Zoeken in deze blog

Translate

donderdag 4 december 2014

LAC trekt stekker uit eigen e-Depot

Het gaat slecht met het archiefwezen in Canada, eens een bakermat (samen met Australië) van vernieuwing.

Summary
Library and Archives Canada has come under renewed criticism, following a report of the nation's Auditor General. Cuts in government spending have left vital services to the general public for current and future generations in jeopardy. Its cancelling of a trusted digital repository is only the latest example in a series of mismanagement following the institution's founding in 2004.

e-Depot


Onlangs is bekend geworden dat het LAC (Library and Archives Canada) al eind 2012 gestopt is met het in eigen beheer ontworpen e-Depot. Gedurende vijf jaar en na reeds $ 15,4 miljoen (Canadese) dollar in de ontwikkeling gestopt te hebben, is de stekker uit het systeem getrokken.
Als belangrijkste reden is gegeven dat het e-depot te duur in onderhoud zou zijn. Het e-depot was in 2011 getest en goedgekeurd maar is in feite dus nooit daadwerkelijk gebruikt.

“The trusted digital repository was shut down in November 2012 without documentation from management on the rationale for the decision,” the audit report stated.

Met andere woorden: het besluit om te stoppen is nergens gearchiveerd en aldus bijna onopgemerkt voorbij gegaan.

Digital records


Dit roemloze einde is des te merkwaardiger aangezien de Canadese overheid vanaf 2017 electronic records als de te prefereren standaard beschouwd. Er is nu echter geen 'overall corporate strategy for the preservation of digital data' meer voorhanden. In plaats van de eerdere klant-gebaseerde aanpak, hoopt men dat commerciële partijen deze rol kunnen gaan vervullen.

“This was especially true given that more advanced off-the-shelf systems that could better serve Canadians were now available to purchase,” wrote spokesman Richard Provencher. “This decision was also consistent with the emerging need for government-wide compatibility and enterprise approach for such systems.”

Ondertussen verdubbeld het aantal 'electronic records' bij de overheid elke twee jaar maar momenteel is er dus geen systeem voorhanden om die te kunnen ontvangen, laat staan beheren. De meeste van de aangeschafte hard-en software ten behoeve van het e-depot kon overigens nog wel worden hergebruikt.

De architectuurplaat van het Trusted Digital Repository van het LAC.

Sinds 2013 loopt er wel een migatieprogramma waarbij oude digitale data teruggaand tot 1973 naar een nieuw systeem wordt omgezet.

Bezuinigingen


Het is slechts een van de vele problemen die het LAC recent treffen. Die lijken in de eerste plaats ingegeven door overheidsbezuinigingen: het budget is geslonken van $125 miljoen in 2009/10 naar $96 miljoen in 2014.
Dit blijft uiteraard niet zonder grote (personele) gevolgen. In Canada, waar juist 'community archiving' voorop staat, heeft dit onder meer geleid tot beëindiging van subsidies aan samenwerkingsverbanden, sluiting van filialen en daarmee een verslechtering van de toegang tot bibliotheken en archieven (ook online).
Tevens is er een behoorlijke grote achterstand in de bewerking van documenten. Er wachten nog zo'n 100.000 dozen op inventarisatie, waarvan sommige teruggaan tot 1890. Een kwart van de gegevens betreft militaire archieven. Hoewel hier wel geld voor beschikbaar was gesteld, lag er geen plan van aanpak. In reactie is er inmiddels alsnog een plan gekomen om deze achterstanden voor eind volgend jaar weg te werken.

Selectie


Maar ook in de selectie en acquisitie van nieuwe archieven gaat het niet goed: sinds 2009 zijn slechts 30 van de 195 selectielijsten gemoderniseerd. Met andere woorden: van veel overheidsinstellingen is dus niet bekend of men wel de juiste en of gewenste documenten ontvangt. Behalve dat men niet goed weet wat men in huis heeft mede door gebrekkige inventarissen, is daarmee ook de toekomstige vergaring van materiaal niet verzekerd.

Mismanagement


Ondanks grootse plannen na het samenvoegen van de nationale bibliotheek en archief (in 2004) tot de ontwikkeling van een digitaal kenniscentrum, is daar maar weinig van terecht gekomen. Als gevolg van bezuinigingen moesten de professionals veelal plaatsmaken voor managers. En het ontslag in 2013 van voormalig hoofd Daniel Caron, wiens gedragscode voor archivarissen en bibliothecarissen werd geridiculiseerd, wegens te hoge onkosten deed het publieke vertrouwen in de instelling ook al geen goed. Het collectieve geheugen van Canada krijgt aldus slag op slag te verwerken en voor het digitale geheugen kan vooralsnog niemand instaan.


dinsdag 2 december 2014

Hoe belangrijk zijn de emails van de CIA?

Hoe zit het ook al weer met emails: bewaren we die nou wel of niet? De eerste email stamt reeds uit 1971. Als communicatiemiddel werd het pas populair halverwege de jaren negentig met de doorbraak van het internet. Ruim twintig jaar later zijn deze 'electronic records' qua selectie en bewaring nog immer aan willekeur onderhevig.

Summary
New government guidelines on the preservation of emails has led in the case of the CIA to renewed questions on how these electronic records are to be valued: as official records to be kept for posterity or as mere supplements to official documents and to be discarded.

CIA


De CIA heeft aan het NARA (het Amerikaanse Nationaal Archief) begin dit jaar een verzoek voorgelegd alle emails van medewerkers te mogen vernietigen drie jaar nadat deze uit dienst zijn. Het verzoek kwam na een door de overheid gesanctioneerde schoningsactie hoe overheidsinstanties hun email archief vanaf 2016 voortaan dienen te beheren.
Hoewel de meeste instanties opteren voor een bewaartermijn van zeven jaar, is de CIA (samen met het Department for Homeland Security) een van de weinige die kiest voor een kortere termijn. Alleen de emails van de 22 hoogste ambtenaren worden permanent bewaard.

Inlichtingen


Dat juist de CIA (en het DHS) voor een kortere bewaartermijn kiezen is, mede vanuit het gevoelige takenpakket van deze diensten met onder meer de War on Terror, voor velen onverteerbaar.

"I'm concerned that destroying this data might destroy data that's material to policy questions about government action," Lee Tien, a staff attorney with the Electronic Frontier Foundation (EFF) told Gizmodo in an email. "And it's not simply about surveillance. One might simply want to do a cost-benefit analysis of the programs that generated this data in order to help decide whether the government should keep doing it."

Privacy


Vanuit privacy overwegingen is het anderzijds niet onverstandig om soms meer (in plaats van minder) te vernietigen. Hier valt tevens een vergelijking te trekken met het inmiddels beroemde (of beruchte) recht om te vergeten namens de Europese Unie dat sinds 2014 operationeel is.

"On the other hand, this could be a step forward for the government in terms of privacy. Think of it this way: Isn't it kind of a good thing that the government would store less information about its employees?"

Data


Te veel data is tenslotte ook niet goed.

"In the Snowden era, lots of people are talking about data minimization: the idea that as little personal data ought to be collected and stored as possible. Less storage would also save a lot of money—some estimate as much as $50 per terabyte per month. You could understand why the National Archives is moving forward with the CIA and DHS proposals."

Het kostenargument oftewel beheer van data uit eventuele bezuinigingsoverwegingen vormt daarbij een opvallende bijkomstigheid.

Inlichtingendienst


Maar de echte pijn bij eventuele vernietiging ligt natuurlijk ergens anders.

"There is a certain irony in questioning the government's reasons here, because privacy advocates normally cheer this kind of move," says Tien. "It's kind of sad. I want to applaud the government for choosing to discard unnecessary data about people. But we have good reason to question the government's reasons because of what we've learned about what we've NOT been told."

De recente geschiedenis van de CIA (en ook die van het DHS) pleit in dat opzicht tegen een al te groot vertrouwen in het handelen (en de goede bedoelingen) van deze organisatie. Stelt hen dit bijvoorbeeld niet in staat tot een grote cover-up m.b.t. hun diverse spionageactiviteiten?
En voor wie het zich nog kan herinneren: de krantenkop 'CIA-chef betrapt doordat minnares in email neusde', is nog zo recent als 2012.

Bewaren


De CIA kreeg provisorisch het groene licht van NARA medio augustus. Dat is vorige week echter snel teruggedraaid na hevige kritiek vanuit de toezichthoudende Senaatscommissie op de inlichtingendiensten en ook andere critici.


“In our experience, email messages are essential to finding CIA records that may not exist in other so-called permanent records at the CIA,” Feinstein’s letter wrote.

De CIA beweert overigens opvallend genoeg dat onder de nieuwe voorwaarden juist meer zou worden bewaard dan voorheen het geval was. Dit verweer biedt ons tevens een aardig inkijkje in de huidige bewaarpraktijken.

The CIA’s current system involves printing and filing away emails that are deemed important, a determination that is left largely to the discretion of individual agency employees. It is not clear what the timeframe is for how long those printed emails and any remaining electronic archives are supposed to be retained, though it appears there is currently no official requirement.
The new proposal refers only to the agency’s email storage operations, and would not impact the CIA’s storage of cables, the method by which any official agency communication is conducted, a person familiar with the current records strategy told HuffPost.

Volgens de CIA wordt belangrijke of officiële informatie altijd vermeld in de documenten of 'cables' (gecodeerde berichten) en zijn de emails dus overbodig. Volgens de Senaat komt sommige belangrijke informatie juist alleen in emails voor en zijn dit hoogst relevante documenten.
De plannen verkeren nog in een vroeg stadium, zijn inmiddels dus al weer herzien en nog ter algemene consultatie tot 19 december.

Emailloze vrijdag


Maar zijn emails ondertussen eigenlijk niet gewoon ontzettend ouderwets? Eerder dit jaar maakte BMW bekend, in navolging van Volkswagen eind 2011, te willen stoppen met emailen in privétijd door de servers te blokkeren. Ook de Franse overheid wil dit navolgen. Een einde dus alvast aan de constante bereikbaarheid.
Sinds 2011 is er in Nederland de We quit mail beweging van Kim Spinder om werktijd effectiever, productiever en vooral leuker te maken dan geregeerd te worden door de Inbox.


En al sinds 2009 is er het initiatief voor de emailloze vrijdag - de laatste vrijdag van november - in Nederland en België. Misschien toch zo'n gek idee nog niet ...


Bronnen

http://gizmodo.com/the-government-wants-to-delete-years-of-cia-and-dhs-ema-1662820891
http://www.huffingtonpost.co.uk/2014/11/26/cia-delete-old-emails_n_6225740.html
http://www.huffingtonpost.com/2014/11/21/cia-destroy-emails_n_6201550.html
http://www.huffingtonpost.com/2014/11/19/cia-destroy-emails_n_6184810.html

Richtlijnen email bewaring Amerikaanse overheid: http://www.archives.gov/records-mgmt/bulletins/2013/2013-02.html


dinsdag 11 november 2014

President Reagan Calling: telefoongesprekken uit het Witte Huis

Het Witte Huis blijkt nog jaren na het Watergate-schandaal rond president Nixon begin jaren zeventig telefoongesprekken te hebben opgenomen.

Summary
President Reagan secretly recorded phone calls with foreign leaders, it has emerged, outdating practices thought to have been ended after Watergate.

Ronald Reagan


'President Ronald Reagan secretly recorded some of his conversations with foreign leaders', zo ontdekte William Doyle (onder meer co-auteur van de Navy Seals: Their Inside Story) onlangs.

Doyle said Reagan recorded many, but not all, of his phone calls with heads of state through the Situation Room switchboard, so that an accurate record could be kept of conversations that often included translators and bad connections.
“There is no evidence that I have seen that Reagan audiotaped any other closed-door non-public White House business,” said Doyle.
The tapes — found in the Situation Room in response to 1987 congressional Iran-Contra inquiries — were routinely discarded or recorded over, but Doyle received them last week following a Freedom of Information Act request he made in 1996.

Tijdens het Iran-Contra onderzoek kreeg het congres van het Witte Huis te horen dat de telefoonopnamen niet relevant voor dat onderzoek waren. De opnamen bleven aldus geheim, om vervolgens gearchiveerd te worden en verstuurd naar de Reagan Library (waar ze ook geheim bleven).

Invasie Grenada


Zo belde president Ronald Reagan in 1983 premier Margaret Thatcher op om zich te verontschuldigen voor de invasie van Grenada. Dat land was, als voormalige kolonie van Groot-Brittannie, lid van de Commonwealth. In het land had zojuist een marxistische coup plaatsgevonden binnen de regering (met steun van het leger), belangrijkste reden voor de invasie.
De invasie vond plaats op 25 oktober; het telefoontje dateert van een dag later. In het telefoontje toont Reagan zich communicatief weer eens van zijn beste kant. Beluister (en bekijk vooral ook, met onder meer hilarische foto's van Reagan in ochtendjas) of lees een transcript van het telefoongesprek.
De Britse premier daarentegen had bij herhaling de Amerikanen opgeroepen geen militaire actie te ondernemen. Dat geeft het telefoongesprek duidelijk diplomatieke lading, ondanks de verder uitstekende relatie tussen Thatcher en Reagan.

Fake letter (?)


De invasie werd alom veroordeeld en vond vrijwel zonder internationale steun plaats. Volgens de Amerikanen pleegden zij de invasie onder meer op schriftelijk verzoek van de Britse gouverneur-generaal ter plaatse.

Reagan's spin doctors had issued a letter, dated the day before the invasion, in which Scoon allegedly requested a US invasion. In his memoir Survival for Service (2003), Scoon said the letter was probably faked by Washington for Reagan's own purposes

Sir Paul Scoon heeft dit later ontkend; wel had hij via diplomatieke weg verbaal om een invasie gevraagd.

Sir Paul Scoon (links).

De brief is gedateerd 24 oktober; Scoon zou deze pas de 27e onder ogen hebben gezien. Amerika heeft altijd ontkend dat de brief vals is en of geantedateerd. Hoe dan ook, Scoon blijft vooral bekend staan als de man 'who invited Grenada invaders', zoals ook blijkt uit zijn necrologie afgelopen jaar in de New York Times.

Invasie op afroep


Dit verhaal doet natuurlijk sterk denken aan de Nederlandse invasie van Engeland in 1688, de zogeheten Glorious Revolution. Ook toen gold een briefje, waarin zeven personen (zes edelen plus een bisschop) de stadhouder van de Republiek der Nederlanden om een invasie smeekten, als een belangrijke pretext.Wegens het vooruitzicht van een katholieke monarch ..
Dit briefje staat ook wel bekend als the Invitation to William en de zeven ondertekenaars als the Immortal Seven. In de brief stond dat indien Willem III Engeland zou invaderen er troepen samen met hem in opstand zouden komen. De brief was in code opgesteld en werd eind juni naar Den Haag gebracht. Een afbeelding van de brief heb ik nog niet gevonden, wel de tekst
Of de ambtenaren van het State Department dit allemaal ook geweten hebben? Interessant blijft dat men zocht naar een legitiem c.q. schriftelijk middel om de eigen acties te kunnen verantwoorden.

zondag 9 november 2014

De actualiteit van monumenten: 1914-2014

Dit jaar wordt het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op grote schaal herdacht.

Summary
New monuments in memory  of the First World War in Great Britain and France show a different national approach to the act of remembrance.

Paul Robbins


Geen herdenkingsmonument heeft internationaal zo de aandacht getrokken als het poppieveld bij de Tower in Londen. Het ontwerp is bedacht door kunstenaar Paul Robbins, samen met ontwerper Tom Piper, en heet officieel Blood Swept Lands And Seas of Red. Als centraal element koos hij voor de klaproos of poppie - inmiddels het symbool voor de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.

888.246


Sinds eind juli dit jaar zijn dagelijks door duizenden vrijwilligers keramieken poppies in de grachten rond de Tower te Londen geplaatst. Aan de vooravond van de jaarlijkse officiële herdenking op 11 november staan er in totaal 888.246: eentje voor elk slachtoffer namens Groot-Brittannië en de Commonwealth (de Britse kolonien). Het vullen van de grachten geeft iets weer van de schaal van het menselijk verlies.
Het oorspronkelijke plan was om op 12 november met de ontmanteling van de tijdelijke installatie te beginnen. De keramieken poppies zullen daarna tegen een vaste prijs van 25 pond ten behoeve van goede (militaire) doelen worden verkocht.


People power


Sinds de oprichting is het monument een eigen leven gaan leiden. Om de duizenden bezoekers dagelijks te accommoderen zijn openingstijden verruimd, is er verlichting geplaatst voor bezoek in de avonduren etc. Medio november zullen vier miljoen mensen het kunstwerk hebben bezocht.
Naarmate het monument voltooid was gingen politici steeds harder roepen om de tijdelijkheid ervan op te heffen. Eerst was het vorige week de burgemeester van Londen (Boris Johnson) en vervolgens bijna alle politieke leiders. Online werd een campagne gestart voor verlenging van een jaar. Een poging tot tussentijdse illegale verkoop van een keramieken poppie werd via de media door eBay snel verijdeld.
Gisteren maakte premier Cameron bekend dat een deel van de installatie in ieder geval tot eind november zal blijven staan, alvorens op tournee te gaan door het land om later in een museum te worden geplaatst.

Te mooi?


Actrice en Labour-activiste deed vanochtend op Remembrance Sunday de interessante suggestie om met een tank door de grachten te rijden en zo alle poppies stuk te maken. In plaats van eeuwige sentimentalisering van de geschiedenis, geeft dat ook een betere reflectie van de vele - vaak letterlijk gebroken - lichamen achtergelaten op de slagvelden.
Haar commentaar reflecteert enigszins dat van een kunstcriticus die het Tower-monument niet alleen te mooi vindt als herinnering aan de 'horrors of war' maar ook te nationalistisch. De criticus ziet liever realistische oorlogskunst als dat van kunstenaar (en oorlogsvrijwilliger) Otto Dix over dood en verderf. In een fraai staaltje van datavisualisatie werden de gevulde grachten rond de Tower, hoe indrukwekkend ook, daarom afgezet tegen alle doden uit de Eerste Wereldoorlog om iets van de schaal weer te geven

Frankrijk


Een nieuw monument in het noorden van Frankrijk laat wellicht zien hoe het ook anders kan. Op de grootste nationale militaire begraafplaats van Notre-Dame-de-Lorette (in de buurt van Arras) wordt a.s. dinsdag een internationaal monument onthuld. Aan weerszijden van de D937 tussen Bethune en Arras liggen hier tal van monumenten of begraafplaatsen van deelnemende naties als dat van Canada (Vimy) en Duitsland (Neuville Saint-Vaast).



Het monument is ontworpen door Philippe Prost in de vorm van een elliptische ring. In alfabetische volgorde staan alle 580.000 namen van gevallenen in het noorden van Frankrijk, ongeacht rang, religie of nationale afkomst, erop vermeld. De namen zijn verzameld door de historicus Yves Le Maner. Hoewel in de eerste plaats een regionaal initiatief (Nord-Pas-de-Calais), is gekozen voor een Europese of meer universele aanpak. De Fransen gaan aldus voor het grote (architectonische) gebaar in plaats van het sentiment.
Vanuit de Britse organisatie Commonwealth Wargraves Commission bestond aanvankelijk overigens enig bezwaar tegen het mixen van de nationaliteiten, maar de koningin gaf alsnog haar instemming met dit idee. Het herdenken van een oorlog blijft, ook na honderd jaar, dus nog actueel en controversieel.


Gerelateerde blogs
Monumentaal? Martin Luther King herdacht

Eerste wereldoorlog en herdenken

Facebook 1914 of de Eerste Wereldoorlog herdacht
De lafaards (?) uit de Eerste Wereldoorlog
De papieren dood: Hitler, zijn hond en de Eerste Wereldoorlog
Begraven, herdenken en weer vergeten
Beeldtaal (4): de symboliek van oorlog (de onbekende soldaat)
Beeldtaal (3): de symboliek van oorlog (11/11/11)
Beeldtaal 1: van oude mensen (en de dingen die voorbij gaan)


dinsdag 30 september 2014

Circus Frankenheimer: Hollywood meets Zandvoort (1966)

Gedurende het raceweekeinde van de Grand Prix van Nederland in de zomer van 1966 reed een extra equipe mee: die van de Amerikaanse regisseur John Frankenheimer. Gedurende vijf maanden toerde zijn filmcrew langs de Europese circuits voor een Hollywood-impressie van de autosport.

Summary
During the summer of 1966 an army of movie personnel toured Europe in preparation for the MGM-production of Grand Prix. At the end of July the stars of Hollywood also visited Zandvoort.

Sterren


Aanvankelijk wilde niemand iets van doen hebben met dit Hollywood-circus: de rijders niet en ook de fabrikanten niet. Men vreesde te veel spektakel. En zelfs gedurende de opnames bleef er onderlinge vijandigheid bestaan, ook al kwam er wel medewerking van onder meer Ferrari en de coureurs.
Voor de grote sterren van de film, Yves Montand en James Garner, werden speciale bolides gebouwd die daarin ook echt rondreden over de circuits. Dit waren in feite omgebouwde Formule 3 wagens. Daar waar Yves Montand vooral werd rondgesleept na een bijna-ongeluk tijdens een van de eerste opnamen, reed James Garner met verve zelfstandig over de baan.

Yves Montand poserend als coureur. Bron: Nationaal Archief, Collectie Anefo.

Als vrouwelijke tegenspelers figureren Eva-Marie Saint, Jessica Walter (een eigentijdse lookalike van Jacqueline Kennedy; bekend van Play Misty for Me) en de Franse tienerster (en zangeres) Francoise Hardy. Met haar werd een heus (Frans) stijlicoon van de jaren 60 binnengehaald, ook al bleef het bij deze ene filmrol.
De MGM-produktie werkte met een budget van 12 miljoen dollar (volgens Wikipedia negen miljoen). In een radio-interview met Jessica Walter zegt zei dat het een van de laatste ' budget is no kind of limit movie' was. De werkelijke kostten lagen waarschijnlijk veel hoger: Grand Prix was hoe dan ook de duurste productie van zijn tijd.

Camera-auto's


De film moest vooral zo realistisch mogelijk zijn: daarom werd die zomer uitsluitend op locatie gefilmd tijdens de diverse Grands Prix. Dit leidde onder meer tot enkele van de vroegste experimenten met on-board camera's.

Opnamen voor de film Grand Prix te Zandvoort: 24 juli 1966. Bron: Geheugen van Nederland (ANP Historisch Archief).



Tevens werd een aangepaste Ford GT40 gemonteerd met camera's bereden door oud-wereldkampioen Phil Hill.
Verder werd gefilmd met behulp van Cinerama, oftewel in breedbeeld. In speciale bioscopen met gebogen schermen zorgde dit voor een heuse 3D ervaring. Deze techniek was echter duur en werd daarom binnen enkele jaren aangepast. De film draaide zodoende ook in gewone bioscopen omdat het bioscoopaanbod anders te beperkt was.

Werkwijze


Voorafgaand aan de echte wedstrijd of race werden telkens eerst eigen opnamen gemaakt met de diverse hoofdrolspelers achter het stuur, waarna vervolgens opnamen van de race werden gemaakt die dan later achter de regietafel werden gemixed. Het geeft de film eerder het karakter en de structuur van een documentaire. In onderstaande clip zien we de hectische filmpraktijken aan de hand van de opnamen te Monaco.



Bekend zijn vooral de veelvuldige split-screen beelden toegeschreven aan regisseur Saul Bass, waarmee de kijker als het ware de film wordt ingetrokken.

Lange John


De boomlange regisseur John Frankenheimer - in de Nederlandse pers ook wel als slungelachtig omschreven - verbleef dat weekeinde in een suite in het Bouwes Palace (gebouwd in 1965; Zandvoort's eigen ode aan de toekomst). Hier werden op vrijdagavond laat o.a. nog ook enkele Hollandse schonen gekeurd om op te treden als figurant.

Zonder met de ogen te knipperen wees hij er twee aan, gaf de anderen een knipoogje en werkte ze vriendelijk maar heel beslist de deur uit. Twee heel vrolijk, vijf heel teleurgesteld.

Frankenheimer was, ondanks zijn jonge leeftijd, een vermaard regisseur van sociale drama's als Birdman from Alcatraz (1962) en  The Manchurian Candidate (1962). Grand Prix zou zijn grote spektakelstuk moeten gaan worden, zo werd in de loop van 1966 luid en duidelijk verkondigd. De speaker van dienst op het circuit verkondigde gedurende de opnamen met name op zaterdag de grootst mogelijke onzin over de aanstaande film, aldus de correspondent van de Telegraaf.

De 'slungelachtige' John Frankenheimer. Bron: Nationaal Archief, Collectie Anefo.

Zandvoort


Zandvoort stond oorspronkelijk niet op het lijstje van circuits waar die zomer van 1966 opnames zouden worden gemaakt voor de dure MGM-productie. Alleen in het hoofd van Frankenheimer (zelf een fanatiek raceliefhebber) leefde dit plannetje. Daarom besloot hij toch te gaan na eerdere opnamen te Monaco, Spa en Brands Hatch, zij het in eerste instantie alleen voor het maken van enkele sfeerbeelden. Er werd daarom alsnog vijfduizend dollar overgemaakt aan de organisatie om te mogen filmen voor de produktie. Boven het circuit hing constant een helicopter waar een cameraman uithing plus nog eens twee reclamevliegtuigjes met spandoeken ter aankondiging van de Grand Prix (als plaatsaanduiding).
Eenmaal aanwezig, raakte Frankenheimer onder de indruk van de filmische mogelijkheden. Vandaar dat ook Francoise Hardy, die oorspronkelijk vrijaf had gekregen, dat weekend moest komen opdraven (zeer tegen haar zin in overigens; zij verbleef met haar vriendje in Londen). Zij maakte vooral haar eigen opnamen omdat er verder weinig te doen viel. Op zondag keek zij in het zonnetje vanaf het pitsdak naar de race.

Regisseur John Frankenheimer (l.) in gesprek met acteur Briand Bedford. Op het dak een filmende Francoise Hardy. Bron: ANP Historisch Archief

Still uit de fim Grand Prix, met Francoise Hardy op het pitsdak. Bron: Warner Bros.

Ook Yves Montand had maar weinig werk en keerde op zondagmiddag om vier uur per vliegtuig terug naar huis en zijn al even bekende vrouw Simone Signoret. De belofte was dat zij later nog eens naar Nederland zouden terugkeren.

Wim Lindner en Kees Hin


Frankenheimer werd dat weekeinde in Zandvoort geassisteerd door cineast Kees Hin die in 1965 zijn debuut had gemaakt met Onderaards, een film in opdracht van de Aardolie Maatschappij. Hin omschreef de Amerikaan als 'een beul'. Frankenheimer werkte als een duivel en eiste daarbij het uiterste van zijn mensen. Voor het Nederlandse deel van de film gold Wim Lindner als de productieleider. Die moest zorgen voor een crew van 100 man plus Nederlandse toevoeging van tientallen medewerkers, waaronder 28 chauffeurs.

“We hebben voor GRAND PRIX in een weekend (vrijdag, zaterdag en zondag ) 500.000 gulden uitgegeven. Het hele circuit van Zandvoort was hiervoor afgehuurd. Opeens werd alles afgezegd, maar twee weken voor de race werd besloten dat de opnames toch doorgingen. Op zaterdag waren de repetities en op zondag was er een echte race die gefilmd werd. In de hele wereld waren op dat moment in totaal maar 25 65mm-camera’s (5mm was voor het geluidsspoor). De filmploeg van GRAND PRIX had er 23. Van de andere twee 65mm camera’s was er één zoek. De regisseur vroeg aan mij: 'En waar is die tweede dan?' Ik zei: 'Die heb ik!' Op dat moment draaide ik tegelijkertijd met John Fernhout een documentaire op 65mm, SKY OVER HOLLAND. Bij de opnames van GRAND PRIX werd elke camera door drie mensen bediend. Het waren grote camera’s, ongeveer formaat verhuisdoos, en dus moeilijk te verplaatsen. Je kon er wel goed mee pannen.
Acteur Yves Montand leunend tegen een van de grote camera's. Bron: Nationaal Archief, Collectie Anefo.

De film opent met een mooi shot. Vanuit de kust komt er een heli aangevlogen, van daaruit wordt gefilmd. Daarvoor werd een speciale landingsbaan bij het circuit aangelegd. Dat was nog best ingewikkeld, met de brandweer en zo. Er waren veel luchtopnames. Het voordeel van de race op zondag was dat er veel publiek was, dus gratis figuratie. Na de opnames in Nederland, waarvan uiteindelijk maar 5 minuten in de film is terechtgekomen [waaronder een splitscreenmontage door Saul Bass], werd ik ingehuurd voor de vervolgopnames in Italië. Dat zou ongeveer 6 weken duren. De film kostte in totaal ongeveer 50 miljoen dollar, en was daarmee toen de duurste film aller tijden. In Italië stonden 250 mensen op de payroll. Er kwam catering voor 1000 mensen. De regisseur John Frankenheimer wilde alles, de hele wereld. Daardoor had de film zo’n enorm budget” volgens Wim Lindner in een interview door Vera de Lange in 2013.

Rondje Zandvoort


Uiteindelijk zouden ongeveer tienmaal meer filmbeelden worden geschoten dan vrijdagavond was voorzien: een compliment aan Zandvoort dus 'niet alleen als boeiend filmdecor, maar ook als dramatisch wedstrijdterrein.' De Telegraaf kopte daarom alvast ',,Zandvoort" hoofdrol in film ,,Grand Prix"'. Het levert hoe dan ook een van de meest enerverende rondjes op van het oude duinencircuit die ooit op filmbeelden is vastgelegd. En let bijvoorbeeld op het feit dat er nog zonder veiligheidsgordels wordt gereden!





Receptie


De film stond oorspronkelijk voor Kerstmis 1966 op de rol. In Nederland moest men echter wat langer wachten, in Amsterdam zelfs tot in het voorjaar van 1968! Het grote succes van Dr. Zhivago betekende namelijk dat het Bellevue cineramatheater aan de Marnixstraat was volgeboekt. Bioscoopbezoekers in Den Haag en Rotterdam konden al eerder van de film genieten, evenals die op de Antillen trouwens voor een speciale benefietvoorstelling in de zomer van 1967 vanwege een grote aardbeving in Caracas.


Advertentie uit Amigoe di Curacao d.d. 17-08-1967 voor de benefietvoorstelling van de film Grand Prix.

De film werd in de eerste plaats geprezen als een technisch meesterwerk; zij zou dan ook drie Oscars opleveren voor geluid, geluidseffect en redactie. Maar als menselijk drama schoot zij toch tekort ('Zijn personen zijn clichè-figuren, die cliché-levens leiden'). De drijfveer van de coureurs om hun leven op het spel te zetten bleef, ook na drie uur race-spektakel, een mysterie.
De ware sterren van de film waren de racewagens c.q. de race-opnamen. Volgens de Telegraaf, dat sprak van een 'race-spektakel', gaf de film een 'boeiend en sfeervol beeld van zo'n raceleven vol spanningen, sentimenten en intriges en de vreugden en drama's ter consequentie'.
Het vrije volk vond de film weliswaar eveneens een 'enorm spektakelstuk', maar toch ook vrij gruwelijk. 'Zij trekt een bloedig spoor van menselijke wrakken, slachtoffers van die ondefinieerbare geldingsdrang, die coureurs in heviger mate dan gewone stervelingen hebben.' Het was, kortom, vooral een lawaai-film voor jongeren. Elders werd eveneens gesproken van een harde film die 'voor de niet-liefhebber van autorennen toch ook iets eenzijdigs heeft', ook al was het geen eenzijdige verheerlijking van de race-ondernemingen'. Anderen vonden daarentegen juist dat de facade van klatergoud in de racerij op onbarmhartige wijze werd onthuld.

James Garner


Een van de sterren van de film overleed afgelopen zomer op 89-jarige leeftijd: James Garner. Hoewel zijn overlijden ook de Nederlandse pers haalde, bleef een uitgebreid in memoriam achterwege. Daarmee bleef ook zijn rol in deze legendarische cultfilm ongenoemd. Op de Nederlandse poster staat het desondanks als volgt:

Zie James Carner [sic] op sensationele wijze de Grand Prix van Nederland op het circuit van Zandvoort winnen.
Zie hoe enthousiast ook het Nederlandse publiek is bij het aanschouwen van de snelheidsduivels, die over het circuit in de blonde duinen van Nederlands grootste badplaats daveren in hun felle strijd naar roem, eer en geld.

In de eerste helft van de jaren zestig had Garner vaak de mannelijke hoofdrol tegenover filmsterren als Audrey Hepburn, Doris Day, Kim Novak en Shirley MacLaine. Als 'second lead' was hij naast Steve McQueen ook te zien in de bekende oorlogsfilm The Great Escape (1963). Op Zandvoort genoot hij volop:

James Garner, met Montand een van de racende acteurs, was onder de indruk van de Hollandse vrouw-in-het-algemeen en wilde daarover wel een college geven in het prozaische decor van autobanden en bezinepompen achter de pits. Na halfvier heeft hij niet veel meer gezegd sinds zijn boezemvriend Dan Gurney, geenszins kansloos, de strijd moest staken. Garner voelt zich overigens heerlijk in deze rol die eigenlijk zijn eerste ruige is sinds het zoetere liefdewerk met Doris Day.





Ultieme racefilm


Hoewel groots qua opzet en uitvoering, is de film zelf dat uiteindelijk toch niet. Maar geen liefhebber van de autosport kan ook maar een moment zonder deze film ooit gezien te hebben: Grand Prix is, bijna vijftig jaar na dato, nog altijd de beste film ooit gemaakt over de autorensport. Of volgens een eigentijdse recensie:

Een film, die vooral zal worden gewaardeerd door mannen. Maar die moeten wel dol zijn op autorennen.'


Bronnen:

De Telegraaf 15-07; 23-07; 25-07-1966; 03-05-1968
Het Vrije Volk 20-10-1967
Limburgsch Dagblad 21-07-1966; 02-02-1968.
Amigoe di Curacao 17-08; 25-08-1967
De Tijd De Maasbode 28-07-1967

zondag 31 augustus 2014

Gelezen: Adam Sisman, Hugh Trevor-Roper. The Biography

Adam Sisman, An Honourable Englishman. The Life of Hugh Trevor-Roper [New York 2010]; 643 blz, isbn 978-1-4000-6976-7 (Amerikaanse versie van Hugh Trevor-Roper. The Biography)

Adam Sisman


Hugh Trevor-Roper geldt als een van de grootste historici uit de 20e eeuw. In 1983 werd die reputatie bijna alsnog teniet gedaan in wat ook wel de historische scoop van de eeuw is genoemd: de vondst van de dagboeken van Adolf Hitler.
Adam Sisman is biograaf van beroep. Van deze schrijver las ik eerder al diens uitstekende biografie van Alan Taylor, een andere belangrijke Britse historicus - en rivaal van Trevor-Roper. Sisman heeft zijn biografie met medewerking van Trevor-Roper (overleden in 2003) geschreven en put vooral uit diens papieren nalatenschap.

Jeugd


Trevor-Roper groeide op in een weinig liefdevol gezin; zijn vader was huisarts. De eenzame jongen werd al gauw een buitenstaander vanwege zijn grote intellectuele capaciteiten. Ook de studie verliep niet zonder hindernissen: hij was wellicht minder een academicus pur sang als wel een echte intellectueel. Ook het sociale leven ('Pleasure-Loper'), vooral drank, kon hem goed bekoren. Hoewel niet erg succesvol, reed hij graag paard mede in een poging tot toenadering met zijn mede-studenten van gegoede komaf.

Tweede Wereldoorlog


Gedurende de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor de Britse inlichtingendiensten die, zo blijkt bij nader inzien, elkaar vooral tegenwerkten door geen informatie met elkaar te willen delen.
Aan het einde van de oorlog heerste er grote onzekerheid over het lot van Adolf Hitler. Om aan alle geruchten en speculaties een einde te maken kreeg hij van de regering de opdracht om een boek te schrijven over diens einde en ondergang. Hij besloot dit te doen vanuit het perspectief van een hofhouding, een sociologisch concept dus. Het nazisme was in zijn ogen minder een ideologie, als wel een kliek van vertrouwelingen rondom een leider. Behalve dat hij als een van weinigen toegang kreeg tot de bunker in Berlijn, reisde hij door Duitsland op zoek naar belangrijke getuigen. Het boek The Last Days of Hitler (1947) werd wereldwijd een groot succes en vestigde zijn naam voorgoed.

Professor


Sinds zijn aanstelling als Regius Professor of Modern History te Oxford (1957-1980) gold hij als een van de grote historici. Zelf was hij vooral een groot stilist: geschiedenis moest wel leesbaar blijven en niet te zeer op het detail ingaan. Ook sarcasme - en zelfspot - was een belangrijk wapen in zijn arsenaal. Het essay was zijn ideale forum.
Op kamers: Trevor-Roper als professor.
Hij genoot zichtbaar van het vernietigen van reputaties van zijn collega's als Stone, Toynbee en Tawney. In een reeks belangrijke essays viel hij vaak hun uitgangspunten en methodiek aan, en bracht zo belangrijke historische debatten op gang: onder meer over de aard van de Engelse gentry, maar bijvoorbeeld ook over de algemene crisis van de 17e eeuw. Gedegen bronnenonderzoek (en kritiek) gold voor hem als een belangrijk fundament onder het vak. Hugh was ook een vernieuwer van het vak, die bijvoorbeeld als een van de eersten de Annales of Franse school onderwees.

Hoofdwerk


Hoewel door vriend (en vijand) erkend als een groot historicus, mist hij toch één belangrijke kwalificatie daarvoor: het alomvattende, wetenschappelijke hoofdwerk. Dat kwam er maar niet van. Gedurende zijn loopbaan was hij met diverse grote studies bezig, onder meer over de Engelse burgeroorlog, maar geen daarvan zou uiteindelijk het daglicht zien in zijn leven.
Een van de redenen hiervoor was dat hij vaak werd 'gestoord' in zijn werk voor allerlei (betaalde) mediaklussen die hij graag op zich nam. Hitler en de nazi's bleven naoorlogs Europa en de wereld fascineren en T-R was daarom veelgevraagd als nazi-expert.

De internationale historicus, vaak op reis.

Een andere oorzaak was dat hij zich niet graag op één onderwerp liet vangen. Hij was dan ook geen al te groot voorstander van het in toenemende mate gespecialiseerde academische werk. Wellicht daarom ook ondersteunde hij actief enkele amateur-historici die buiten het academische circuit om jarenlang in stilte met een hoofdwerk bezig konden zijn. Dit leverde enkele opzienbarende resultaten op, juist op het vlak van de intellectuele geschiedenis.

Reputaties


Trevor-Roper had iets met reputaties: naast die van anderen zeker ook zijn eigen. Hij was zogezegd een beetje een snob: de Ropers konden bogen op een gentry verleden. Zijn late huwelijk in 1953 met de dochter van Earl Haig, veldmaarschalk in de Eerste Wereldoorlog, bezorgde hem entree tot de hoogste sociale kringen. Het huwelijk werd niet al te gelukkig; zij was een veeleisende en nogal ziekelijke vrouw.
Zoals eerder opgemerkt schuwde T-R de controverse niet. Als publieke figuur mengde hij zich onder meer in zaken als de moord op president Kennedy, Schots nationalisme en in een befaamde uitspraak ('There is no African history') werd een heel continent afgeschreven.
Dit begon al met zijn proefschrift uit 1940 over aartsbisschop Laud, waar hij een levenslange aversie tegen religie aan overhield. Over reputatie als sociale constructie schreef hij tevens een bijzonder boek: The Hermit of Peking (wederom een bestseller), het enige van zijn boeken dat ik ook gelezen heb. Het is een bijzondere biografie van de sinoloog Sir Edmund Backhouse, wiens hele leven als een grote leugen kan worden bestempeld.

Dagboeken Hitler


Als een van zijn bijbanen was T-R onder meer lid van de directie van het dagblad The Times, sinds 1981 in handen van mediamagnaat Rupert Murdoch. In de loop van 1983 werd hen de historische scoop van de 20e eeuw aangeboden: de dagboeken van Adolf Hitler. En toevallig had men een Hitler-expert in huis; wat kon er nog misgaan?
In het geheim werd door hem een bezoek gebracht aan Zwitserland om gedurende enkele uren - delen van - de dagboeken te bekijken. Voor zijn mening als expert liet hij zich overigens flink betalen (het geld werd op eigen verzoek later niet uitgekeerd). Namens de directie moest hij vervolgens met een oordeel komen waarna men zou kunnen gaan bieden voor de publicatierechten.
Hoewel T-R enige reserves had, gaf hij zijn fiat. Namens de eigenaren van Der Stern (wiens journalist de dagboeken gevonden had) werd bovendien geschermd met een echtheidsverklaring omtrent zowel het papier als het handschrift. Men kreeg die echter niet te zien alvorens het contract was getekend. Ondertussen kreeg T-R steeds meer twijfels, met name omtrent de provenance. Op de vooravond van publicatie, uitte hij die ook. In een vermaarde persconferentie te Hamburg de volgende dag werd de Britse professor vervolgens gebruikt (of misbruikt) als autoriteit of garantie voor de echtheid. Maar zelf uitte deze nu openlijk zijn twijfels omtrent de authenticiteit.

Ondergang


Wat zijn 'finest hour' had moeten worden, werd aldus en tragedie. Binnen twee weken werden de dagboeken als vervalsingen ontmaskerd. Trevor-Roper (inmiddels Lord Dacre sinds 1979, de eerste life peer benoemd door Margaret Thatcher) werd in binnen-en buitenland beridiculiseerd en gedurende de rest van zijn leven vereenzelvigd met deze affaire. Dit terwijl iedereen, met name aan Duitse zijde, voor de gek was gehouden en de hoofdschuldigen daar lagen (lees hier een goede reconstructie van de hele affaire).
Trevor-Roper was, is en blijft een groot historicus zo onderstreept Sisman dan ook - ondanks deze misstap.
Wie het boek leest, kan eigenlijk niets anders dan sympathie voor hem koesteren. Het boek behandelt exemplarisch de historicus, de publieke figuur maar vooral ook de private man. Wellicht was hij eerder een briljant journalist dan een groot historicus volgens een Britse recensent, maar bovenal is hij een groot stilist. Sinds zijn dood in 2003 is zelfs een kleine Trevor-Roper revival begonnen, met onder meer publicatie van diverse van zijn onvoltooide werken plus brieven.


Eerder verschenen / If you enjoyed this you might also like to read
Caroline Elkins, Imperial Reckoning
Samuel D. Kassow, Wie schrijft onze geschiedenis
David Priestland, De rode vlag
Adam Zamoyski, Rites of Peace


woensdag 23 juli 2014

Venetië als tijdsmachine: Venice Time Machine Project

Volgens natuurwetenschappers is tijdreizen mogelijk. Er is in het verleden dan ook vaak over gefantaseerd, o.a. in film en literatuur. Gerealiseerd is het tot op heden nog nooit. De digital humanities dreigen hen nu in te halen.

Summary
The Venice Time Machine project promises to be a great leap forward for the digital humanities. Digitisation of archives lies at its heart in building and providing an information machine to reflect the evolution of a 1,000 years of history of the most unique city in the world.

Digitalisering


Digitale informatie neemt hand over hand toe maar vooral beredeneerd vanuit het heden, met de 21e eeuw als startpunt. Wat je nodig hebt voor een tijdsmachine om terug mee in de tijd te reizen, is digitale informatie over (en uit) het verleden. Op basis van oude kaarten kun je bijvoorbeeld 3D-simulaties mogelijk maken vanuit het verleden naar het heden. Daar zijn al succesvolle voorbeelden (tot en met apps op lokaal niveau over het veranderend straatbeeld) van.



Met behulp van digitalisering (kranten, boeken) komt steeds meer informatie over het verleden beschikbaar. Daarnaast zijn er nog altijd historici met hun navertelling (of simulatie c.q. extrapolatie) van het verleden op basis van veronderstellingen (weliswaar ondersteund door bronnen) in de vorm van monografieën en artikelen.
Archieven bleven tot nog toe bij achter bij digitalisering. Zij bieden echter twee onmisbare zaken: heel veel data (documenten) en informatiespecialisten (archivarissen).

Project: open data


Het belooft het grootste digitaliseringsproject ooit te worden: het Venice Time Machine Project. Kun je zogezegd een Google maps van het verleden maken? Of een Facebook van de middeleeuwen? Een van de oudste en meest complete historische archieven ter wereld wordt daarom ontwikkeld tot open data.
Waarom Venetië? De stad fungeerde eeuwenlang als belangrijkste brug tussen Oost en West. Daarnaast is het stadsarchief een van de meest complete ter wereld met een omvang van 80 kilometer.
Het project is ruim een jaar geleden in februari 2013 van start gegaan als een samenwerking tussen de universiteit van Ca' Foscari, de École Polytechnique Fédérale de Lausanne en het Archivio di Stato van Venetië. De Lombard Odier Foundation (1796) heeft zich daar nu recent bijgevoegd als financier vanwege de exemplarische wisselwerking tussen kunst, geschiedenis en wetenschap.

Informatie-tijdsmachine


Doelstelling is om een multidimensionaal model van Venetië en haar ontwikkeling te maken: meer dan duizend jaar cultureel erfgoed moet worden omgebouwd tot een virtuele tool om als het ware door de Venetiaanse geschiedenis te kunnen wandelen. Het project zal tevens fungeren om mogelijkheden te onderzoeken naar het museum van de toekomst. Venetië heeft als geen andere stad te leiden onder de gevolgen van toerisme: de stad is in feite één groot open luchtmuseum, maar als stedelijke samenleving nauwelijks levensvatbaar meer.
Naast primaire bronnen zullen tevens duizenden monografieën over de geschiedenis van de stad worden gescand en geïndexeerd. 'The information extracted from these sources will be organized in a semantic graph of linked data, and unfolded in space and time in an historical geographical information system.'


In Venetië komt ook een onderzoekscentrum - Digital Humanities Venice - voor deze unieke tijdsmachine, met ondersteuning van Telecom Italia als onderdeel van haar onderzoek naar de toekomstige werking van technologie (in wiens kantoor ook de huisvesting plaats zal vinden).

The Venice Time Machine aims to be a comprehensive simulation with the goal of reconstructing Venice's past, better understanding its present and anticipating its future. The ambitious program will focus on the digitization of archives and their durability over time, data mining and modeling of both past and current networks, and advanced data visualization such as 3D interactive maps and novel museographic experiences in Venice.

Technologie: Big data


De eerste uitdaging betreft een optimale workflow voor het digitaliseren of ocr'en. Sinds vorig jaar hebben ruim honderd onderzoekers en studenten allereerst de infrastructuur ontwikkeld: het sorteren van de archieven op formaat en het ontwerpen van de workflow voor de eigenlijke digitalisering. Het archief omvat circa tachtig kilometer aan documenten die systematisch dienen te worden gedigitaliseerd, getranscribeerd en geïndexeerd. Men verwacht hier tien jaar over te doen, ofwel 450 delen per dag.



Digitalisering is niet alleen systematisch scannen maar tevens het automatisch verwerken van de verschillende handschriften in diverse talen over verschillende eeuwen. Daarvoor is een nieuwe methode ontwikkeld die uitgaat van de structuur van een document: taal is tenslotte gestructureerde informatie. Het doel of de ontstaanscontext van een document (geboortecertificaat, administratie etc.) is dus in wezen belangrijker dan het handschrift zelf waarin het is geschreven: uit de vorm, volgt als het ware de inhoud.




Wat er dan nog rest (!) is het managen, ontsluiten en classificeren van big data. Ook hier is in het model rekening mee gehouden. De algoritmen voor automatische tekstherkenning zullen bijvoorbeeld worden aangepast naarmate er meer data beschikbaar komt en de databases van mensen en plaatsnamen groeien.

"The goal is to transform all of these records into a digital information database of the past", says Frédéric Kaplan, an EPFL professor leading the Venice Time Machine. "The good news is that Big Data is not a problem; it is part of the solution."

Relationele database


Het einddoel is één grote database bestemd voor onderzoek en educatie. Vanaf september 2014 zullen studenten van verschillende disciplines (van computerwetenschappen tot kunstgeschiedenis) een gezamenlijk Master programma bij de betrokken universiteiten kunnen doorlopen. In de eerste fase zal het onderzoek betrekking hebben op de historische banden met Europa.
Door al deze informatie te combineren, verwacht men grote delen van de stedelijke geschiedenis te kunnen reconstrueren: complete biografieën (personen en sociale groepen of netwerken), de politieke dynamiek en de fysieke ontwikkeling van de stad (geografie).

Nieuwe visie archieven


Het project belooft daarnaast ook een nieuwe visie op archieven te brengen: in plaats van de gebruikelijke somma van losse delen of aparte bestanden vormen deze in feite één geheel.

"The documents are intricately interweaved, telling a much richer story when they are cross-referenced", explains Raffaele Santoro, director of the Venice State Archives: "All of the documents here are somehow interconnected".

Archieven, zeker binnen de context van een stadsarchief als collectie, vormen aldus eigenlijk één grote relationele database met tal van dwarsverbanden.

Digital humanities


Een ding staat nu al vast: dit belooft het belangrijkste digitaliseringsproject ooit te worden. En niet alleen dat. Archieven vormen het centrale uitgangspunt ervan, in wezen de bron van (alle) informatie. In dat opzicht doet het enigszins denken aan het fameuze IBM-project met betrekking de koloniale archieven van Simancas (Spanje) halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw. Bij dat project ging het vooral om de techniek: het grootschalig scannen. Nu ligt de nadruk veel meer op de inhoud.
En dit alles onder het mom van de digital humanities, een gevleugelde term die tot nog toe niet veel meer inhoudt dan het samenbrengen van wetenschappers en data en het ontwikkelen van soms coole tools. Kaplan beschouwt de digital humanities daarentegen als niets minder dan een revolutie in de geesteswetenschappen, niet alleen vanwege de schaalvergroting, maar ook vanwege de multidisciplinaire aanpak. Niet langer de eenzame wetenschapper op zijn studeerkamer, maar teams van wetenschappers die ieder vanuit hun eigen vakgebied informatie aandragen en zo tot nieuwe inzichten hopen te komen.
Naast de vraag wat een brood kostte in 1434, vallen met een druk op de knop ook meer hypothetische kwesties beter te beantwoorden omdat vergelijkbare data voorhanden is. Hij verwacht dan ook dat een en ander tot een nieuw paradigma of keerpunt zal leiden, bijvoorbeeld de reconstructie van ontbrekende data.

Amsterdam en Venetië


In de Nederlands pers c.q. vakbladen heb ik nog bijna geen letter over dit project gelezen (op een klein berichtje na). En dat is dubbel zo merkwaardig. In 1991 was er in de hoofdstad nog de manifestatie Amsterdam-Venetië. In bijna alle belangrijke musea waren tentoonstellingen gewijd aan de twee steden aan het water met hun rijke maritieme geschiedenis. Het waren allebei zeevarende mogendheden, met ook nog eens min of meer hetzelfde aantal inwoners, te weten circa 200.000. Amsterdam zou ook meer bruggen en kanalen hebben dan Venetië.
Hun beider geschiedenis als maritiem rijk - gelegen aan het water, met een overzees imperium - vormde de kern van hun bestaan. Merkwaardig genoeg is er nog nooit een Nederlander geweest die hier een belangwekkend boek over heeft geschreven: slechts Britten als C.R. Boxer (The Dutch Seaborne Empire) en J.I. Israel (Dutch Primacy in World Trade) zagen dit als wezenskenmerk van de opkomst van de Republiek.

Vrouw op een kade te Venetië. Gesigneerd JKD maggio 1947: Mara Leggendo "Fuoco". Eigen collectie.

Hopelijk gaat het Venice Time Machine Project ook de Nederlandse academische wereld en de erfgoedsector aan het denken zetten, daar waar de discussies nu nog vooral gaan over het organiseren van een digitale infrastructuur (Clariah) of onduidelijke toezeggingen over het beter toegankelijk maken van (bestaande) archieven. Een echt uitdagende visie, zoals in het bovenstaande, ontbreekt tot nog toe geheel.


Bronnen:

maandag 30 juni 2014

GP van Zandvoort 1971: banden of velgen? (1)

De Grote Prijs van Nederland was altijd een bijzondere gelegenheid, en niet alleen een hoogtepunt voor de Nederlandse autosport. Het duinencircuit bij Zandvoort was vaak het decor van opmerkelijke momenten en debuten in de F1-historie, zo ook in 1971.

Summary
The Dutch Grand Prix at Zandvoort often witnessed important moments in Formula 1 and Grand Prix history: from debuts of little known grand prix drivers through to the introduction of important technological innovations.
The edition of 1971 was no exception with some special homegrown talent, the weeping noice of turbines and awkward crashes at Ferrari.

Mario Andretti


De Amerikanen vaardigden in die tijd nog hun beste coureurs naar Europa af om zich te meten met de wereldtop of de koningsklasse der Formule 1. Mario Andretti debuteerde in de F1 in 1968 voor het team van Lotus, maar bleef zich vooralsnog concentreren op zijn Amerikaanse racecarrière.
Met zijn overwinning in de beroemde 500-mijlen race van Indianapolis (het grootste eendaagse autosportevenement ter wereld) in 1969 was hij daar reeds een levende legende. In 1978 zou hij uiteindelijk ook wereldkampioen worden in de Formule 1 rijdend voor Lotus, daarmee zijn status als een van de groten in de autosportgeschiedenis verder bevestigend.

Debuut


Mario Andretti was een Italiaanse Amerikaan (geboren in 1940 te Montona, tegenwoordig in Kroatië gelegen). Hoewel eerder gespot door Colin Chapman in Amerika, viel ook al gauw het oog van Enzo Ferrari op hem. In 1971 debuteerde hij voor Ferrari in de Formule 1 en gelijk won hij de eerste ronde van het wereldkampioenschap: de GP van Zuid-Afrika.
Andretti op zijn beurt had de leiding van de wedstrijd geërfd met nog vier ronden te gaan toen leider Dennis Hulme uitviel. Een dergelijk, winnend debuut bij de Italiaanse renstal was hem slechts door Giancarlo Baghetti voorgedaan in 1961; alleen Kimi Raikkonen (2007) zou hen dit later nog nadoen.

Thema: veiligheid


Niet alleen de GP van Zandvoort maar het hele seizoen van 1971 stond in belangrijke mate in het teken van veiligheid; de GP van België dat jaar was bijvoorbeeld daarom afgelast. Verbetering van de veiligheid van de rijders zou een steeds belangrijker thema in de autosport worden, onder druk van de coureurs, mede als gevolg van een toenemend aantal doden sinds eind jaren zestig.
De GPDA (vereniging van rijders) wilde eigenlijk een totale vangrailbeveiliging langs de baan. Die aanbeveling was mede voortgekomen uit een privé-test van Jackie Stewart in mei. Dit strookte echter met het idee - er lag inmiddels een principebesluit namens de gemeente - om het circuit te laten verdwijnen (de vangrails vergden een investering van tonnen).

Bron: www.racehistorie.nl

Compromis


Als compromis werden enkele dagen voor de wedstrijd op het rechte eind, voor de hoofdtribune, vangrails geplaatst en bij de pits nog ettelijke meters extra. In totaal werd 5 kilometer aan extra vanghekken geplaatst: de totale kosten aan veiligheidsmaatregelen bedroegen 70.000 gulden.
De coureurs zelf klaagden over het algemeen niet over de veiligheid van het circuit, integendeel: Zandvoort werd juist als een van de veiligste racebanen beschouwd. Het afschuwelijke ongeluk van Piers Courage, wiens auto uitbrandde bij Tunnel Oost in 1970, was het eerste dodelijke ongeval met de Formule 1 te Zandvoort (?).
Na deze ingrepen was de baan desalniettemin nog veiliger geworden. Eerdere kritiek gold vooral de hulpverlening op en rond het circuit, die daarom eveneens was herzien. Er waren autonoom opererende ongevallencommando's opgezet die onafhankelijk van alle andere verbindingen via een mobilofoonnet communiceerden.

Trainingen


Verschillende van de coureurs, onder wie Andretti en Regazzoni, waren vroeg in de week naar Zandvoort gekomen om extra op het circuit te kunnen trainen. Regazzoni draaide daarbij op woensdag een officieus nieuw baanrecord van 1.16,9 (een gemiddelde van 196,29 km/h). Wegens de werkzaamheden t.b.v. de veiligheid, konden de trainingen daarentegen pas vrijdagmiddag weer worden hervat. Dit zorgde voor frustratie bij de coureurs, maar iets minder bij de monteurs die zo extra tijd hadden om te sleutelen aan de bolides.

bron: Nationaal Archief, Collectie Anefo.

Een foto ('Tijdens de training, 16 juni 1971') toont ons in werkelijkheid Mario Andretti op woensdag in de pitsstraat in zijn Ferrari, met Mauro Forghieri (met hoedje), de technisch directeur van renstal Ferrari, hurkend achter de vleugel. De prominente aanwezigheid van twee mannen van bandenleverancier Firestone (duidelijk te herkennen aan hun jacks) zou een voorbode blijken te zijn van wat er nog stond te gebeuren. Het hele seizoen al waren er grote problemen met bandenleverancier Firestone: die zouden in Zandvoort halverwege het seizoen tot een dramatisch hoogtepunt komen.

Andretti in actie op de baan. Bron: Deviant Art.

Firestone


Het jaar 1971 zag de introductie van slicks of profielloze banden in de Formule 1 door Goodyear. Als gevolg daarvan probeerde ook concurrent Firestone de structuur van zijn banden te veranderen. Dit zorgde echter bij de diverse teams voor toenemende vibratieproblemen doordat de zijkant van de band steeds holler werd en onder druk misvormde.
Voor Ferrari waren de problemen met de banden het grootst. Het nieuwe model, de 312B2, had reeds eigen problemen met de wielophanging. De rijders reden dan ook liever in de oudere, qua rijgedrag voorspelbaarder 312B. Die wordt nog altijd tot een van de mooiste bolides uit Maranello gerekend.

'Drama voor Ferrari's'


De belangrijkste gebeurtenissen tijdens de eerste officiële trainingsmiddag op vrijdag waren de ongelukken van zowel Regazzoni als Andretti (en debutant Dave Walker). De kranten kopten dan ook 'Drama voor Ferrari's'. De snelste trainingstijd van stalgenoot Jacky Ickx (1.17,42) - een nieuw absoluut ronderecord - bood slechts een schrale troost bij zoveel pech. Een foto van de Ferrari-pitsmuur die vrijdag toont ons Regazzoni links en Ickx in witte overall ter rechterzijde, met tussen hen in zijn (eerste) vrouw Catherine Blaton. De man rechts met hoed is waarschijnlijk teammanager Peter Schetty.

De Ferrari pitmuur op Zandvoort. Bron: Nationaal Archief, Collectie Anefo.

Ongeluk Regazzoni


Nadat Regazzoni, een Zwitser van Italiaanse komaf (die een gelijkenis met Peter Sellers beslist kan doorstaan), aan het begin van de training de motor van zijn 312 B2 (/005) had opgeblazen en de auto in het bos had geparkeerd, verging het hem niet veel beter met de reservewagen. Hij had de pech dat een achterband van de 312 B(/003) van de velg sprong. De Ferrari raakte hierdoor onbestuurbaar en maakte een pirouette. Een betrekkelijk zachte noodlanding bij het Scheivlak was het gevolg.
Regazonni was overigens eerder in 1967 al eens betrokken geweest bij een dodelijk ongeluk op Zandvoort in de Formule 2. Bij zijn eigen F1-debuut voor Ferrari in 1970, eveneens op Zandvoort, was hij 4e geworden.

Ongeluk Andretti


In de laatste minuten van de training was het vervolgens de beurt aan teamgenoot Andretti. Toen hij in zijn 312B2 op het rechte eind met een snelheid van 250 à 270 km/h voorbij de tribunes reed, in notabene zijn laatste trainingsronde, blokkeerden zijn achterwielen plotseling. De wagen slipte en slingerde over de volle breedte van de weg, dook in het struikgewas, rukte enkele takken los en bleef vervolgens een eind verderop beschadigd in het zand steken - slechts tegengehouden door het vanghek vlak voor de Tarzanbocht.

Bron: Ulrich Schwab, Grand Prix 1971.

Vlak voor de Tarzanbocht kwam de Italiaanse Amerikaan in het vanghek terecht. Bleek maar ongeschonden stapte hij uit zijn bolide die wellicht dit weekeinde niet meer zal kunnen starten.

Wat er was gebeurd was dat een van de nieuwe, brede banden die hij probeerde van de velg was gelopen. Als vermoedelijke oorzaak werd door Firestone-experts de montage van te brede velgen aangewezen. Die werden daarop uit voorzorg teruggebracht van 17 " naar 15 inch. Recent ontdekte ik op een gespecialiseerde website met exclusieve Ferrari-literatuur een tot op heden nog onbekende foto van deze crash.
De bolide van Andretti geparkeerd in het struikgewas. Bron: www.maranello-literature.com 

Het wagenpark van Ferrari (dat maar liefst vijf bolides mee had genomen, waarvan twee reservewagens) was aldus flink beschadigd nog goed en wel voordat de race begonnen was.


Postscript

Aan dit type Ferrari ik ook een persoonlijke herinnering omdat ik eens stiekem in de cockpit ervan gekropen ben in het museum van Donington.

Those were the days (if only): a very young author seated behind the wheel of a Ferrari 312B at Donington.


Gerelateerde blogs / More on Zandvoort racetrack