Recent vond ik wederom een blauwe brief. Toeval of niet? Raadpleeg ik momenteel archieven met een verhoogde kans van slagen? Dit laatste zou ik alvast willen ontkrachten. Bovendien ben ik er beslist niet naar op zoek. Sterker nog: de bewuste inventarisnummers van het ambassadearchief van Groot-Brittanniƫ (1813-1954) stonden al veel langer op mijn vizier om eens te worden geraadpleegd. Deze tweede blauwe brief had dus ook de eerste kunnen zijn. Of heb ik er als onderzoeker soms een neusje voor? Dat kan uiteraad ook altijd nog.
Enkele kanttekeningen bij Blauwe brieven (1)
Deze vondst brengt mijn eerdere stelling over de zeldzaamheid van blauwe brieven wel enigszins in gevaar, zoals reeds door een archivaris werd opgemerkt. Volgens hem vallen dergelijke vondsten binnen de context van bepaalde archieven zelfs te verwachten. De archieven die ik raadpleeg zijn echter niet dergelijke (persoons)archieven.
Een andere archivaris (Peter Horsman) heeft enige moeite met de term 'persoonlijke brief'. De brief is tenslotte wel op officieel briefpapier van een ministerie uitgevaardigd, en niet zomaar op enig willekeurig soort papier. Opmerkelijk blijft desalniettemin dat een dergelijke 'amice' brief buiten de gangbare registratuur wordt gehouden.
Nieuw exemplaar
Het fraaie van dit nieuwe exemplaar is dat hij EN van een ander ministerie afkomstig is EN veel ouder is qua datering (uit 1946): de oudste blauwe brief tot dusverre in openbare archieven gevonden dus.
Wederom moet allereerst worden vastgesteld dat de kleur het best als vaalblauw kan worden omschreven: tijdens het doornemen van een pak papier valt ie niet onmiddellijk op. Het is en blijft dus opletten geblazen voor de onderzoeker.
De brief is geschreven op briefpapier met het logo van het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar dus zonder enige verdere registratuurkenmerken. Ze is van 1946, gericht aan de Ambassaderaad te Londen mr. A.W.C. baron Bentinck van Schoonheeten en de afzender is Hans Helb Junior.
Buitenlandse oorsprong?
Tot mijn niet geringe verbazing kwam ik, notabene nog diezelfde (inmiddels toch wel gedenkwaardige) dag, blauwe brief nummer drie tegen. Een mogelijk doodlopend archiefspoor - de betrekkelijke zeldzaamheid van blauwe brieven ontkracht - bleek daarmee plotseling toch weer erg levendig. Want dit betreft notabene een exemplaar afkomstig uit het buitenland.
Bovenstaande brief is van het Britse Foreign Office, stamt uit begin 1944, is duidelijk gemarkeerd 'Personal' en gericht aan de Nederlandse ambassadeur Jhr. E. Michiels van Verduynen. De markering 'Personal' is in zoverre interessant dat hiermee qua opzet toch wel degelijk sprake is van een persoonlijke brief. De brief bevat verder diverse registratuurkenmerken van de Nederlandse ambassade te Londen.
De afzender, Sir Alexander Cadogan (1884-1968) was permanent ondersecretaris van Buitenlandse Zaken van 1938-46 en vormde daarmee een centrale figuur in de Engelse diplomatie. Zijn dagboeken voor 1938-45 worden als een belangrijke bron beschouwd voor die periode.
Kan daarmee een nieuwe stelling worden geponeerd dat het gebruik van blauwe brieven bij wijze van informele briefwisseling van ministers een buitenlandse origine kent?
Wat er aan vooraf ging
Lees ook mijn eerdere bijdrage over dit onderwerp:
http://hethistorischatelier.blogspot.com/2010/12/de-blauwe-brief.html
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Het zou mij niet verbazen als de ministers de 'blauwe'brief' als informeel communicatiemiddel van hun Engelse ambtgenoten hebben afgekeken tijdens hun verblijf in Londen. Opvallend is wel dat alle ministers hetzelfde logo gebruiken, met de naam van het ministerie in de rand. Thans bestaat er een voorschrift voor: http://bit.ly/hOxci4
Een reactie posten