Onder invloed van de Romantiek had Wanderlust het karakter van het lange afstandswandelen veranderd: van de gezapige grand tourist naar een meer avontuurlijk ingesteld karakter, met de hele wereld als ontdekkingsplaats.
L.C. Dudok de Wit (1843-1913)
Eén Nederlander springt er in de 19e eeuw bovenuit: L.C. (Leonard Corneille) Dudok de Wit, telg uit een vooraanstaand Amsterdams geslacht. Zijn familie liet hem op 22-jarige leeftijd de vrijheid om de wijde wereld in te trekken. Later werd van hem gezegd dat hij klein van postuur was, lange haren had en een artistiek gezicht.
'Den eigenaardigen toerist'
In 1865 maakte hij een voetreis gedurende zes maanden op blote voeten dwars door Java van ruim 3.500 kilometer. Dit had nog niemand voor hem aangedurfd. Onderweg werd hij overal hartelijk ontvangen. Als enige bagage had hij een handvaliesje bij zich, een paar ruime, ijzersterke schoenen (die dus grotendeels ongebruikt bleven) en zijn reisparasol.
Eten deed hij aan de kant van de weg of hij trok de kampongs in: later vertelde hij met trots dat zijn voeding hem per dag niet meer dan twintig cent kostte. In juni 1867 was hij te Amsterdam terug.
Onderweg verzamelde hij van alles, waaronder zoveel mogelijk wandelstokken, dat later zijn weg zou vinden naar zijn (huis)museum: een soort rariteitenkabinet met curiositeiten en souvenirs. Bij een inbraak in 1895 werd ook wel gesproken van 'het museum voor land en volkenkunde'; slechts het vel van een wild zwijn werd ontvreemd. Wegens de enorme populariteit onder bezoekers en het vermissen van voorwerpen (ook uit zijn huis en werkkamder), besloot hij in 1899 de toegang te beperken.
'Hij was Neerland's grootste en meest spontane wandeltoerist.'
In 1874 wandelde hij in 122 uur (of 9 dagen) van Amsterdam naar Parijs. Hij vertrok op 1 juni om drie uur 's nacht in de volgende dagetappes: Vianen, Oosterhout, Rijckevoorsel bij Hoogstraten, Brussel, Braine le Comte, Maubeuge, Cateau en Cambresis, St. Quentin, en vervolgens zonder nachtrust te houden door naar Parijs.
Eind dat jaar arriveerde hij in New York voor diverse excursies in het noordwesten van Amerika.
In mei 1875 ondernam hij een wandeltocht van Amsterdam naar Wenen in 26 dagen of 235 uur. Hij vertrok op 1 mei om vier 's nachts. Tot Munster werd hij vergezelschapt door dhr. M.C. Hassoldt (die hem eerder ook gedeeltelijk richting Parijs had begeleid, maar was uitgevallen door een blessure aan zijn voet); van Munster tot Wenen door dhr. A. Kettner. Vooraf dacht men 270 uren gaans te zijn, bij een gemiddelde van 8 uur per dag. Gestopt werd voor een dag rust in voorname plaatsen als Munster en Kassel.
In 1876 liep hij van New York naar Philadelphia en Chicago ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling aldaar. Hij had altijd hetzelfde valiesje bij zich en liep in zijn oude reispakje. Met name in Amerika leverde hem dit de nodige aandacht op. Tevens werd elke stap met een afstandsmeter genoteerd. De Amerikaanse schrijver Ban Holt, auteur van Four Centuries After, or how I discovered Europe, kreeg bij een ontmoeting met Dudok de Wit ('a tramp of world-wide fame') een dergelijke pedrometer kado. Het apparaat werkte ook wanneer men achteruit liep of in een cafe afdwaalde, zo werd hem verzekerd.
Latere jaren
Toen het reisvirus eenmaal voorbij was, vestigde hij zich in het huis (of villa) De Slangevecht te Breukelen dat hij had geërfd van zijn grootvader (een suikerhandelaar). Zelf leefde hij eenvoudig, was verstokt vrijgezel, excentriek en hield van grapjes. Hij wandelde dagelijks nog vele kilometers en was een liefhebber van de natuur. In 1894 wandelde 'de verharde wandelaar' nog naar Antwerpen in bar slecht weer; nog nooit had hij in zo'n wind-en regennacht gewandeld, zo verklaarde hij in het Utrechts Nieuwsblad.
Te Breukelen werd hij zelf de attractie; hij was inmiddels min of meer en een bekende Nederlander. In 1883 wordt hij in het Leidsch Dagblad als 'de bekende wereld-wandelaar' omschreven. Bij die gelegenheid nam hij de tijd op tijdens een wandeltocht. Overigens niet zomaar een tocht: de wandeling van amateurs voor het kampioenschap voor Nederland. Die voerde bovendien langs zijn buiten te Breukelen waar een ereboog van lampions was opgericht. Start- en finishplaats was de Parktuin in Amsterdam.
Zijn hitje Keetje vertoonde op zondagen aan de vele bezoekers allerlei rijkunstjes, maar overleed aan een oogzwering in 1894. In zijn tuin stelde hij zomers aangeklede poppen op die hij had overgenomen van het Amsterdamse Panopticum. Bij het passeren van een plezierboot vielen ze soms plotseling in de rivier waarna hij ze zogenaamd redde.
Vier uur slaap
Hij ging elke avond om tien uur naar bed maar stond om twee uur 's nachts weer op, met name om zijn talrijke correspondentie te onderhouden. Eens ontving hij uit Lausanne een envelop met als opschriften Pays Bas en Nederland, met daar tussenin een paar getekende voeten. Hij sliep overigens altijd beneden op een sofa met zijn trouwe hond 'Derby'. Zijn wandelstok was van goud, gevuld met cognac, en de dop een bekertje waar hij menigeen wat uit aanbood.
In de jaren negentig organiseerde hij diverse roei-en wandeltochten op de Vecht. Ook organiseerde hij kermissen, tentoonstellingen en sportfeesten waaronder harddraverij, ringsteken en wielerwedstrijden. En in 1906 organiseerde hij een bioscoopvoorstelling voor de burgerij.
In 1904 was hij, inmiddels 61 jaar oud, toe aan zijn 50e tocht van Breukelen naar Baarn. Voor de eerste maal deed hij dat op 2 juli 1889 om zijn familie te bezoeken. Deze jubileumeditie was echter tevens zijn laatste wandeling naar Baarn: hij was van plan 'een andere richting voor zijn verdere wandelingen te kiezen'.
Van dezelfde 'bekende wereldwandelaar' wordt in 1908 nog gezegd dat hij zijn gewoonte om elke morgen een frisse duik te nemen in de Vecht ondanks de vrieskou had doorgezet. Op Nieuwjaarsdag moest daarvoor speciaal 'een groote bijt in het ijs' gekapt worden. Geen wonder dat het huis ook wel bekend stond als Vroeg-, Loop- en Zwemlust. In 1913 overleed hij en werd begraven in het familiegraf op het kerkhofje achter de Ned. Herv. Kerk te Breukelen.
'De bekende sportman' C.A.A. Dudok de Wit
Eerder, in 1911, overleed zijn broer: C.A.A. ("Bram") Dudok de Wit, ten huize van diens zoon te Bloemendaal. Na eerst reumatische klachten, werd hij in 1909 ernstiger ziek en moest een aantal maanden worden opgenomen in het Burgerziekenhuis te Amsterdam. Hij convalesceerde vervolgens bij zijn zoon.
Hij stond algemeen bekend als "de minister van sport" vanwege zijn vele (ere-)voorzitterschappen. Hij was min of meer verantwoordelijk voor de eerste deelname van Nederland aan de Olympische Spelen in 1900. Tevens werd van hem gezegd dat hij 'de ziel' was van menig feest. Ook hield hij zich bezig met (internationale) tuinbouwtentoonstellingen en werd een chrysanthemum naar hem vernoemd. Tevens stond hij bekend om het maken van grote buitenlandse reizen (per stoomboot); in 1905 wordt hij in de krant als 'de sportminister-wereldreiziger' aangehaald.
Nalatenschap
Dudok de Wit maakte het lange afstandswandelen tot een serieuze sportieve aangelegenheid. In dat opzicht was hij een groot, zij het vergeten sportman en pionier. Hij is mede de geestelijk vader van de Wandelvierdaagse van Nijmegen.
In 1931 werd in Haarlem de H.W.S.V. ,,Dudok de Wit" opgericht: de Haarlemsche Wandelsport-vereeniging. Wederom was de afstand 45 kilometer. Wandelsportverenigingen lijken in de jaren dertig populair te zijn geweest. In 1932 werd geprobeerd in overleg met de K.N.A.U. tot een nieuwe regeling van de wandelsport te komen. Aanwezig waren: R.W.V. ,,De Stichtse wandelaars", ,,Op Stap", ,,Dudok de Wit" (Haarlem), ,,de Vierdaagsche" en L.W.S.V. (Leiden).
Een groot gedeelte van zijn omvangrijke nalatenschap is verdwenen. Medio december 1940 stond in de krant aangekondigd dat het huis zou worden geveild. Vrienden probeerden verkoop ervan te voorkomen: onduidelijk is of de collectie nog aanwezig was. Volgens een ander bericht werd deze reeds vier maanden na zijn dood geveild.
Ook het in 1991 te Breukelen geplaatste standbeeld verdween op mysterieuze wijze (vermoedelijk koperdieven) in 2007; alleen de hond stond er nog. Wel werd in 2008 een replica geplaatst.
Weldoener: jaarlijkse herdenking of poffertjesdag
Op zijn wandelingen door Breukelen had hij vaak de jeugd om zich heen en gaf hen talrijke traktaties. Dat ging ook door na zijn dood. Zijn gedachtegoed is op andere manieren namelijk nog wel tastbaar vanwege de jaarlijkse poffertjesdag rond zijn verjaardag op 3 oktober. De poffertjes heetten daar ook wel 'Broedertjes'. Zij zongen dan onder meer:
"D'r is maar ene goeie Breukelaar.
En dat is Kees de Tippelaar ....!"
De herdenking is speciaal bestemd voor kinderen van de kleuter-en lagere school te Breukelen en wordt nog steeds elk jaar gehouden. Voor dit fonds schonk hij een legaat van fl. 8.500.-, te beheren door de plaatselijke burgemeester. Om het andere jaar werden de drie hoogste klassen op een bezoek aan Amsterdam en Artis getrakteerd. Dit gebruik werd na verloop van tijd echter afgeschaft vanwege verminderde opbrengsten uit de rente.
Kees noemde zijn geboortdag zelf ook wel 'Hutspotdatum': de connectie met de Leidse 3 oktober-feesten is onmiskenbaar. Door oud-vrienden o.l.v. notaris Bastert werd op die dag tevens een stille hulde gebracht aan zijn graf en bloemen gelegd, mede namens de V.V.V.. In 1934 werd door vrienden en medewandelaars aan de Dudok de Wit-tocht te Utrecht een gedenkplaat op zijn graf geplaatst.
Tevens reikten zij vanaf 1931 een gedenkpenning uit aan diegenen die een wandeltocht aflegden over 45 kilometer binnen 8 1/2 uur langs de route die Kees zelf met zijn beste vrienden aflegde over Vleuten, Kasteel de Haarzuilen, Lage Vuursche en Utrecht.
Bronnen
Krantenbank Regionaal Archief Leiden
Kranten Utrechts Archief
Archieven
http://www.neha.nl/specialcollections/0469dudo.php
Literatuur
Arie Manten en Ties Verkuil, Een veelzijdig en buitenissig heer. L.C. Dudok de Wit/Kees de Tippelaar/1843-1913
L.C. Dudok de Wit (1843-1913)
Eén Nederlander springt er in de 19e eeuw bovenuit: L.C. (Leonard Corneille) Dudok de Wit, telg uit een vooraanstaand Amsterdams geslacht. Zijn familie liet hem op 22-jarige leeftijd de vrijheid om de wijde wereld in te trekken. Later werd van hem gezegd dat hij klein van postuur was, lange haren had en een artistiek gezicht.
'Den eigenaardigen toerist'
In 1865 maakte hij een voetreis gedurende zes maanden op blote voeten dwars door Java van ruim 3.500 kilometer. Dit had nog niemand voor hem aangedurfd. Onderweg werd hij overal hartelijk ontvangen. Als enige bagage had hij een handvaliesje bij zich, een paar ruime, ijzersterke schoenen (die dus grotendeels ongebruikt bleven) en zijn reisparasol.
Eten deed hij aan de kant van de weg of hij trok de kampongs in: later vertelde hij met trots dat zijn voeding hem per dag niet meer dan twintig cent kostte. In juni 1867 was hij te Amsterdam terug.
Onderweg verzamelde hij van alles, waaronder zoveel mogelijk wandelstokken, dat later zijn weg zou vinden naar zijn (huis)museum: een soort rariteitenkabinet met curiositeiten en souvenirs. Bij een inbraak in 1895 werd ook wel gesproken van 'het museum voor land en volkenkunde'; slechts het vel van een wild zwijn werd ontvreemd. Wegens de enorme populariteit onder bezoekers en het vermissen van voorwerpen (ook uit zijn huis en werkkamder), besloot hij in 1899 de toegang te beperken.
'Hij was Neerland's grootste en meest spontane wandeltoerist.'
In 1874 wandelde hij in 122 uur (of 9 dagen) van Amsterdam naar Parijs. Hij vertrok op 1 juni om drie uur 's nacht in de volgende dagetappes: Vianen, Oosterhout, Rijckevoorsel bij Hoogstraten, Brussel, Braine le Comte, Maubeuge, Cateau en Cambresis, St. Quentin, en vervolgens zonder nachtrust te houden door naar Parijs.
Eind dat jaar arriveerde hij in New York voor diverse excursies in het noordwesten van Amerika.
In mei 1875 ondernam hij een wandeltocht van Amsterdam naar Wenen in 26 dagen of 235 uur. Hij vertrok op 1 mei om vier 's nachts. Tot Munster werd hij vergezelschapt door dhr. M.C. Hassoldt (die hem eerder ook gedeeltelijk richting Parijs had begeleid, maar was uitgevallen door een blessure aan zijn voet); van Munster tot Wenen door dhr. A. Kettner. Vooraf dacht men 270 uren gaans te zijn, bij een gemiddelde van 8 uur per dag. Gestopt werd voor een dag rust in voorname plaatsen als Munster en Kassel.
In 1876 liep hij van New York naar Philadelphia en Chicago ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling aldaar. Hij had altijd hetzelfde valiesje bij zich en liep in zijn oude reispakje. Met name in Amerika leverde hem dit de nodige aandacht op. Tevens werd elke stap met een afstandsmeter genoteerd. De Amerikaanse schrijver Ban Holt, auteur van Four Centuries After, or how I discovered Europe, kreeg bij een ontmoeting met Dudok de Wit ('a tramp of world-wide fame') een dergelijke pedrometer kado. Het apparaat werkte ook wanneer men achteruit liep of in een cafe afdwaalde, zo werd hem verzekerd.
Latere jaren
Toen het reisvirus eenmaal voorbij was, vestigde hij zich in het huis (of villa) De Slangevecht te Breukelen dat hij had geërfd van zijn grootvader (een suikerhandelaar). Zelf leefde hij eenvoudig, was verstokt vrijgezel, excentriek en hield van grapjes. Hij wandelde dagelijks nog vele kilometers en was een liefhebber van de natuur. In 1894 wandelde 'de verharde wandelaar' nog naar Antwerpen in bar slecht weer; nog nooit had hij in zo'n wind-en regennacht gewandeld, zo verklaarde hij in het Utrechts Nieuwsblad.
Te Breukelen werd hij zelf de attractie; hij was inmiddels min of meer en een bekende Nederlander. In 1883 wordt hij in het Leidsch Dagblad als 'de bekende wereld-wandelaar' omschreven. Bij die gelegenheid nam hij de tijd op tijdens een wandeltocht. Overigens niet zomaar een tocht: de wandeling van amateurs voor het kampioenschap voor Nederland. Die voerde bovendien langs zijn buiten te Breukelen waar een ereboog van lampions was opgericht. Start- en finishplaats was de Parktuin in Amsterdam.
Zijn hitje Keetje vertoonde op zondagen aan de vele bezoekers allerlei rijkunstjes, maar overleed aan een oogzwering in 1894. In zijn tuin stelde hij zomers aangeklede poppen op die hij had overgenomen van het Amsterdamse Panopticum. Bij het passeren van een plezierboot vielen ze soms plotseling in de rivier waarna hij ze zogenaamd redde.
[Bron: Beeldmateriaal Het Utrechts Archief]
Vier uur slaap
Hij ging elke avond om tien uur naar bed maar stond om twee uur 's nachts weer op, met name om zijn talrijke correspondentie te onderhouden. Eens ontving hij uit Lausanne een envelop met als opschriften Pays Bas en Nederland, met daar tussenin een paar getekende voeten. Hij sliep overigens altijd beneden op een sofa met zijn trouwe hond 'Derby'. Zijn wandelstok was van goud, gevuld met cognac, en de dop een bekertje waar hij menigeen wat uit aanbood.
In de jaren negentig organiseerde hij diverse roei-en wandeltochten op de Vecht. Ook organiseerde hij kermissen, tentoonstellingen en sportfeesten waaronder harddraverij, ringsteken en wielerwedstrijden. En in 1906 organiseerde hij een bioscoopvoorstelling voor de burgerij.
In 1904 was hij, inmiddels 61 jaar oud, toe aan zijn 50e tocht van Breukelen naar Baarn. Voor de eerste maal deed hij dat op 2 juli 1889 om zijn familie te bezoeken. Deze jubileumeditie was echter tevens zijn laatste wandeling naar Baarn: hij was van plan 'een andere richting voor zijn verdere wandelingen te kiezen'.
Van dezelfde 'bekende wereldwandelaar' wordt in 1908 nog gezegd dat hij zijn gewoonte om elke morgen een frisse duik te nemen in de Vecht ondanks de vrieskou had doorgezet. Op Nieuwjaarsdag moest daarvoor speciaal 'een groote bijt in het ijs' gekapt worden. Geen wonder dat het huis ook wel bekend stond als Vroeg-, Loop- en Zwemlust. In 1913 overleed hij en werd begraven in het familiegraf op het kerkhofje achter de Ned. Herv. Kerk te Breukelen.
'De bekende sportman' C.A.A. Dudok de Wit
Eerder, in 1911, overleed zijn broer: C.A.A. ("Bram") Dudok de Wit, ten huize van diens zoon te Bloemendaal. Na eerst reumatische klachten, werd hij in 1909 ernstiger ziek en moest een aantal maanden worden opgenomen in het Burgerziekenhuis te Amsterdam. Hij convalesceerde vervolgens bij zijn zoon.
Hij stond algemeen bekend als "de minister van sport" vanwege zijn vele (ere-)voorzitterschappen. Hij was min of meer verantwoordelijk voor de eerste deelname van Nederland aan de Olympische Spelen in 1900. Tevens werd van hem gezegd dat hij 'de ziel' was van menig feest. Ook hield hij zich bezig met (internationale) tuinbouwtentoonstellingen en werd een chrysanthemum naar hem vernoemd. Tevens stond hij bekend om het maken van grote buitenlandse reizen (per stoomboot); in 1905 wordt hij in de krant als 'de sportminister-wereldreiziger' aangehaald.
Nalatenschap
Dudok de Wit maakte het lange afstandswandelen tot een serieuze sportieve aangelegenheid. In dat opzicht was hij een groot, zij het vergeten sportman en pionier. Hij is mede de geestelijk vader van de Wandelvierdaagse van Nijmegen.
In 1931 werd in Haarlem de H.W.S.V. ,,Dudok de Wit" opgericht: de Haarlemsche Wandelsport-vereeniging. Wederom was de afstand 45 kilometer. Wandelsportverenigingen lijken in de jaren dertig populair te zijn geweest. In 1932 werd geprobeerd in overleg met de K.N.A.U. tot een nieuwe regeling van de wandelsport te komen. Aanwezig waren: R.W.V. ,,De Stichtse wandelaars", ,,Op Stap", ,,Dudok de Wit" (Haarlem), ,,de Vierdaagsche" en L.W.S.V. (Leiden).
Een groot gedeelte van zijn omvangrijke nalatenschap is verdwenen. Medio december 1940 stond in de krant aangekondigd dat het huis zou worden geveild. Vrienden probeerden verkoop ervan te voorkomen: onduidelijk is of de collectie nog aanwezig was. Volgens een ander bericht werd deze reeds vier maanden na zijn dood geveild.
Ook het in 1991 te Breukelen geplaatste standbeeld verdween op mysterieuze wijze (vermoedelijk koperdieven) in 2007; alleen de hond stond er nog. Wel werd in 2008 een replica geplaatst.
Weldoener: jaarlijkse herdenking of poffertjesdag
Op zijn wandelingen door Breukelen had hij vaak de jeugd om zich heen en gaf hen talrijke traktaties. Dat ging ook door na zijn dood. Zijn gedachtegoed is op andere manieren namelijk nog wel tastbaar vanwege de jaarlijkse poffertjesdag rond zijn verjaardag op 3 oktober. De poffertjes heetten daar ook wel 'Broedertjes'. Zij zongen dan onder meer:
"D'r is maar ene goeie Breukelaar.
En dat is Kees de Tippelaar ....!"
De herdenking is speciaal bestemd voor kinderen van de kleuter-en lagere school te Breukelen en wordt nog steeds elk jaar gehouden. Voor dit fonds schonk hij een legaat van fl. 8.500.-, te beheren door de plaatselijke burgemeester. Om het andere jaar werden de drie hoogste klassen op een bezoek aan Amsterdam en Artis getrakteerd. Dit gebruik werd na verloop van tijd echter afgeschaft vanwege verminderde opbrengsten uit de rente.
Kees noemde zijn geboortdag zelf ook wel 'Hutspotdatum': de connectie met de Leidse 3 oktober-feesten is onmiskenbaar. Door oud-vrienden o.l.v. notaris Bastert werd op die dag tevens een stille hulde gebracht aan zijn graf en bloemen gelegd, mede namens de V.V.V.. In 1934 werd door vrienden en medewandelaars aan de Dudok de Wit-tocht te Utrecht een gedenkplaat op zijn graf geplaatst.
Tevens reikten zij vanaf 1931 een gedenkpenning uit aan diegenen die een wandeltocht aflegden over 45 kilometer binnen 8 1/2 uur langs de route die Kees zelf met zijn beste vrienden aflegde over Vleuten, Kasteel de Haarzuilen, Lage Vuursche en Utrecht.
Bronnen
Krantenbank Regionaal Archief Leiden
Kranten Utrechts Archief
Archieven
http://www.neha.nl/specialcollections/0469dudo.php
Literatuur
Arie Manten en Ties Verkuil, Een veelzijdig en buitenissig heer. L.C. Dudok de Wit/Kees de Tippelaar/1843-1913
Geen opmerkingen:
Een reactie posten