieger' (Vlasblom) wel gerechtvaardigd was geweest. 'Wedt met je makkers maar nooit ten koste van je leven.', was haar welgemeende advies. Voor de politie hoe dan ook reden genoeg om er een einde aan te maken.
Merkwaardig genoeg zag Vlasblom zelf zich genoodzaakt in een ingezonden brief medio februari enige geruchten over nadelige gevolgen van de sprong te ontkennen. Later dat jaar moest hij als milicien naar Venlo. Aldaar kon hij geen geschikte hoogten vinden om van te duiken. Om in training te blijven sprong hij van de 20 meter hoge Maasbrug af.
In mei 1934 sprong Vlasblom van het hoogste punt van de eigenlijke hefbrug te Rotterdam. Hoewel de politie bij zijn tweede poging werd gewaarschuwd toen hij eenmaal op de ronding van het bovengedeelte van de brug was gesignaleerd, ondernam hij toch zijn 'koenen sprong' van ca. 30 meter.
Na de sprong kon men hem niet vinden; zelfs werd er enige tijd gedregd vanuit een roeibootje. 'Zonder dat men het had gemerkt was V. een heel eind verder pas weer boven gekomen en rustig was hij naar den wal gezwommen, waar een auto op hem stond te wachten. Met dien auto is hij verdwenen.'
In april 1935 belandde hij overigens alsnog in het ziekenhuis. 's Avonds laat raakte thuis een kunsttand met plaatje van zijn onderkaak los en schoot in zijn keel. Koelbloedig als hij was, pakte hij de fiets naar het ziekenhuis aan de Bergweg. De tand met plaat zat reeds in zijn slokdarm en kon slechts met moeite worden verwijderd.
Classificaties
Zoals uit de diverse gebruikte termen mag blijken, heerste er enige verwarring over de preciese aard van bovengenoemde bezigheden. Vlasblom was in technische zin eigenlijk eerder een brugspringer (weer een aparte categorie overigens) dan een torenspringer. Toch ging hij voortaan door het leven als 'de heftorenspringer' of ook wel hoogste duiker. Lees meer over zijn latere sprongen.
Tegenwoordig zou hij onder de term 'urban exploration' of urban free solo worden geschaard, met als bekendste vertegenwoordiger waarschijnlijk de Franse Spiderman Alain Robert die over de hele wereld blootsvoets allerlei hoge gebouwen beklimt - en daarmee in wezen weer het tegenovergestelde van een torenspringer is (namelijk een torenbeklimmer, maar dan dus zonder hulpmiddelen).
De sprong van Jan van Schaffelaar
En met terugwerkende kracht is tevens Jan van Schaffelaar tot torenspringer bevorderd! Hij sprong op 16 juli 1482 van de belegerde kerktoren van Barneveld bij wijze van zelfopoffering. In het kader van de Hoekse en Kabeljauwse twisten zat hij daar opgesloten en was de keuze: overgave van hem als leider of de dood van hem en zijn metgezellen. Hij overleefde trouwens de val, maar werd op de grond alsnog door de Hoeken gedood.
Diens actie is daarmee, hoewel niet qua uitvoering, in essentie zeer gelijkwaardig aan die van Jan van Speijk uit 1831 toen die zichzelf en de bemanning van zijn kanonneerboot, tezamen met de Belgische vijand opblies onder weigering van overgave.
Bronnen:
- Het Vaderland
- Rijnbode 9 mei 1934.
- Rotterdams Jaarboekje 1933.
- Rotterdamsch Nieuwsblad.
Labels:
Aad van Welzenes,
brugspringen,
Hefbrug,
hoogduiker,
Jac. van Holst,
Jan van Schaffelaar,
Jan van Speijk,
Lou Vlasblom,
Maasbrug,
Piet Ooms,
Rotterdam,
torenspringer,
urban exploration
Abonneren op:
Posts (Atom)