Zoeken in deze blog

Translate

dinsdag 26 november 2013

De Kennedy's en openbaarheid: de autopsie (1)

Behalve het brein, ontbreken er ook andere belangrijke bewijsstukken inzake de moord op president Kennedy. In de komende twee blogs richt ik mij hoofdzakelijk op het documentaire spoor van de autopsie.

Autopsie


Hoewel er juridisch gezien een autopsie in Dallas plaats had moeten vinden, gebeurde dit pas na terugkeer in Washington in het Bethesda Naval Hospital. De Kennedy's wilden in de eerste plaats het lichaam zo snel mogelijk weghebben uit Dallas, zo snel zelfs dat er ruzie ontstond met de vice-president (die een tegenorder gaf om niet onmiddellijk te vertrekken). De geheime dienst op zijn beurt werkte aan het verwijderen van het lichaam mee en lokale wetsdienaren werden letterlijk opzij geschoven.
De drie pathologen waren weliswaar getraind maar geen experts op dit gebied. Bovendien werkten zij onder de presumptie dat er alleen een hoofdwond was; de nekwond werd zodoende niet nader onderzocht, een opmerkelijke omissie. De eerste schotwond in de keel was door artsen namelijk gebruikt voor een tracheotomie, waardoor de aard van deze wond later niet duidelijk was.
Wel werden nog tegen de zin van de Kennedy's diens interne organen verwijderd, die verder weinig tot geen licht wierpen op de doodsoorzaak. De organen werden ook niet gewogen, eveneens een standaardprocedure.

Kennedy's inschrijving als patiënt (2e van boven).

Warren Commissie


De autopsie-foto's (plus röntgenopnamen) werden in 1964 niet nader door de Warren-commissie onderzocht. In plaats daarvan werkte de commissie met diagrammen die tot stand kwamen zonder inzage van het fotografische bewijsmateriaal; een soort 'artist's impressions'. Indien ze dat wel hadden gedaan, dan zouden de foto's ook op enig moment moeten worden geopenbaard en dit was tegen de wensen van de Kennedy-familie.
Die had namelijk oorspronkelijk bedongen dat de verslagen van de autopsie gedurende vijf jaar niet mochten worden gepubliceerd. Eind 1965 werd bekend dat de 65 (röntgen)foto's en kleurendia's van de autopsie door de familie Kennedy aan het Nationale Archief waren overgedragen. Kennelijk had men deze achtergehouden (of overhandigd gekregen), op zich al opmerkelijk genoeg.
Het fotomateriaal mocht (waarschijnlijk niet voor het einde van de eeuw worden gepubliceerd 'omdat de familie niet wil dat dit gebeurt tijdens het leven van de weduwe, kinderen en overige in leven zijnde familieleden van de vermoord.' Wel zouden in vijf jaar tijd, met toestemming van de familie, deskundigen de foto's mogen zien; voor de regering gold dat altijd.

Informele onderzoeken


Naar aanleiding van een reeks kritische boeken mid jaren zestig en perspublicaties over de verdwijning van materiaal (waaronder röntgenfoto's van het lichaam van de president) en getuigen plus tegenwerking van de familie Kennedy werden de bevindingen van het Warren-rapport door het publiek steeds meer in twijfel getrokken. Ook was inmiddels bekend dat het meeste materiaal tot 2039 geheim zou blijven. Het Ministerie van Justitie hield daarom eerst twee interne onderzoeken.
In eerste instantie (oktober 1966) pleegde men vooral een inventarisatie van de aanwezige autopsiestukken, enkele maanden later (begin 1967) gevolgd door een nader onderzoek naar de doodsoorzaak. In beide gevallen moesten de betrokkenen bij de autopsie hun eigen documenten verifiëren.

Inventaris autopsiestukken met ondertekeningen.

Van de opgestelde inventaris bestaan twee versies: een ondertekende en een niet-ondertekende lijst. In de ondertekende lijst staat een extra passage dat er geen röntgenfoto's ontbreken, terwijl in de niet-getekende lijst nog eens drie andere namen (waaronder die van twee archivarissen) worden vermeld die later niet terugkeren. Achteraf is gebleken hoe de ondertekening feitelijk werd georkestreerd door het departement.

Inventaris autopsiestukken zonder ondertekening, maar met meer namen.

Belangrijkste, voorlopige conclusies: er ontbraken geen foto's, ondanks duidelijke aanwijzingen dat dit wel het geval was (president Johnson werd hiervan ook op de hoogte gesteld), en de autopsiestukken ondersteunden de bevindingen van de autopsie terwijl de twee elkaar op onderdelen juist tegenspreken.
Inmiddels is vast komen te staan dat zowel de drie aanwezige pathologen bij de autopsie, als de twee fotografen hebben toegegeven dat er toen belangrijke foto's (bijvoorbeeld van de borst van de president) ontbraken.

Clark Panel


Hoe zeer omgang met de bewijsstukken (en archieven) tot de kern van de zaak hoort bewijst een nieuw onderzoek in 1968 inzake de bevindingen van de autopsie. Dit rapport is vernoemd naar procureur-generaal Ramsey Clark (geb. 1927), wiens benoeming niet gespeend was van enig nepotisme; zijn vader trad in ruil af als lid van het Hooggerechtshof.
Een van de pathologen, Thornton Boswell, werd gevraagd eerst een brief aan het Ministerie van Justitie te schrijven met het verzoek om een onafhankelijk onderzoek: een klassiek opzetje dus binnen het ambtelijk apparaat. Dit werd waarschijnlijk nodig geacht om de problematische kwestie dat de autopsie nog niet vrijelijk was bestudeerd te ondervangen.

Ramsey Clark (links) met president Johnson.

Aldus geschiedde: vier, ditmaal onafhankelijke deskundigen bestudeerden het materiaal opnieuw. Hoewel zij de bestaande bevindingen grotendeels onderschreven, concludeerden zij tevens dat de fatale schot-of hoofdwond bijna tien centimer hoger lag dan volgens de autopsie: een opmerkelijk verschil, ongeveer vergelijkbaar met boven of onderaan iemands hoofd.
Nog merkwaardiger wellicht: hun rapport werd een jaar lang onder de tafel gehouden. Dit rapport kwam pas naar buiten in een andere rechtszaak (Clay Shaw Trial) in 1969, waarbij men vreesde dat originele bewijsstukken over de moord door de 'U.S. Archivist' zou moeten worden getoond in Louisiana. De bevindingen van het Clark-panel moesten dus als het ware als ersatz gelden voor 'the real thing'. Jim Garrison gaf uiteindelijk zijn juridisch gevecht tegen de regering om openbaarheid van het fotomateriaal (röntgenfoto's en autopsie) op, waarvan met de familie Kennedy was afgesproken die tot minstens 1971 geheim te houden.

George Lattimer


Vervolgens kwam dr. George K. Lattimer in januari 1972 als eerste particuliere arts met een rapport. Hij was hiertoe gevraagd door de Kennedy-familie. Zijn bevindingen waren voorpaginanieuws in de New York Times en elders.
Lattimer was gedurende 25 jaar hoofd van de faculteit voor urologie aan de hogeschool voor artsen en chirurgen in Columbia. Als arts was hij verbonden geweest aan de processen van Nuremberg en behandelde nazi-topstukken (hierover schreef hij eind jaren negentig een controversieel boek). Als ballistisch expert was hij autodidact.



De röntgenfoto's toonden volgens hem, in navolging van het Warren-rapport, aan dat de verwondingen in voor-en achterhoofd van de president waren veroorzaakt door dezelfde kogel die het lichaam van Kennedy had doorboord en toen gouverneur Connally van Texas had geraakt. Dit punt staat ook wel bekend als de zogeheten 'magic bullet' theorie, ter nadere onderschrijving dat er slechts één enkele moordenaar was.

Cyril Wecht


Later dat jaar kwam dr. Cyril Wecht (geb. 1931), lijkschouwer uit Allegheny, met zijn bevindingen. Wecht zou later als forensisch expert herhaaldelijk in aanraking met justitie komen, o.a. wegens oneigenlijk gebruik van zijn faxapparaat (privéfaxen op staatskosten).


De magische kogel, waarmee het hele Warren-rapport staat of valt, achtte hij wetenschappelijk gezien onhoudbaar. De vorm van de kogel maakte dit (door twee lichamen heen gaan) onmogelijk.

Hij zei dat ,,bijzonder relevante zaken" - zoals microscopische dia's en het brein van Kennedy - dat naar zijn zeggen bewaard had moeten worden, hem niet ter beschikking zijn gesteld. ,,Toen ik de röntgenfoto's bekeek", aldus Wecht, ,,zag ik een donker, zwart voorwerp in het brein. Daar had nooit eerder iemand iets over gezegd." 
Hij zei niet of hij dacht dat dit voorwerp een kogel is geweest.

Rockefeller Commission


In 1975 werd een onderzoek ingesteld naar de binnenlandse activiteiten van de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst (CIA). Deze organisatie werd inmiddels ook genoemd in de Kennedy-moord: de focus daarbij kwam opnieuw te liggen op de autopsie.

De aanpak van de behandeling van president Kennedy en de autopsie - door de artsen, de commissie-Warren en de familie van de president - heeft almeer vragen doen rijzen over de moord dan enige andere factor, aldus Blakey.

De commissie (vernoemd naar de vice-president) onderschreef desondanks de bestaande theorie aan de hand van het aanwezige bewijsmateriaal: twee schoten van achteren. Experimenten met meloenen door Lattimer naar de achterwaartse beweging van het hoofd van Kennedy, zouden dit verder onderschrijven. Verdere vragen naar het ontbrekende bewijsmateriaal werden niet gesteld.
Ook Cyril Wecht werd als medestander opgevoerd maar die bestreed dit vrijwel onmiddellijk: de commissie had zijn woorden verdraaid. Hij wilde daarom zijn getuigenis inzien maar dat werd hem geweigerd (pas in 1998 zou Wecht een kopie van zijn getuigenis krijgen). Wecht verweet de commissie vervolgens in het openbaar partijdigheid: de medische experts of 'onafhankelijke' deskundigen waren gelieerd aan hetzij de Warren commissie hetzij de Clark Panel.

HSCA


Er volgde eind jaren zeventig nog een laatste, vijfde onderzoek door het Amerikaanse congres namens het zogeheten House Select Committee on Assassinations. Alvorens medische conclusies te trekken, stelde het allereerst twee belangrijke vragen: waren de autopsiestukken authentiek? En waren deze op enigerlei wijze veranderd?
In het eerste geval werden de foto's vergeleken met andere (premortem) röntgenfoto's en metingen; het antwoord was negatief. Ook in het tweede geval werden er geen gebreken geconstateerd. Maar tegenstrijdig bewijs van getuigen (o.a. over het bestaan van andere foto's of problemen met de gevonden camera) werd onderdrukt of zelfs niet eens ter beschikking gesteld aan de medische experts, bleek later.
De belangrijkste conclusie van alle forensische experts, behalve Wecht: het bewijs wees naar Oswald als de hoofdschuldige. Maar een andere conclusie was dat er waarschijnlijk ook sprake was van een complot: 'The Committee is unable to identify the other gunman or the extent of the conspiracy.' En er waren onoplosbare problemen, vooral met de autopsie.

1. the "entrance head wound location was incorrectly described.”
2. The autopsy report was “incomplete”, prepared without reference to the photographs, and was “inaccurate” in a number of areas, including the entry in Kennedy's back.
3. The ”entrance and exit wounds on the back and front neck were not localized with reference to fixed body landmarks and to each other”.

'Ze hadden moeten zeggen dat Oswald zo'n slechte schutter was, dat hij Kennedy van vòren trof.'


Morgen: het vervolg; de autopsie (2)


Bronnen
Gereformeerd gezinsblad 05-11-1966
De Waarheid 24-12-1966
De Telegraaf 20-02-1967; 28-08-1972
Nederlands Dagblad 25-02-1969
Leeuwarder Courant 28-08-1972
Amigoe 08-09-1975


Geen opmerkingen: