[Luchtafweergeschut in actie boven Algiers eind 1943 tegen Duitse luchtaanvallen]
D.G.E. Middelburg
Begin januari 1944 arriveerde consul-generaal D.G.E. (Duco) Middelburg te Algiers op zijn weg naar Italië als hoofd van de Nederlandse Militaire Missie aldaar. De bevrijding van Italië was in de zomer van 1943 begonnen met de invasie van Sicilië. De komende tijd zal ik zijn tocht en de oorlogssituatie in Italië nader volgen. Middelburg was consul-generaal in algemene dienst van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1945 nam hij een post op te Montreal, om zijn carrière uiteindelijk in 1968-69 te eindigen als Permanente Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties.
Algiers
[Havenfront van Algiers gedurende de oorlog]
Algiers was gedurende de Tweede Wereldoorlog min of meer het centrum van de geallieerde oorlogsinspanningen m.b.t. Afrika en het Middellandse Zeegebied. Tevens was het de thuisbasis van de Vrije Fransen of het Frans Comité o.l.v. generaal De Gaulle (die in Londen zat).
Na de geallieerde invasie in Noord-Afrika in 1943 werd in Algiers een "Representation Néerlandaise aupres du Comite Francais de la Liberation Nationale" geopend, met als hoofd de gezant F. Gerth van Wijk. Tijdens de oorlog bleven de consulaten Algiers en Oran geopend; een aantal kleinere ging dicht. In het najaar van 1944 verhuisde deze Representation" als gezantschap naar de Franse hoofdstad met medeneming van een gedeelte van het archief van het consulaat Algiers.
Italianen
Allereerst volgt hier ter vooruitblik alvast een sfeerimpressie uit een brief d.d. 13-12-1943 van de gezant te Tanger, F. Gerth van Wijk, over de Italiaanse aanwezigheid in het naburige Tanger (Noord-Marokko).
'De stryd tusschen de aanhangers van Mussolini en die van Badoglio blyft in Tanger voortduren, al verminderen de vuistgevechten tusschen beide partyen. In naam is hoofd der fascisten de hier geboren italiaan Petri die, naar verluidt, financieel door de Duitschers wordt gesteund; in werkelykheid is dit echter de Heer Malmuzzi, italiaansch rechter in de Gemengde Rechtbank, die met eene Amerikaansche is gehuwd, welke haar eigen land in politiek opzicht vrywel trouw is gebleven. Aan huiselyke scenes moet het dan ook in deze familie niet ontbreken.
Over de onderlinge verdeeling der door Berlyn gefourneerde fondsen schynt onder Mussolinis volgelingen intusschen reeds oneenigheid te bestaan. De fascisten gaan voort de echtgenoote van den nog steeds afwezigen italiaanschen Gezant, Mario Bodoglio, met dreigbrieven te bombardeeren en haar zelfs by kerkbezoek lastig te vallen. Het geheel maakt den indruk van kwa-jongens gedoe.'
Inspectie consulaat
Een van de eerste taken van Middelburg in 1944 was inspectie van het plaatselijke consulaat in Algiers gelegen op de Noordafrikaanse kust, dat sinds 1930 op persoonlijke titel geleid werd door G.J.M.A. Randhuyzen. Sinds 1922 was hij al honorair consul. Consulaten waren ondersteunend aan ambassades; de plaats werd in wezen niet belangrijk genoeg geacht om een officiële ambassade te rechtvaardigen.
Minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens lichtte e.e.a. als volgt toe aan de gezant te Tanger in een brief van 20 december 1943. 'Ik heb de eer U te verzoeken den Heer Randshuysen hiervan [inspectie] in kennis te stellen en hem uit te noodigen den Heer Middelburg toegang te verschaffen tot de archieven van zijn post, en hem bij dit onderzoek de noodige medewerking te geven door toelichting op de stukken, beantwoording van vragen, enz.
De inspecteur zal mij over zijn bevindingen rapport moeten uitbrengen; van zijn verslag zal hij Uhoogedelgestrenge een copie doen toekomen. Ik heb hem voorts gemachtigd den Heer Randshuyzen rechtstreeks aanbevelingen te doen, indien hij daartoe termen aanwezig acht.
Teneinde den Heer Randshuyzen, die reeds geprikkeld en eenigszins verbitterd is, niet onnoodig te froisseeren [=licht krenken], zou U hem kunnen mededeelen, dat het inspecteeren van honoraire consulaire posten door beroepsambtenaren behoort tot de normale routine van den dienst.'
Bevindingen Middelburg
"2. Het Consulaat is gevestigd in een appartement op een goeden stand in een van de hoofdstraten van Algiers. Een koperen naambord is goed zichtbaar bevestigd naast den hoofdingang van het gebouw. Voor het raam van het appartement hangt het wapenschild. Het geheel maakt een keurigen indruk; de behuizing is beter dan van menig beroepsconsulaat.
3. De heer Randshuysen ontving mij met alle voorkomendheid. Hij was reeds ingelicht door Jhr. Eekhout en gaf geen blijk zich gekrenkt te voelen over het feit dat dit onderzoek werd gehouden. Het is mij gelukt deze goede stemming te bewaren.
4. Er gaat op dit consulaat niet veel om. Per jaar zijn er een 500 tot 600 uitgaande brieven, aan kanselarijrechten wordt een 800 gulden ontvangen. Een flinke ambtenaar zou het werk gemakkelijk kunnen verrichten zonder eenige hulp.
De C-G beschikt over een ouden Franschen klerk en een Nederlandschen sergeant, die zich met de werving bezig houdt. Deze laatste gaat volgende maand weg. Er is wel eenige aanloop, als er een Nederlandsch schip in de haven ligt doch druk schijnt het aan de balie nooit te zijn. Vóór de komst van Kapitein Dubois van de Nederlandsche Scheepvaart-en Handelscommissie schijnt er op het Consulaat meer scheepvaartwerk geweest te zijn. Tijdens mijn verblijf te Algiers was de C-G zeer actief bij de begrafenis van een Nederlandschen zeeman, wien aan den wal een ongeluk was overkomen.
6. Jhr. Eekhout houdt nu toezicht op de financieele afrekening van het Consulaat. Hij doet dit met veel tact en de heer R. volgt zijn adviezen op, zoodat ik verwacht, dat een verbetering op dit punt in Londen spoedig merkbaar zal zijn.
De C-G verkeert op het oogenblik in geldverlegenhied [sic]. Hij zeide mij begin December fondsen te hebben aangevraagd, die hem thans nog niet bereikt zouden hebben. Het blijkt echter, dat hij in zijn aanvrage geen bedrag genoemd heeft.
7. De heer R. is niet in het bezit van alle instructies inzake comptabiliteit, die van Uwer Excellentie's departement zijn uitgegaan. Ik heb het stel instructies, dat ik op reis heb meegenomen, aan hem ter inzage gegeven met de suggestie aan de hand daarvan de noodige aanteekeningen te maken. Dit zal vermoedelijk aan de administratie van dezen post ten goede komen.
8. De agenda werd tot dusver op zeer onorthodoxe wijze bijgehouden. Ik heb uitgelegd hoe het moest; de normale werkwijze is op 1 Februari ingevoerd. De Wet op de Kanselarijrechten wordt correct toegepast.
9. Verder heb ik den heer R. zijn hart laten uitstorten om zoodoende een beeld te krijgen van zijn persoonlijkheid. Hij maakt op mij den indruk van een eerlijk man, niet overmatig intelligent, eenigszins slap. Hij is overtuigd van zijn eigen voortreffelijkheid als consulair ambtenaar. Zoo liet hij doorschemeren, dat hij na den oorlog wel gaarne een meer belangrijken post wilde hebben, bij voorbeeld in Italië.
10. Ik twijfel er niet aan, of de heer R. was in normale tijden in dit Fransche koloniale milieu goed op zijn plaats. Met de locale Franschen schijnt hij steeds goede relaties onderhouden te hebben, zoo zelfs dat hij zich, zeker ook onder den sterken invloed van zijne Fransche echtgenoote, met de belangen en sympathieën van de plaatselijke bourgeoisie vereenzelvigt.
11. De Fransche burgers van Algiers gevoelen niets voor De Gaulle en diens Comité National, dien zij verwijten de Joden en de communisten uit de concentratiekampen te hebben vrijgelaten, waar het Vichy-bewind hen zoo veilig had opgeborgen. Ik vroeg den heer R., of hij reeds een officieel bezoek had gebracht bij den nieuwen prefect, hetgeen hij verzuimd bleek te hebben. Ik heb hem in overweging gegeven dit alsnog te doen.
12. Meer eerlijk dan handig stak de heer R. ook tegenover mij zijn antisemiete gevoelens niet onder stoelen en banken. Hij insinueerde, dat de heer Elzas een protégé van den heer Van Praag van de afdeeling Comptabiliteit van Uwer Excellentie's departement zou zijn, en zoodoende zijn tegenwoordige betrekking gekregen zou hebben! Toen hij mij zeide den heer IJzer als hulpkracht te hebben geweigerd, omdat deze Israëliet is, heb ik gemeend den heer R. te moeten voorhouden, dat Jodenhaat een zeer on-Nederlandsche eigenschap is, en dat het goed was, dat de redenen zijner weigering destijds niet uit de stukken zijn gebleken, aangezien dit in Londen een zeer ongunstigen indruk zou hebben gemaakt. Dat hij hierdoor landgenooten tegen zich inneemt, is te begrijpen.
13. Voor lieden met bekrompen politieke inzichten als de kring van Fransche renteniers, waarin de heer R. zich voornamelijk beweegt, zijn de voordeelen van het régime, voorgestaan door de Geallieerden, boven dat van den vijand en Vichy hier niet zichtbaar. Algiers heeft nooit en een sterke Duitsche bezetting gehad, er was hier slechts een Duitsche wapenstilstandscommissie. De Britten en Amerikanen echter hebben hier troepen gelegerd, terwijl het Geallieerde Hoofdkwartier alleen reeds een 1600 officieren telt. Hiervoor zijn hotels, kantoorgebouwen en woonhuizen gerequireerd. Toen later het Fransche Comité hier werd gevestigd, is dit nog meer gaan requireeren, zoodat de locale Franschen steen en been klagen.
14. Onbewust van den mogelijken terugslag van zijn houding, praat de heer R. mede met zijn Fransche kennissen. Hij is er echter van overtuigd een goed vaderlander te zijn en ik acht hem niet in staat tot eenige bewuste anti-Nederlandsche handeling.
15. Zelfkritiek is den heer R. vreemd. Alle moeilijkheden zoekt hij toe te schrijven aan werkelijke en imaginaire vijanden; Dr. Sevenster, de Joden, enz. Dat hij voorts van het ambtelijke werk niets begrijpt bleek mij, toe [sic] hij mij vroeg, wie toch eigenlijk Graaf van Bylandt was, van wien hij altijd zulke nare brieven kreeg. Ik heb den C-G daarop uitgelegd, dat aan het Departement van Buitenlandsche Zaken de meeste brieven door den Secretaris-Generaal geteekend worden, doch dat deze door vele handen zijn gegaan, voordat die handteekening wordt geplaatst.
16. Concludeerende veroorloof ik mij Uwer Excellentie als mijne meening te kennen te gegevn, dat de heer R. beschouwd kan worden als een middelmatigen, geen erg goeden, doch ook geen erg slechten honorairen consulairen ambtenaar, die in normale tijden hier wel op zijn plaats is. Tegen de problemen, die de huidige oorlog hier als overal met zich brengt is hij niet opgewassen. Onder het toezicht van Hr.Ms. Gezant resp. den Gezantschapssecretaris, zooals thans uitgeoefend, kan hij dunkt mij niet veel kwaad, te meer daar het routinewerk van zijn consulaat behoorlijk loopt. Na het vertrek van het Fransche Comité, alsdan wellicht Regeering, naar Parijs, zal Algiers geleidelijk wel weder normaal worden, en zal het Consulaat een rustigen, gemakkelijken tijd tegemoet gaan. Ik zou Uwer Excellentie daarom in overweging willen geven den heer R. te laten aanblijven, terwijl Hr.Ms.Gezant, wien ik ingevolge Hare instructie een copie van dezen brief doen toekomen, in de toekomst anders mocht oordeelen."
Opmerkingen
De bevindingen van de diplomaat geven een aardig inzicht in de lokale intriges te Algiers gedurende de oorlog. Gecombineerd met lokale exotica was dit tevens waar de stad internationaal bekend om stond. Zo werd het ook in diverse films (Casablanca), literatuur (Graham Greene) en andere kunsten verbeeld.
Ondanks de goede hoop uitgesproken door Middelburg lijkt de archivering door middel van agenda's verder niet te zijn overgenomen: in het archief van het Consulaat ontbreken deze in ieder geval vrijwel geheel.
Omtrent het functioneren van Randhuyzen was reeds in 1943 een onderzoek ingesteld; de bevindingen van Middelburg kwamen in dat opzicht niet als een grote verrassing. Randhuyzen werd bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1952 eervol ontslagen na een dienstperiode van dertig jaar.
Archieven
Nationaal Archief, 2.05.289, Gezantschap Italië, inv.nr. 1276 [rapport Middelburg]
Nationaal Archief, 2.05.112, Consulaten Frans-Algerij, inv.nr. 20 [onderzoek Van Randwyck]
4 opmerkingen:
Sevenster, waar ken ik die naam toch van?;-)
http://www.google.nl/search?hl=nl&q=sevenster+vichy
Dank Albert: hoe één extra woord (Vichy) een wereld van verschil kan maken bij retrieval. Dr. Sevenster was dus de consul-generaal te Vichy; de belangrijkste Nederlandse ambtenaar in Zuid-Frankrijk: geen kleine jongen dus!
Beste Historicus, dank voor dit verhaal over onze man in Algiers G Randshuyzen. Bij mijn onderzoeken naar Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Franse Vreemdelingenlegioen hebben gediend kwam ik zijn naam vaker tegen, helaas niet altijd in positieve zin. Tot voor kort kon ik geen verdere gedetailleerde informatie over hem vinden. Ter aanvulling van je onderzoek, de genoemde Nederlandse Sergeant was W. Lagas die de Nederlandse Regering in London steunde met het werven van Legionairs van Nederlandse origine die zich in het Franse Vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika bevonden. http://www.kwaak99.demon.nl/
Een reactie posten