Zoeken in deze blog

Translate

woensdag 30 maart 2011

Wereldwandelen (7): Nederlandse globetrotters

Na de eerste hausse van met name Franse wereldwandelaars (zie vorige blog), raakte ook Nederland in het eerste decennium van de 20e eeuw steeds meer in de ban van dit nieuwe fenomeen.

A. Saeys: 'een Haerlemsch wereldwandelaar'

In de New York Herald verscheen halverwege juni 1909 een bericht over een Nederlandse wereldwandelaar genaamd Saeys, die was geïnterviewd in Aden, dat vervolgens werd overgenomen in de Nederlandse pers. Het bleek bij nader inzien te gaan om de uit Haarlem afkomstige zoon van J.B.A. Saeys, het hoofd van een plaatselijke school.
De jonge Saeys - hij was 26 in 1910 - was niet om een weddenschap aan zijn grote voetreis begonnen 'maar uit lust om de wereld te zien'. In november 1906 was hij uit Amsterdam vertrokken samen met dr. Belink, op wiens voorstel de reis was aangevangen. Te Parijs aangekomen, werd deze zo ernstig ziek dat hij terug moest keren naar Amsterdam. Er werd een contract afgesloten voor 50.000 gulden om de reis te voltooien binnen 6 jaar en volgens een vastgestelde route (dit klinkt overigens verdacht veel als een weddenschap).

Een tijdlang had hij de tocht samen met een broer en nog iemand anders gedaan; het gezelschap was in Syrië of Egypte echter weer van elkaar gescheiden. 'De Haarlemsche wereldwandelaar' arriveerde medio november 1909 in Penang na een gedeelte van Europa, Amerika en Afrika te hebben 'afgewerkt'. 'Engels-Indië' was ook al achter de rug, en nu was Java aan de beurt.

'Hij neemt nergens een gids mee, met kaarten en kompas vindt hij zijn weg. Hij legt gemiddeld 40 a 60 K.M. per dag af. Hij is zonder een cent op zak vertrokken uit Nederland en moet de kost vinden door het houden van lezingen en den verkoop van photographieën, waarop hij zelf is afgebeeld. Hij laat zijn passage door plaatsen, waar een of ander officieel persoon te vinden is, door dezen in zijn reisboek door een bewijs afteekenen met de verklaring, dat hij werkelijk te voet gepasseerd is.'

In maart 1910 stond aangekondigd dat hij in de Bierhal te Soerabaja een lezing zou geven over zijn lotgevallen. Saeys werd ruim twee jaar later in april 1912 als behoeftige vanuit Nederlands-Indië naar Nederland teruggestuurd. Dit was extra vermeldenswaardig omdat de categorie behoeftigen - 'zij die op kosten van den lande geëxpedieerd worden' - almaar aan het toenemen was. Was zijn reis (en daarmee de kans op de hoofdprijs) wellicht definitief ten einde gekomen?

Joh. Duynstee: 'de Rotterdamsche globetrotter'

Joh. Duynstee was verslaggever van het weekblad De Sport en Rotterdammer. In 1907 wilde hij in vier jaar een voetreis door Europa afleggen. Zijn plan was om eerst in Nederland in 50 dagen 1.500 km af te leggen bij wijze van oefening. Naast alle provinciale hoofdsteden, wilde hij tevens 250 gemeenten bezoeken. Indien hij in deze opzet slaagde, was hij van plan een voetreis door Europa te ondernemen van 30.000 km 'ten einde alle landen van Europa te bezoeken'.
Hij vertrok op 8 augustus uit Rotterdam. Onderweg werd van elke doortocht aantekening gemaakt 'in een daarvoor bij hem bevindend boekje, bevattende de namen der plaatsen, de afdrukken der stempels en onderteekening van den burgemeester of diens plaatsvervanger.'

'Zijn doel met deze reis is om zonder eenig geld en uitsluitend levende van den verkoop van ansichtkaarten gegevens te verzamelen om deze in een boek samen te vatten voor eenige sportbladen in Nederland.'

Volgens de Vlissingse Courant vertrokken op 24 augustus 1907 twee ongenoemde personen uit Den Haag 'die zich voorstellen een voetreis rond de wereld te maken.' De week daarvoor was volgens de krant te Leeuwarden ook al een wereldwandelaar gearriveerd. 'Deze loopt 30 K.M. daags en denkt in vier jaar zijn reis te kunnen volbrengen.' Dit betrof ongetwijfeld Joh. Duynstee.

J. Blitz e.a.

Op 4 oktober 1907 vertrok dhr. J. Blitz uit Amsterdam samen met Fred. Gedeking, J. v.d. Abeele en A. van Oostrum voor een voetreis van acht jaar. De reisgenoten hadden geen geld bij zich: met de verkoop van prentbriefkaarten moesten ze in hun onderhoud voorzien.
Blitz arriveerde op 25 april 1908 te Vlissingen nadat hij reeds Duitsland en Rusland had bezocht; te Warschau was hij echter ziek geworden en moest hij terug naar Amsterdam. De andere drie vervolgden hun reis door Oostenrijk en Zwitserland en waren tegelijkertijd te Brugge, waar het gezelschap weer herenigd zou gaan worden.

Kledingmagazijn Bervoets


In 1908 vertrokken er drie wereldwandelaars vanuit Rotterdam. Bij wijze van reclamestunt werden zij gesponsord door 'Kleedermagazijn Gebrs. Bervoets'. Deze firma had reeds winkels in Zwolle, Sneek, Apeldoorn en Kampen toen in 1906 het vijfde filiaal in Rotterdam werd geopend.

'In de Heerenstraat tegenover de Jonker Fransstraat hebben zij voor hunne inrichtingen voor Heeren- en Jongeheerenkleeding en Mode-Artikelen naar Amerikaanschen grondslag een gebouw opgetrokken, een waar paleis, hetwelk een sieraad voor dit stadsgedeelte mag genoemd worden.'

De drie mannen waren R. Bergman, Leo Riedje en Jan Nieuwkoop en één van hen had een houten been. 'Zij dragen een blauwen bandelier met op de borst in witte letters bij no. 1 Wereldreis, no.2 met, en no.3 Bervoets-kleederen. Als nationaal herkenningsteken droegen zij nog een rood, wit en blauw lint om de arm en om de pet.'
De beoogde route was: Kleef, Mainz, München, Wenen, Boedapest, Boekarest, Yokohama en San Francisco. Door een sportliefhebber was een premie van 6.000 gulden uitgeloofd bij volbrenging van de tocht.

Op maandag 1 juni 1908 's ochtends om 10 uur vertrokken zij bij het magazijn. 'Bij hun vertrek hedenmorgen uit Rotterdam was zoo'n groote menigte tegenwoordig, dat de politie het terrein moest afzetten.' De volgende ochtend rond 12 uur arriveerden zij in de gemeente Alphen, alwaar zij hun pas door de burgemeester lieten tekenen. Vervolgens trokken zij weer verder in de richting van Bodegraven.
'Zij zijn zonder geld vertrokken, en zullen trachten den kost te verdienen met den verkoop van prentbriefkaarten, 't maken van muziek, kunsten, enz. De reis zal, naar men schat, 4 à 5 jaar duren.' Evenals met zovele wereldwandelaars, verdwijnen zij daarna in het niet.

Stunt of weddenschap?

Dit idee van een reclamestunt was mogelijk ontleend aan het volgende vreemde voorval. Op Nieuwjaarsdag 1908 begon in Londen ook iemand aan een wereldreis. Zijn naam was geheim, maar met een Amerikaanse miljonair had hij afgesproken om met een ijzeren helm op en een kinderwagen voortduwend de wereld om te wandelen. Onderweg zou hij zijn geld moeten verdienen met de verkoop van prenten en geschriften. Te Londen wekte de vreemde verschijning in ieder geval veel bekijks, maar vermoedelijk ging het om een bijzondere weddenschap of stunt.

"Roode Karel"

Op 16 februari 1910 heeft het Leidsch Dagblad het volgende item over de wereldwandelaar "Roode Karel" die met een blok aan zijn been van 25 pond bij wijze van een weddenschap van Amsterdam naar Parijs en vice versa loopt:



Berichten als zou hij te Dordrecht reeds zijn blijven steken, bleken bij nader inzien onjuist. Op 21 april 1910 kwam het bericht dat hij 'in goeden welstand' Brussel had bereikt en van plan was door te gaan naar Parijs.

C.K. Aben en J. Holstein: 'Twee Hollandsche globetrotters'

De Vlissingse Courant ontving eind januari 1910 een prentbriefkaart uit Hansweert met daarop het portret van twee wereldwandelaars: de Nederlanders C.K. Aben en J. Holstein 'die een voetreis om de wereld gaan maken, alleen levende van den verkoop van prentbriefkaarten.' Dit was de klassieke methode, weten we inmiddels.
Aben en Holstein waren op maandag 24 januari uit Breda vertrokken, vermoedelijk hun woonplaats. Zij waren herkenbaar aan een band rond hun arm met de kleuren rood, wit en blauw. Vanuit Vlissingen zouden zij naar Engeland oversteken.

Holzapfel

Op 21 april 1910 arriveerde in Amsterdam ene Holzapfel die een half jaar eerder op 19 oktober uit Frankfort a/Main was vertrokken. In drie jaar tijd wilde hij een voetreis maken, waarvoor hij 60.000 mark zou ontvangen door verschillende Duitse clubs bijeengebracht. Hij voorzag in zijn levensonderhoud door de verkoop van prentbriefkaarten.
Holzapfel was van beroep kelner en had twee jaar bij de Duitse infanterie gediend. Hij had een marsboek bij zich dat in Nederland door verscheidene politiebureau's was gestempeld. Tevens had hij 62 pond bagage mee. De gehele route bedroeg 42.000 km; daarvan had hij er in 172 dagen inmiddels 7.300 verslonden.

Bronnen
Regionaal Archief Leiden, Krantenbank
Krantenbank Zeeland
Groene Hart Archieven, Krantenbank
Koninklijke Bibliotheek, Historische Kranten

Nawoord
Dit blog is met Pasen 2011 (en op 27 april) aanzienlijk herzien op de onderdelen A. Saeys, Joh. Duynstee, Aben en Holstein en Kledingmagazijn Bervoets.

dinsdag 29 maart 2011

Wereldwandelen (6): globetrotters of klaplopers?

Eenmaal eind 19e eeuw begonnen, werd het wereldwandelen al snel een rage in het eerste decennium van een nieuwe eeuw. Prijzengeld, vermoedelijk uitgeloofd door kranten (evenals bij andere ontdekkingsreizen), lijkt daarbij aanvankelijk het voornaamste motief te zijn geweest.

J.H. Escalle

Onder de weinig vleiende kop 'Alweer twee Fransche wereldwandelaars' (met vermoedelijk de nadruk op de laatste twee woorden), arriveerden op 19 januari 1904 te Amsterdam F. Censigny en J.H. Escalle.
Zij waren twee van maar liefst 24 (of 28) personen die in februari 1899 Parijs hadden verlaten om te voet een reis rond de wereld te maken. Dit was de inzet van een wedstrijd waarbij de eerste prijs 29.000 frs. bedroeg, de tweede 15.000, de derde 12.000 en de vierde 10.000.
Ze hadden boeken bij zich met verklaringen van personen waaruit bleek dat zij reeds naar Afrika waren geweest en een deel van Azië (China) en verscheidene landen van Midden-Europa. Ter goedmaking van hun reiskosten verkochten zij briefkaarten met hun portretten. Dit zou voortaan de standaardmethode van wereldwandelaars worden om te overleven. In sommige landen gaven zij ook voordrachten over hun reisontmoetingen.

Twee dagen later kwam Escalle alleen te Utrecht aan. Hij was van plan om via Arnhem naar Hamburg te gaan en aldaar in te schepen voor Amerika. Inmiddels had hij echter een oogziekte opgelopen, hetgeen hem belette 'conférences' te houden. Hij was namelijk zonder een cent op zak op reis gegaan 'en dat maakt de zaak niet gemakkelijk voor hem.' Censigny beoefende op zijn beurt de glasschilderkunst.

Raoul de Gruard en Laurent Revel

Deze twee wereldwandelaars bezochten medio maart 1904 Vlissingen. Gruard verbleef in hotel Britannia. In een geplande bijeenkomst zou hij mededelingen doen over zijn meest interessante lotgevallen tot nog toe.
Revel zou daarentegen alvast naar Oostende vertrekken en daar zijn vriend ontmoeten. Vandaar zouden zij gezamenlijk naar Antwerpen lopen en dan met een der boten van de Red Star Line naar Amerika vertrekken, met als eerste bestemming New York.

Echtpaar De Gruard

Gruard was op 17 mei 1896 uit Parijs vertrokken met tien stuiver op zak. Samen met zijn vrouw ging hij een weddenschap van een reis om de wereld aan. Tien jaar lang trokken ze van land tot land levende van de opbrengst van geschilderde porseleinen bordjes of op verschillende plaatsen van hun visvangst. In Marokko werden ze tijdens de jaarwisseling van 1904/5 een aantal dagen gevangen gehouden door de pretendent te Oesjda.
Medio juli 1906 arriveerden ze vanuit Nouzon in België. Te Bonan moesten ze een nacht in het bos doorbrengen. Begin september zouden ze naar Parijs gaan om een lezing te houden.

'Van de vele globetrotters, die zich voornemen een reis om de wereld te doen, zijn er zoo weinig die slagen, dat het geval van het echtpaar De Gruard wel de vermelding waard is.'

Louis Regal

Begin 1904 was volgens Het Nieuws van den dag de franse 'schilder-wereldwandelaar' Louis Regal te Amsterdam aan het werk. In de bar Orpheus (Ferd. Bolstraat 52) was hij de zaal aan het beschilderen. Vermoedelijk maakte hij ook deel uit van het gezelschap dat in 1899 was vertrokken.

Chr. Koer

Dat jaar zag ook nog Chr. Koer in actie. Hij kon 5.000 gulden winnen met een voetreis in 9 maanden tijd heen en terug naar Braïla aan de Zwarte Zee, mits hij alleen in zijn onderhoud voorzag door de verkoop van prentbriefkaarten.

'Zijn reis was tot heden niet zeer voorspoedig, vlotte althans niet erg. Maar 't is den >globe-trotter" misschien er om te doen, juiste indrukken mee te nemen en te verwerken en dan moet men niet te vluchtig wezen op zijn reis.'

Via Arnhem vertrok hij naar Zutphen om dan over Rheine en Hannover zijn weg naar Berlijn te vervolgen.

Alexander Kaufmann

Op 1 januari 1906 vertrok Alexander Kaufmann vanuit Keulen. Er was een prijs uitgeloofd van 80.000 mark voor een reis om de wereld te voet te voltooien binnen acht jaar tijd.
Hij voorzag in zijn behoefte door prentbriefkaarten te verkopen. Anderhalf jaar later, eind juli 1907, had hij het vasteland van Europa afgekuierd en zat inmiddels te Londen.

G. en W. van der Hoeven en F. Miga

Op donderdagochtend 11 januari 1906 zouden vanuit Den Haag G. van der Hoeven, W. van der Hoeven (waarschijnlijk broers) en F. Miga (alledrie Hagenaars) vertrekken voor een voetreis om de wereld. De methode van het verkopen van prentbriefkaarten met hun portret om in hun levensonderhoud te voorzien, gold ook voor deze Hagenezen.
'Reeds velen hebben we zien gaan, nog nooit een zien terugkeeren na volbrachte taak', aldus Het Nieuws van den dag. Dit gold waarschijnlijk voor de meeste wereldwandelaars.

J.H.A. Andriessen en P. Kramer

Meer serieus was de deelname later dat jaar van de heren Andriessen en Kramer die beide lid waren van A.S.C. Olympia te Amsterdam. Het aanvankelijke plan was om naar Athene te lopen, alwaar Andriessen aan de Olympische Spelen deel zou gaan nemen. Tussentijds werd het plan opgevat na afloop van de spelen, waarvan Kramer een verslag zou schrijven, een wereldreis te voet te maken.
Hun vertrek stond gepland voor zondag 25 februari 's morgens om tien uur uit Hotel Novum in de Kalverstraat; zij hoopten over acht jaar weer terug te zijn. 'De marsch is van hier over Utrecht, Nijmegen naar Duitschland en dan verder.' Olympianen werd opgeroepen allen present te zijn om hen toe te juichen. Als nadere bijzonderheid werd nog vermeld dat Andriessen 56 km in 5 1/4 uur wist af te leggen en zijn kompaan 85 km per dag.

Die zondag zag het zwart van de mensen in het zaaltje van lunchroom [sic] Novum. 'Beiden zagen er flink uit in hun Manchester pakken.' Verder hadden zij een ransel op de rug en een stevige stok in de hand. Secretaris Henri Th.R. Overduin van Olympia deed 'de jeugdige leden' uitgeleidde. Buiten sneeuwde het hard, maar dit kon de stemming niet drukken: op straat zag het zwart van de mensen. Een aantal vrienden en bekenden begeleidde 'de globe-trotters' tot buiten de gemeente.

Op 15 maart 1906 schreven zij vanuit Mühlhausen aan secretaris Overduin dat de reis voorspoedig verliep en zij nog steeds vol goede moed waren. Wel hadden zij onderweg met slecht weer te kampen gehad. Die dag zouden zij vertrekken naar Leipzig.
Begin mei wist een krant te melden dat Andriessen een ongeluk was overkomen nabij Presburg te Hongarije, ten gevolge waarvan hij in het ziekenhuis lag. Piet Kramer wandelde intussen verder; Andriessen zou hem na zijn herstel per spoor of boot proberen in te halen.

Jampiceni en Loth

Op 24 oktober 1906 arriveerden in de middag op het kantoor van de Nieuwe Tilburgsche Courant twee bijzondere uitgedoste personen die daarom veel bekijks trokken. Het ging om Ettore Jampiceni uit Venetië (Camp[i]one Italiane Pedestre) en Raul Gatti Loth uit Montreuil (champion pedestre).
'Om het lijf hadden zij sjerpen in de Italiaansche en Fransche driekleur, hun borst was versierd met een zeer groot aantal medailles enz. terwijl zij geschoeid waren als voetballers.' In 1903 hadden zij een weddenschap aangenomen om in 7 jaar tijd een voetreis om de wereld te maken.

Bronnen
Regionaal Archief Leiden, Krantenbank
Krantenbank Zeeland
Groene Hart Archieven, Krantenbank
Koninklijke Bibliotheek, Historische Kranten

maandag 28 maart 2011

Wereldwandelen (5): globetrotters of klaplopers?

Volgens de richtlijnen neergelegd in het Guinness Book of Records in maart 2007 is er nog altijd geen officieel erkende wereldwandelaar, ondanks vele manmoedige pogingen daartoe sinds eind 19e eeuw (zie deze en volgende blogs). De wereldwandelaar dient minimaal 36.787, 559 kilometer te hebben afgelegd (de doorsnede van de Kreeftskeerkring) plus aan enkele technische voorwaarden inzake het wandelen zelf te voldoen.

De wereldreis

Het maken van een wereldreis was lange tijd exclusief verbonden aan ontdekkingsreizen over zee. De eerste geslaagde poging was die van Fernando Magelhaes van 1519-1522. Francis Drake (1577-80) en Olivier van Noort (1598-1601) waren slechts de eersten die in Magelhaes' voetsporen volgden.

Jules Verne

Het boek van Jules Verne Reis rond de wereld in 80 dagen uit 1873 maakte de wereldreis tot het uitgangspunt van een spannende race. Verne's fictieve record werd overigens al in 1890 verslagen door een vrouwelijke verslaggeefster: 72 dagen en een beetje. Nadien zouden technische verbeteringen de reistijd sterk doen reduceren (zie de volgende grafiek).



Wereldreis te voet

Een rondreis om de wereld kwam in de tweede helft van de 19e eeuw steeds dichterbij door enerzijds betere vervoersmiddelen en anderzijds door de ontwikkeling van het toerisme (door mensen als Thomas Cook, bedenker van de 'packaged holiday'). Delen van de wereld waren inmiddels continentsgewijs ook al te voet verkend, al dan niet door echte ontdekkingsreizigers. Het maken van een wereldreis was natuurlijk wel iets voor louter gefortuneerde mensen zoals Dudok de Wit.
Nu was het nog slechts een kwestie van tijd voordat iemand op het idee kwam een wereldreis te voet te maken. In de komende blogs zullen een aantal wereldwandelaars de revue passeren, naar wier verdere handel en wandel (nog) geen onderzoek is gedaan.

De eersten?

In 1898 arriveerden drie niet nader genoemde wereldwandelaars in Leiden. Zij gingen naar het postkantoor om daar brieven af te halen, welke er - poste restante - voor hen uit Parijs gereed lagen.

Otto Giers en A. Muddist

Op 31 juli (of 1 augustus 1899) vertrokken twee mannen vanuit Amsterdam. De beide ,,wereld-wandelaars'', Otto Giers en A. Muddist, arriveerden de volgende zondag te Keulen. De 224 km afstand hadden zij in ruim vijf dagen afgelegd. Het gemiddelde van 44 km per dag werd vanwege de warmte als een hele prestatie gezien.
Op dinsdag 12 september kwamen zij reeds te Venetië aan. In 44 dagen en precies volgens route, hadden zij de reis afgelegd: door Nederland, Duitsland (langs de Rijn), het Badische Schwarzwald en via Zwitserland 'over eenige van de hoogste bergreuzen'. Op 14 november arriveerden zij in Belgrado. Vanuit Brod in Hongarije stuurden zij een mooie briefkaart aan Het nieuws van den dag (Amsterdam).

Philogène Viardin: de 'walking poet'

Volgens de Rijnbode van 13 november 1901 nam het aantal wereldwandelaars toe 'en allen doen de reis zonder geld, dus door vragen van giften.' Op zaterdagmiddag arriveerde Philogène Viardin per trein in Arnhem vanuit Zutphen. De kop van het krantenbericht luidde daarom licht ironisch: 'Een voetreiziger .... per trein'.
Hij werd omschreven als 'een vrij schunnig gekleed man'. Op zijn rug droeg hij een plakkaart, met daarop geschreven 'Durch die Welt zu Fuss'. Bij de registratie op het politiebureau vertelde hij dat hij op 14 oktober vanuit Hyères in Zuid-Frankrijk was vertrokken om zoveel mogelijk te voet een reis om de wereld te maken. In de middag vertrok hij met de trein van 16.34 naar Rotterdam en vandaar naar New York.
Op woensdagavond 27 november arriveerde deze 'Parijse wandelaar' op de burelen van het Utrechts Nieuwsblad. Met een inmiddels te Parijs wonende Amerikaan had hij gewed binnen vijf jaar zonder een cent op zak een reis om de wereld te maken. De inzet van de Amerikaan was 20.000 frs; die van hemzelf niets: hij had in die zin dus ook niets te verliezen. Hij was ditmaal (!) vanuit Engeland aangekomen. 'Over de behandeling in het perfide Albion had hij wel reden tot klagen', een opmerking overigens die zeer past in het (toenmalige) wederzijdse culturele beeld.
Behalve de goede behandeling in Nederland, was er een speciaal woord van dank wegens de ontvangst van 'onzen eersten sport-man' (Dudok de Wit). In een register liet hij alle uitgevers van bladen, sportmannen, consuls enz. tekenen als bewijs voor zijn verblijven. In Utrecht nam hij zijn intrek in het hotel de l'Europe als gast van de directie. De reis zou, wederom, worden voortgezet naar Amerika.

Viardin komt eerder voor in een nummer van The Catholic World. In 1900 bezocht hij het zogeheten Hospitalité de Nuit (nachtopvang voor zwervers e.d.) te Parijs in de Rue de Tocqueville. Hij wordt omschreven als de 'walking poet', wiens ambitie het was de wereld rond te wandelen in 2 jaar tijd.

Charles Millot

In 1902 vertrok ene Charles Millot vanuit Parijs zonder een cent op zak. Medio juni was hij gevorderd tot Amsterdam op zijn weg naar Indië, China enz. Op 18 juni maakte hij zijn opwachting op het bureel van het ,,Hbl". 'Het nut dezer voetreizen is nog niet vastgesteld', zo eindigt het krantenbericht.
Maar misschien hadden dergelijke reizen ook wel helemaal geen nut en was dit het begin van een nieuw fenomeen, een uiting ook van de onrustige tijdgeest (de wandervögel). 'Globetrotters zijn wereldreizigers, die er op uit trekken om voor een langere periode de wereld te verkennen' aldus de huidige definitie van een website voor reisverzekeringen.

Hanz Holzer: van beroep wereldwandelaar

Vanwege het verblijf van de Zuid-Afrikaanse president Paul Kruger in ons land in 1902 besloot Hans Holzer die zomer vanuit Wenen naar Utrecht te lopen. De reis werd samen met een andere wandelaar, Hanz Leder, aangevangen maar die was te Linz reeds achtergebleven omdat hij niet verder kon.
Holzer was daarna 'onvermoeid en met taaie volharding' doorgelopen via Passau, Regensburg, Neurenberg, Wurtemberg, Frankfort a/Main, Coblenz, Keulen, Dusseldorf totdat hij eindelijk na 31 dagen over Venlo, Den Bosch en Zaltbommel medio augustus de stad Utrecht bereikte. Dit kwam neer op een gemiddelde van 70 km per dag. Aangezien Holzer 'een geducht looper' was, iets dat onder meer bleek uit een schare medailles, behoefde hieraan niet te worden getwijfeld.
De president kreeg hij in eerste instantie niet te spreken toen hij zich 20 augustus om 's middags 4 uur op 'Oranjelust' aandiende; die was te vermoeid. Wel kreeg hij later in 'Hotel de Pays-Bas' enige generaals te spreken, waaronder Louis Botha die het aangeboden album met handtekeningen in ontvangst nam. Indien hij de volgende dag de president niet te spreken zou krijgen, zou Holzer weer te voet naar Wenen terugkeren.

De eerste uitwassen: 1903

'Een Roemeniër die zich uitgaf voor wereldwandelaar, was gastvrij opgenomen in het huis van een inwoner te 's-Gravenhage. Uit dankbaarheid daarvoor stal hij uit een der zakken van zijn gastheer eenig papieren geld. Hij hervatte daarop zijn beroep en ging weder wandelen. Van den diefstal is aangifte gedaan bij de politie.'

Bronnen
Regionaal Archief Leiden, Krantenbank
Krantenbank Zeeland
Groene Hart Archieven, Krantenbank
Koninklijke Bibliotheek, Historische Kranten

zondag 27 maart 2011

Wereldwandelen (4): Wandelsport (19e eeuw)

Het wandelen ging in de loop van de 19e eeuw in wezen twee kanten op: het wedstrijdwandelen of de populaire wandelsport versus het lange afstandswandelen. Kees Dudok de Wit was dan ook een bekende wandelaar met een 'ouden roem van wereldwandelaar', die hij deels gebruikte voor de popularisering van de wandelsport in Nederland.

Origine wandelsport

De wandelsport of 'pedestrianism' was in eerste instantie een typisch Britse aangelegenheid die met name in de 19e eeuw tot bloei kwam. Gewandeld werd er daarvoor ook al in dit eilandenrijk, maar vooral ter bezichtiging van de natuur of het land zelf. Bekend was vooral Daniel Defoe's A Tour Through the Whole Island of Great Britain (1724-1726).


Tegen weddenschappen werden nu wedstrijden georganiseerd meestal verbonden aan een bepaalde afstand of tijdsduur. Dankzij de zich snel uitbreidende pers, werd de interesse vanuit het publiek tevens aangewakkerd. Die interesse breidde zich verder uit naar de (voormalige) koloniën van Amerika, Canada en Australië. In Amerika kwam de sport in de jaren zeventig tot grote bloei.

'Pedestrianism gone mad'

In de New York Times van 14 februari 1879 verscheen onder bovenstaande titel een opzienbarend stuk over het inmiddels compleet uit de hand gelopen wandelen in competitief verband ('foot racing') in de stad New York, speciaal in het district van de Bowery. Dat jaar zag het hoogtepunt van een manie. 'Of course it is only a question of time before they walk themselves to death, but some of them hold out well.' Wat was hier aan de hand?
Evenals eerder met de brugspringers bleek het stellen en verbeteren van records (hoeveel mijl in een uur etc.) in Amerika gedurende dat decennium een doel op zichzelf geworden. De 'pedestrian match', waarbij in music halls of andere gelegenheid tegen elkaar werd gelopen in cirkels op houten planken, had inmiddels een eigen amusementswaarde gelijk aan de vele circusacts.

Annie Bartell

Ook vrouwen deden hier volop mee. Een van hen was Annie Bartell die ook wel bekend stond als de 'Westchester Milkmaid'. 'Annie Bartell is as broad-shouldered as a man, strong and muscular, and walks with a firm thread. She is dressed in a showy black velvet bodice, heavily trimmed with blue silk; flys several blue ribbons in her hair, and wears a bright little bouquet in what would be the upper part of her vest, if she were a man. What she wears below the black may best be described as what comes in mysterious boxes marked "Ladies' Hose".
Zij was ook degene van wie Kees Dudok de Wit in 1896 een portret schonk aan de president van de Utrechtsche Wandelvereeniging "Annie Bartell" gedurende hun eerste officiële tocht. De tocht leidde langs de Vecht tot Breukelen, alwaar gestopt werd voor een bezoek aan 'den welbekenden wandelaar'. Na een vriendelijke ontvangst en een bezichtiging van diens museum, werd het portret 'van de groote Amerikaanse loopster overhandigd. Vervolgens werd Dudok het beschermheerschap van de vereniging aangeboden, dat hij accepteerde. Dudok de Wit was reeds ere-voorzitter van de op 7 februari 1894 opgerichte wandelvereniging "Dudok de Wit".

Pedestriennes

Annie Bartell maakte deel uit van een heel legertje van honderden vrouwelijke wandelaars in het decennium 1870-1880. Dit waren de jaren van wat elders ook wel 'the rise of American sporting entertainment' wordt genoemd. Lees een artikel uit het Journal of Sport History (1999) over deze vrouwenbeweging en de sociaal-politieke en biologisch-fysieke connotaties of lees lees een ouder artikel uit de Sports Illustrated (1967).

http://www.ultralegends.com/women-of-achievement/

Volgens de folklore liepen vrouwen al gedurende enkele eeuwen korte wedstrijdjes over enkele kilometers in hun wijde rokken, bij wijze van handicap, als een vorm van entertainment. Met name het aspect van 'endurance' of uithoudingsvermogen was nieuw voor de 19e eeuw.

Wandelsport

Wandelwedstrijden om het kampioenschap van Nederland werden in ieder geval eind 19e eeuw ook in Nederland gehouden. Die uit 1897 telde slechts 29 deelnemers. Start-en eindpunt was Amsterdam waarbij men over Hilversum naar Utrecht liep en weer terug onder begeleiding en controle van wielrijders. De kampioen van 1896 deed eveneens mee.
'Wij vragen, met het oog op de napret der kermis, aan allen, die eenigen dezer sportliefhebbers mochten ontmoeten, hen op straat niet te hinderen, en hen zoveel mogelijk ruimte tot doorloopen te geven, enz.; daarmede zal men veel kunnen bijdragen tot het welslagen van den wedstrijd.'

U.W.V. "Annie Bartell"

De U.W.V. "Annie Bartell" schreef in 1897 haar eigen wedstrijd uit over 20,6 kilometer. Deelname stond alleen open aan leden en kandidaat-leden. De start was op 19 september om half vijf en de maximum toegestane tijd voor het traject bedroeg 2 uur en 40 minuten. De geplande wedstrijd ging overigens niet door vanwege het slechte weer 'en bijkomende omstandigheden' en werd daarom verplaatst naar de zondag daarop.
Bij het tweejarig bestaan 'van deze nog jonge en krachtige vereeniging' - 'want hoeveel vereenigingen worden opgericht, welke slechts korten tijd bloeien' - werd wederom een bezoek gebracht aan Dudok de Wit. Die kreeg een fraai vloeiblok, waarop een van de leden met gouden letters de naam der vereniging had geschilderd.
Na een gezellig samenzijn van enkele uren ging men per bootje naar Utrecht terug. De U.W.V. Annie Bartell verdwijnt daarmee, na slechts twee jaar, uit de geschiedenis.

vrijdag 25 maart 2011

Wereldwandelen (3): Kees de Tippelaar alias De Wandelende Hollander

Onder invloed van de Romantiek had Wanderlust het karakter van het lange afstandswandelen veranderd: van de gezapige grand tourist naar een meer avontuurlijk ingesteld karakter, met de hele wereld als ontdekkingsplaats.

L.C. Dudok de Wit (1843-1913)

Eén Nederlander springt er in de 19e eeuw bovenuit: L.C. (Leonard Corneille) Dudok de Wit, telg uit een vooraanstaand Amsterdams geslacht. Zijn familie liet hem op 22-jarige leeftijd de vrijheid om de wijde wereld in te trekken. Later werd van hem gezegd dat hij klein van postuur was, lange haren had en een artistiek gezicht.


'Den eigenaardigen toerist'

In 1865 maakte hij een voetreis gedurende zes maanden op blote voeten dwars door Java van ruim 3.500 kilometer. Dit had nog niemand voor hem aangedurfd. Onderweg werd hij overal hartelijk ontvangen. Als enige bagage had hij een handvaliesje bij zich, een paar ruime, ijzersterke schoenen (die dus grotendeels ongebruikt bleven) en zijn reisparasol.
Eten deed hij aan de kant van de weg of hij trok de kampongs in: later vertelde hij met trots dat zijn voeding hem per dag niet meer dan twintig cent kostte. In juni 1867 was hij te Amsterdam terug.
Onderweg verzamelde hij van alles, waaronder zoveel mogelijk wandelstokken, dat later zijn weg zou vinden naar zijn (huis)museum: een soort rariteitenkabinet met curiositeiten en souvenirs. Bij een inbraak in 1895 werd ook wel gesproken van 'het museum voor land en volkenkunde'; slechts het vel van een wild zwijn werd ontvreemd. Wegens de enorme populariteit onder bezoekers en het vermissen van voorwerpen (ook uit zijn huis en werkkamder), besloot hij in 1899 de toegang te beperken.

'Hij was Neerland's grootste en meest spontane wandeltoerist.'

In 1874 wandelde hij in 122 uur (of 9 dagen) van Amsterdam naar Parijs. Hij vertrok op 1 juni om drie uur 's nacht in de volgende dagetappes: Vianen, Oosterhout, Rijckevoorsel bij Hoogstraten, Brussel, Braine le Comte, Maubeuge, Cateau en Cambresis, St. Quentin, en vervolgens zonder nachtrust te houden door naar Parijs.
Eind dat jaar arriveerde hij in New York voor diverse excursies in het noordwesten van Amerika.
In mei 1875 ondernam hij een wandeltocht van Amsterdam naar Wenen in 26 dagen of 235 uur. Hij vertrok op 1 mei om vier 's nachts. Tot Munster werd hij vergezelschapt door dhr. M.C. Hassoldt (die hem eerder ook gedeeltelijk richting Parijs had begeleid, maar was uitgevallen door een blessure aan zijn voet); van Munster tot Wenen door dhr. A. Kettner. Vooraf dacht men 270 uren gaans te zijn, bij een gemiddelde van 8 uur per dag. Gestopt werd voor een dag rust in voorname plaatsen als Munster en Kassel.
In 1876 liep hij van New York naar Philadelphia en Chicago ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling aldaar. Hij had altijd hetzelfde valiesje bij zich en liep in zijn oude reispakje. Met name in Amerika leverde hem dit de nodige aandacht op. Tevens werd elke stap met een afstandsmeter genoteerd. De Amerikaanse schrijver Ban Holt, auteur van Four Centuries After, or how I discovered Europe, kreeg bij een ontmoeting met Dudok de Wit ('a tramp of world-wide fame') een dergelijke pedrometer kado. Het apparaat werkte ook wanneer men achteruit liep of in een cafe afdwaalde, zo werd hem verzekerd.

Latere jaren

Toen het reisvirus eenmaal voorbij was, vestigde hij zich in het huis (of villa) De Slangevecht te Breukelen dat hij had geërfd van zijn grootvader (een suikerhandelaar). Zelf leefde hij eenvoudig, was verstokt vrijgezel, excentriek en hield van grapjes. Hij wandelde dagelijks nog vele kilometers en was een liefhebber van de natuur. In 1894 wandelde 'de verharde wandelaar' nog naar Antwerpen in bar slecht weer; nog nooit had hij in zo'n wind-en regennacht gewandeld, zo verklaarde hij in het Utrechts Nieuwsblad.
Te Breukelen werd hij zelf de attractie; hij was inmiddels min of meer en een bekende Nederlander. In 1883 wordt hij in het Leidsch Dagblad als 'de bekende wereld-wandelaar' omschreven. Bij die gelegenheid nam hij de tijd op tijdens een wandeltocht. Overigens niet zomaar een tocht: de wandeling van amateurs voor het kampioenschap voor Nederland. Die voerde bovendien langs zijn buiten te Breukelen waar een ereboog van lampions was opgericht. Start- en finishplaats was de Parktuin in Amsterdam.
Zijn hitje Keetje vertoonde op zondagen aan de vele bezoekers allerlei rijkunstjes, maar overleed aan een oogzwering in 1894. In zijn tuin stelde hij zomers aangeklede poppen op die hij had overgenomen van het Amsterdamse Panopticum. Bij het passeren van een plezierboot vielen ze soms plotseling in de rivier waarna hij ze zogenaamd redde.


[Bron: Beeldmateriaal Het Utrechts Archief]


Vier uur slaap

Hij ging elke avond om tien uur naar bed maar stond om twee uur 's nachts weer op, met name om zijn talrijke correspondentie te onderhouden. Eens ontving hij uit Lausanne een envelop met als opschriften Pays Bas en Nederland, met daar tussenin een paar getekende voeten. Hij sliep overigens altijd beneden op een sofa met zijn trouwe hond 'Derby'. Zijn wandelstok was van goud, gevuld met cognac, en de dop een bekertje waar hij menigeen wat uit aanbood.
In de jaren negentig organiseerde hij diverse roei-en wandeltochten op de Vecht. Ook organiseerde hij kermissen, tentoonstellingen en sportfeesten waaronder harddraverij, ringsteken en wielerwedstrijden. En in 1906 organiseerde hij een bioscoopvoorstelling voor de burgerij.
In 1904 was hij, inmiddels 61 jaar oud, toe aan zijn 50e tocht van Breukelen naar Baarn. Voor de eerste maal deed hij dat op 2 juli 1889 om zijn familie te bezoeken. Deze jubileumeditie was echter tevens zijn laatste wandeling naar Baarn: hij was van plan 'een andere richting voor zijn verdere wandelingen te kiezen'.
Van dezelfde 'bekende wereldwandelaar' wordt in 1908 nog gezegd dat hij zijn gewoonte om elke morgen een frisse duik te nemen in de Vecht ondanks de vrieskou had doorgezet. Op Nieuwjaarsdag moest daarvoor speciaal 'een groote bijt in het ijs' gekapt worden. Geen wonder dat het huis ook wel bekend stond als Vroeg-, Loop- en Zwemlust. In 1913 overleed hij en werd begraven in het familiegraf op het kerkhofje achter de Ned. Herv. Kerk te Breukelen.

'De bekende sportman' C.A.A. Dudok de Wit

Eerder, in 1911, overleed zijn broer: C.A.A. ("Bram") Dudok de Wit, ten huize van diens zoon te Bloemendaal. Na eerst reumatische klachten, werd hij in 1909 ernstiger ziek en moest een aantal maanden worden opgenomen in het Burgerziekenhuis te Amsterdam. Hij convalesceerde vervolgens bij zijn zoon.
Hij stond algemeen bekend als "de minister van sport" vanwege zijn vele (ere-)voorzitterschappen. Hij was min of meer verantwoordelijk voor de eerste deelname van Nederland aan de Olympische Spelen in 1900. Tevens werd van hem gezegd dat hij 'de ziel' was van menig feest. Ook hield hij zich bezig met (internationale) tuinbouwtentoonstellingen en werd een chrysanthemum naar hem vernoemd. Tevens stond hij bekend om het maken van grote buitenlandse reizen (per stoomboot); in 1905 wordt hij in de krant als 'de sportminister-wereldreiziger' aangehaald.

Nalatenschap

Dudok de Wit maakte het lange afstandswandelen tot een serieuze sportieve aangelegenheid. In dat opzicht was hij een groot, zij het vergeten sportman en pionier. Hij is mede de geestelijk vader van de Wandelvierdaagse van Nijmegen.
In 1931 werd in Haarlem de H.W.S.V. ,,Dudok de Wit" opgericht: de Haarlemsche Wandelsport-vereeniging. Wederom was de afstand 45 kilometer. Wandelsportverenigingen lijken in de jaren dertig populair te zijn geweest. In 1932 werd geprobeerd in overleg met de K.N.A.U. tot een nieuwe regeling van de wandelsport te komen. Aanwezig waren: R.W.V. ,,De Stichtse wandelaars", ,,Op Stap", ,,Dudok de Wit" (Haarlem), ,,de Vierdaagsche" en L.W.S.V. (Leiden).
Een groot gedeelte van zijn omvangrijke nalatenschap is verdwenen. Medio december 1940 stond in de krant aangekondigd dat het huis zou worden geveild. Vrienden probeerden verkoop ervan te voorkomen: onduidelijk is of de collectie nog aanwezig was. Volgens een ander bericht werd deze reeds vier maanden na zijn dood geveild.
Ook het in 1991 te Breukelen geplaatste standbeeld verdween op mysterieuze wijze (vermoedelijk koperdieven) in 2007; alleen de hond stond er nog. Wel werd in 2008 een replica geplaatst.



Weldoener: jaarlijkse herdenking of poffertjesdag

Op zijn wandelingen door Breukelen had hij vaak de jeugd om zich heen en gaf hen talrijke traktaties. Dat ging ook door na zijn dood. Zijn gedachtegoed is op andere manieren namelijk nog wel tastbaar vanwege de jaarlijkse poffertjesdag rond zijn verjaardag op 3 oktober. De poffertjes heetten daar ook wel 'Broedertjes'. Zij zongen dan onder meer:

"D'r is maar ene goeie Breukelaar.
En dat is Kees de Tippelaar ....!"

De herdenking is speciaal bestemd voor kinderen van de kleuter-en lagere school te Breukelen en wordt nog steeds elk jaar gehouden. Voor dit fonds schonk hij een legaat van fl. 8.500.-, te beheren door de plaatselijke burgemeester. Om het andere jaar werden de drie hoogste klassen op een bezoek aan Amsterdam en Artis getrakteerd. Dit gebruik werd na verloop van tijd echter afgeschaft vanwege verminderde opbrengsten uit de rente.
Kees noemde zijn geboortdag zelf ook wel 'Hutspotdatum': de connectie met de Leidse 3 oktober-feesten is onmiskenbaar. Door oud-vrienden o.l.v. notaris Bastert werd op die dag tevens een stille hulde gebracht aan zijn graf en bloemen gelegd, mede namens de V.V.V.. In 1934 werd door vrienden en medewandelaars aan de Dudok de Wit-tocht te Utrecht een gedenkplaat op zijn graf geplaatst.
Tevens reikten zij vanaf 1931 een gedenkpenning uit aan diegenen die een wandeltocht aflegden over 45 kilometer binnen 8 1/2 uur langs de route die Kees zelf met zijn beste vrienden aflegde over Vleuten, Kasteel de Haarzuilen, Lage Vuursche en Utrecht.

Bronnen
Krantenbank Regionaal Archief Leiden
Kranten Utrechts Archief

Archieven

http://www.neha.nl/specialcollections/0469dudo.php

Literatuur
Arie Manten en Ties Verkuil, Een veelzijdig en buitenissig heer. L.C. Dudok de Wit/Kees de Tippelaar/1843-1913

woensdag 23 maart 2011

Italië's bezetting van Libië: 1911

Met het historisch besef van kolonel Ghadaffi is in ieder geval weinig mis. Eerder zagen we hem al een geïmproviseerde persconferentie houden in de ruïnes van het gebouw dat in april 1986 - bijna 25 jaar geleden dus - het doelwit was van een Amerikaans luchtbombardement als vergelding voor terroristische aanvallen.



Ook het monument voor het gebouw, met de straaljager geplet in de handpalm van een vuist, heb ik nu al herhaaldelijk op de (staats)televisie voorbij zien komen als een soort pauze-of testbeeld. Volgens het blad de Esquire geldt het als een van de zeven totalitaire wonderen van de wereld. Bekijk ze allemaal.


En n.a.v. de luchtacties in het kader van de ingestelde no-fly zone werd door hem opgeroepen tot een (middeleeuwse) heilige kruistocht. Zodoende ging Libië definitief over van pan-Arabisme op pan-islamisme. Zijn curieuse gedrag was daarnaast al diverse keren het onderwerp van Wikileaks.

Libië: (voormalige) Italiaanse kolonie

Weinigen zullen weten dat honderd jaar geleden Libië in 1911 werd binnengevallen en enige decennia werd bezet door Italië. Libië was daarmee van 1911 tot 1943 een Italiaanse kolonie. Dit verklaart ook nog altijd de nauwe economische banden tussen beide landen (Italië is Libië's belangrijkste handelspartner), vooral vanwege aardolie, en de soms bizarre bezoeken van Ghadaffi aan Italië in de afgelopen jaren.

In 2008 werd door premier Berlusconi zelfs excuses aangeboden voor het koloniale verleden inclusief een forse schadevergoeding in de vorm van herstelbetalingen van bijna 4 miljard euro. In ruil moest Libië beter gaan toezien op de illegale migratie vanaf de Libische kust, dat in dat opzicht als een centrale as fungeert voor Noord-Afrika.


Tevens werd een heuse vriendschapsdag in het leven geroepen te houden op 30 augustus.

Het koloniale avontuur van Italië

Libië werd veroverd in het kader van een ingezette oorlog tegen het Ottomaanse rijk op 28 september 1911, dat in toenemende mate met interne onrust te maken kreeg. De roep tot kolonialisme in Italië werd geleid door nationalistische groeperingen, maar ook leidende katholieke functionarissen.
Het land was pas zelf een eenheid geworden in 1861, een feit dat dit jaar overigens uitgebreid wordt herdacht. In 1896 had Italië nog een invasie van Ethiopië achter de rug in een mislukte poging zijn plaats op het wereldtoneel te vestigen.

Verovering

Op 26-27 september 1911 werd door de Italiaanse regering o.l.v. van premier Giolitti een ultimatum gesteld waarin overgave van de gebieden Tripolitania en Cyrenaica werd geëist.
Binnen drie weken van de oorlogsverklaring had Italië de meeste havensteden en het kustgebied veroverd. Na de verovering van Tripoli op 3 oktober, stuitte men echter op heviger verzet bij Benghazi. Tevens kreeg men te maken met een Arabische guerilla vanuit de bergen aangevoerd door cavalerie. Deze opstand, geleid door Omar Mukthar, zou tot diens gevangenschap in 1931 duren.
Het duurde bijna een jaar voordat er vrede werd gesloten op 18 oktober 1912. Italië's expeditieleger van 34.000 manschappen was inmiddels uitgegroeid tot een troepenmacht van 100.000.


Aan beide zijden vonden de nodige gruweldaden plaats. Vele honderden Libische families werden bijvoorbeeld verscheept naar de eilanden van Tremiti in de Adriatische zee en verbleven daar vrijwel zonder enige levensvoorziening. Bijna eenderde van hen overleed.
Voor Italië zou de bezetting van Libië, in het kader van toetreding in 1915 tot de Eerste Wereldoorlog, vooral een blok aan het been worden. Maar liefst 60.000 troepen waren nodig om de vrede te bewaren. In het land zelf leidde de bezetting desondanks tot enthousiasme nu het idee van een 'Groot-Italië' werkelijkheid leek te worden.

Libië: eerste luchtbombardement ooit

Een bijzonder detail is nog dat Libië toen het eerste land was dat te maken kreeg met luchtbombardementen: op 1 november 1911 vanuit een luchtschip of zeppelin.

Nawoord

En nu ook Nederland gisteravond tot militaire ondersteuning heeft besloten inzake Libië, binnenkort meer over de Nederlandse betrokkenheid bij het conflict honderd jaar geleden.

dinsdag 22 maart 2011

Wereldwandelen (2): Wanderlust (19e eeuw)

Het wereldwandelen kent een uitgebreide oorsprong: van de evolutie van de mens, via de (militaire) veroveringen in de klassieke oudheid tot en met de Kruistochten in de Middeleeuwen. Vanaf c. 1600 begint het eigen plezier in wandelen een steeds grotere rol te spelen, gekoppeld aan een toenemende ontdekkingszucht. Beide ontwikkelingen komen later samen in een prachtig, nieuw woord: Wanderlust.

Wanderlust

Wanderlust is van origine een Duits leenwoord. Het staat voor een sterk verlangen naar wandelen of ontdekken. Het woord is voortgekomen uit de Romantiek. Dit is nergens zo duidelijk weergegeven als in het onderstaande schilderij Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich uit 1817-18 [Kunsthalle, Hamburg].


De term is sinds de introductie in het Engelse taalgebruik in 1902 vrijwel exclusief geworden voor gebruik in dat land. Er is onder meer ook een eigen tijdschrift onder deze titel beschikbaar, waarvan een voorloper in ieder geval in 1930 voor het eerst verscheen. Meer in het algemeen staat de term inmiddels voor een onbegrensd verlangen naar reizen.
Dit verlangen werd verder aangewakkerd door de Romantiek. In Engeland gingen bekende dichters als Wordsworth en Coleridge bijvoorbeeld uitgebreid het landschap beschrijven. Onder invloed hiervan verloor het landschap zijn onschuld en stond nu voor bepaalde gemoedsstemmingen.

Jacob van Lennep

In hetzelfde romantische voetspoor maakte Jacob van Lennep (1802-1868) in 1823 samen met zijn studievriend Dirk van Hogendorp een voetreis door de Noordelijke Nederlanden. Van Lennep zou nog een produktief leven leiden, met name als literator en uitgever.
Het reisverslag van de voettocht zou pas in 1942 definitief in druk verschijnen. Begin 21e eeuw beleefde het een heruitgave aan de hand van een televisieserie. Volg de reis in woord en beeld:

http://www.jacobvanlennep.nl/homeindex/

Van Lenneps' reis vormde tevens een inspiratiebron voor de wekelijkse wandelcolumn van Joyce Roodnat in NRC Handelsblad. Zeer recent (begin maart) stopte zij hier mee na bijna tien jaar wandelen, al is zij - samen met vele anderen - blijvend op de voet te volgen dankzij de sociale media.

http://weblogs.nrc.nl/aandewandel/author/joyce-roodnat/

http://www.everytrail.com/

Frontiersmen

In Amerika waren er figuren uit de folklore zoals Daniel Boone (1734-1820), Davy Crockett(1786-1836) en Jedediah Smith (1799-1831) die de wildernis in- en doortrokken. Dit waren de pioniers of 'frontiersmen' die mede het westen van het land, een onontgonnen wildernis, blootlegden.
De confrontatie tussen natuur en beschaving werd verwoord door de schrijver en filosoof Henry David Thoreau. Die is vooral bekend om zijn roman Walden (1854), maar tevens schreef hij een essay getiteld Walking (1861). Tegenwoordig geldt hij als een soort aartsvader van de ecologie.

Lewis en Clark

De verkenningstochten werden op steeds grotere schaal gedaan. Het doorkruisen van hele continenten, gedeeltelijk te voet, werd in de loop van de 19e eeuw steeds populairder. Expedities zoals die van Lewis en Clark dwars door de Verenigde Staten in westwaartse richting begin negentiende eeuw.

Bekijk de originele documenten van Lewis en Clark:
http://www.americanjourneys.org/lewisclark.asp


[Bron: National Oceanic and Atmospheric Administration]


Burke en Wills

Een andere bekende tocht is die van Burke en Wills door het binnenland van Australië (1860-1861) van zuid naar noord. De tocht kreeg vooral mythische proporties omdat zij het niet overleefden wegens het missen van een rendez-vous met provisie op enkele uren na. Bekijk het digitale archief met de journalen e.d.:

http://www.burkeandwills.net.au/index.php


Afrika

Nog later in de 19e eeuw zou met name Afrika bekend worden vanwege de vele ontdekkingen aldaar, gedeeltelijk gedreven door de zoektocht naar de bronnen van de rivier de Nijl. Vooral bekend werden de reizen van Stanley in diverse hoedanigheden, waaronder die ene keer op zoek naar een andere reiziger: "Dr. Livingstone, I presume?".
Andere avonturiers, als Ewart Grogan (1874-1967), besloten Afrika van zuid naar noord te doorkruisen, mede om de hand van zijn aanstaande bruid te winnen. Hij was al met al tweeëneenhalf jaar onderweg tussen 1898-1900 van Kaapstad naar Caïro.

Literatuur
Rebecca Solnit, Wanderlust: A History of Walking (2001).
Geoff Nicholson, The Lost Art of Walking: The History, Science, and Literature of Pedestrianism (2009).
Joseph A. Amato, On Foot. A History of Walking (2004).
Tim Jeal, Stanley: the impossible life of Africa's greatest explorer (2007).
Edward Paice, Lost Lion of Empire. The life of Cape-to-Cairo Grogan (2001).

vrijdag 18 maart 2011

Red de Nederlandse vis(-en eet)cultuur

Deze week kwam in het nieuws dat, hoewel we in het afgelopen jaar meer (verse) vis zijn gaan eten, we (dit geldt tevens voor Vlaanderen) eigenlijk nog altijd te weinig vis eten. Dat noem ik nog eens een gemengde boodschap: lees het persbericht of bekijk de video.

Duurzaamheid

De consumptie van vis wint volgens het Productschap Vis met name aan populariteit vanwege het toemeten van een imago van duurzaamheid (onder het motto 'Verantwoorde Vis'). Bijvoorbeeld valt dan te denken aan onder meer het schrappen van paling uit de schappen van de supermarkt of het kweken van vissoorten als wapen tegen de overbevissing. Het jaarlijkse ritueel van de Europese vangstquota, die bv. in Spanje of Frankrijk tot grote stakingen leidde en blokkades van havens, behoort daarmee hopelijk tot de verleden tijd.
Overbevissing is desondanks een fundamenteel probleem waar de visserij op gezette tijden moeilijk aan ontkomt. Slechts het stilleggen van de vangst voor een aantal jaren biedt dan uitkomst.
Zo kwam in Engeland enkele jaren geleden de traditionele 'fish and chips' in de gevarenzone vanwege een tekort aan kabeljauw. Hetzelfde probleem geldt overigens eveneens in Australië en Nieuw-Zeeland. En vanwege de opgelopen prijzen in crisistijden neemt de consumptie - juist in lagere klassen, waar de fish and chips is uitgevonden, in Engeland af.
Ook wereldwijde ophef over tonijnvangst (specifiek de blauwvinsoort), de walvisjacht en vernietiging van koraalriffen door het gebruik van sleepnetten hebben de visserij in de afgelopen jaren internationaal grote schade berokkend. Mede echter door nog grotere schandalen bij andere voedselindustriën de afgelopen jaren is de visconsumptie toch aan een gestage opmars bezig.

Gezondheid

Een belangrijke, bijkomende reden voor het eten van meer vis (de Gezondheidsraad adviseert tweemaal per week vis te eten) betreft gezondheidsaspecten, speciaal de inname van natuurlijke vetten en oliën. Het programma Klootwijk aan Zee besteedde in 2006 een aflevering aan het mirakel van de Omega 3 (helaas niet meer terug te zien door allerlei disfunctionele weblinks). Dit vetzuur helpt o.a. tegen hart-en vaatziekten en wordt daarom toegevoegd aan diverse voedingsmiddelen als margarine met als claim dat ze daarmee gezonder worden.
Omega 3 kennen we vanuit historisch oogpunt als de, door veel kinderen als wagelijk ervaren, verplichte consumptie van levertraan kort na de Tweede Wereldoorlog - reden ook waarom Nederland toen weer korte tijd meedeed aan de walvisjacht.

Mannen van de zee!

In een eerdere promotiecampagne van het Nederlands Visbureau (per 1 januari 2011 opgegaan in het Productschap Vis) wordt tevens het beroep van visser in het zonnetje gezet en zijn imago als stoere zeebonk.

[Bron: Nederlands Visbureau]

Wegens vermoedelijke beëindiging, al dan niet tijdelijk, binnenkort van het programma Boek zoekt vrouw (vergeet niet: u las dit nieuws hier het eerst, evenals de Oscar voor A King's Speech), kan ik slechts de suggestie doen in de toekomst verder te gaan met vissers als al even authentieke personages. Bekijk meer beelden van deze promotiecampagne:

http://www.visbureau.nl/campagnes/voorproefje_nieuwe_campagne_2011_2013/

Op Discovery Channel zie ik tijdens het zappen wel eens beelden voorbij komen van het programma Deadliest Catch waarin dit stoere beeld van de visser nog vele malen wordt versterkt.
Vissen is als beroep al eerzaam genoeg zonder de gevaarlijke kant ervan op de ruwe baren al te zeer te benadrukken. Ik kan mij zelfs een (Engelse) statistiek herinneren waaruit bleek dat visser het gevaarlijkste beroep ter wereld is. (En dat blijkt inderdaad het geval; zie ook:)

http://hubpages.com/hub/Most_Dangerous_Jobs

Om over de vele menselijke drama's in kleine dorpen langs kustlijnen overal ter wereld, waardoor de impact van rampen op zee vaak nog extra groot is, door de eeuwen heen verder maar te zwijgen. Let hier ook eens op de vele standbeelden van vissers.

Mijmeringen

Met een goede vriend van mij somber ik wel eens dat het eten van vis eigenlijk alleen nog iets is voor oude mannetjes, waar wij onszelf als bijna-veertigers inmiddels gemakshalve ook toe rekenen. Hoe dan ook zeker niet iets voor de jeugd, die zich immers massaal heeft overgegeven aan de snackcultuur (van twee hamburgerketens in het bijzonder).
Zelf heb ik nog van mijn opa geleerd om makreel schoon te maken. Zaterdag (en dus niet vrijdag) was bij ons altijd visdag. Op de markt in Zaandam werd dan verse vis gekocht: meestal gebakken schol of tong voor mijn oma tussen de middag plus de makreel als avondmaaltijd. Het schoonmaken ervan was een heel karwei, zeker in de handen van mijn opa die altijd met alles grondig (en dus langzaam) te werk ging.


[M. Boll (toegeschreven aan), Stilleven met makrelen, eigen collectie]

Aan het consumeren van de makreel was tevens een soort fabeltje verbonden, namelijk dat ik er geen melk bij mocht drinken; daar zou ik maar ziek van worden. Het bleef daarom meestal bij thee.

Snackcultuur

Mijn eerdere somberingen over de Nederlandse snackcultuur (kort samengevat: 'het gevreet op straat') en de toenemende invloed daarvan op de Nederlandse geschiedenis in woord ('snackers'), beeld en daad zijn onderhand bekend (lees hier).
Daar tegenover stel ik dat we Oud-Hollandse tradities, als onderdeel van de volkscultuur, in ere moeten houden: naast de viscultuur tevens vlaamse frites, poffertjeskraam, pannenkoekenhuis en de Oud-Hollandse gebakskraam (oliebollen).
In hoeverre het koekhappen op Koninginnedag (binnenkort weer te zien) eveneens hiertoe gerekend moet worden, weet ik eerlijk gezegd niet. Is daar niet eerder sprake van een 'invention of tradition? Zeker, ik kan mij eigen verjaardagspartijtjes uit mijn jeugd (tweede helft jaren 70) herinneren waar dit evenement eveneens op het programma stond.
Natuurlijk is er binnen onze eetcultuur ook ruimte voor 'exoten'. De nasi goreng, de Vietnamese loempia, de Surinaamse röti en het Turkse broodje döner zijn voldoende ingeburgerd om hun plaats in de canon van de Nederlandse snack (bestaat die overigens al?) op te eisen, verbonden als ze zijn met bepaalde migratiestromen. Mijn grote vraag is en blijft alleen: moet het ook allemaal op straat genuttigd worden?

Eettip

Voor de lekkerste kibbeling: de viskraam op het Buitenhof te Den Haag. Echt overheerlijk! Maar pas op voor de meeuwen ...



Kijktip

Klootwijk aan Zee (speciaal over vis); geen eigen website, wel een fansite met een aantal oude afleveringen:
http://www.wildekeuken.nl/klootwijk_aan_zee.html

Keuringsdienst van Waarde, met tal van bijdragen over de Nederlandse eetcultuur (o.a. de frikandel of de pannenkoek):
http://www.keuringsdienst.nl/

Aanbevolen
Liesbeth M. Helmus, Vis. Stillevens van Hollandse en Vlaamse meesters 1550-1700 (Utrecht 2004)

dinsdag 15 maart 2011

Wereldwandelen (1): de oorsprong

Enige tijd terug stuitte ik bij toeval, in het kader van onderzoek voor een artikel over het Rijksopvoedingsgesticht te Leiden (zie het Zomernummer van het Kwartaalblad Genealogie d.d. 2010), voor het eerst op de term wereldwandelaar.
Toeval speelt mijn inziens een veel grotere rol bij historisch (en archivalisch) onderzoek dan historici c.q. archivarissen over het algemeen bereid zijn toe te geven. Met name archivarissen zijn van de systematiek (lees ordening) en zullen daarom zelfs zo min mogelijk aan het toeval willen overlaten.

Summary

Human beings have travelled the earth on foot ever since they exist as a different species. Originally they did this out of sheer necessity, being nomads, collecting food; then for military purposes (conquest), religious reasons (pilgrimage) during the Middle Ages and finally in early modern times exploration. Travelling the world or globetrotting out of pure joy only came later into the equasion from the 18th century.



Wereldwandelaar

De term wereldwandelaar is op het eerste gezicht duidelijk genoeg. In dit geval ging het om het zogeheten 'Duo Rozelaar' dat in 1923 van plan was om, met Amsterdam als startpunt, te voet de aarde rond te trekken. Zij gaven zichzelf hiervoor 5 jaar de tijd.
De beoogde route was als volgt: 'Holland, Engeland, België, Frankrijk, Italië, Zuid-Slavië, Bulgarije, Griekenland, Turkije, Azië, Britsch-Indië, Siam, Ned.-Indië, China, Japan, Noord-Amerika, Ijsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland, Polen, Duitschland, Denemarken, en terug naar het Vaderland.'
In hun levensonderhoud zou worden voorzien door middel van verkoop van prentbriefkaarten, zoals de onderstaande van het duo zelf. Wat er van hun en hun tocht geworden is, is vooralsnog onbekend.


De eerste mens

Het wereldwandelen had vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw een grote vlucht genomen. Met hun actie liepen zij dan ook bepaald niet voorop, integendeel: de kranten waren zelfs behoorlijk negatief in hun oordeel. Alvorens in toekomstige blogs andere (Nederlandse) globetrotters onderhanden te nemen zal het werkgebied toch enigszins historisch moeten worden verkend.
Wie de eerste wereldwandelaar is geweest is met zoveel woorden niet bekend. Maar de eerste rechtopstaande mens (Homo Australopithecus) of de eerste mens die een voetafdruk op planeet aarde heeft achtergelaten op de Afrikaanse steppen zijn in dat opzicht beide goede kandidaten. Geen van hen had natuurlijk de intentie de hele wereld over te trekken, maar de ontdekking door de mens van de reikwijdte van zijn eigen twee benen was in dat opzicht al belangrijk genoeg.


[Menselijke voetafdrukken van 3,6 miljoen jaar oud gevonden te Laetoli, Tanzania]

Nomaden

Het wereldwandelen is daarmee inherent aan het ontstaan en de verdere evolutie van de mens. Wandelen was in ieder geval nog geen doel op zich, zoals in meer recente tijden, maar paste in het meer algemene leefpatroon van nomaden. Tevens bood het een oplossing voor een te hoge bevolkingsdruk. In het kader van dergelijke migratiegolven zijn er grote continentale trektochten gemaakt, waardoor bijvoorbeeld indianenstammen langzaam het gehele Amerikaanse continent doortrokken van noord naar zuid.

Ötzi

Een van de vroegste wereldwandelaars is mogelijk Ötzi de gletsjerman geweest, de oudste in Europa gevonden mummie (5.300 jaar oud). Hij werd in 1991 gevonden op de grens tussen Oostenrijk en Italië, wat nog een heus dispuut tussen die twee landen opleverde.
Er doen verschillende theorieën over zijn leven en dood de ronde, maar een ervan is dat hij op de vlucht was en overvallen door sneeuw en koude zijn dood vond in de Alpen. In elk geval bevond hij zich op een plek waar hij niet thuishoorde: hij was dus, met andere woorden, onderweg.



Klassieke oudheid

Allengs kreeg het wandelen ook een secundair doel: verovering van leef- of grondgebied, soms tot op verre afstand. Een goed voorbeeld hiervan is Alexander de Grote's (trek)tocht naar de oevers van de Indus in 326 v.C., volgens de overlevering een bijna onmenselijk zware tocht (met name de terugtocht).
De klassieke oudheid staat overigens bol van dit soort veroveringstochten of invasies, waarbij legers jarenlang te voet onderweg waren en daarbij grote afstanden aflegden. Denk bijvoorbeeld ook aan Hannibal ten tijde van de Tweede Punische Oorlog die vanuit Noord-Afrika via Spanje over de Alpen richting Italië trok.

Bijbel en Middeleeuwen

Zowel vanwege zijn nomadische oorsprong als uit veroveringsdrift trok de mens dus op pad, zij het nog overwegend in groepsverband. Dit laatste is een essentieel verschil met de latere wereldwandelaars die overwegend zelfstandig de wereld in trokken.
Ook in de Bijbel wordt her en der behoorlijk wat afgewandeld maar meestal wederom in gezelschap; wat bijvoorbeeld te denken van de vlucht uit Egypte?Halverwege de Middeleeuwen werd een aanvang gemaakt met de eerste Kruistochten, met als afgeleide daarvan weer de pelgrimstochten. De tocht naar het Heilige Land zou overigens weer een aparte inspiratiebron worden voor latere generaties wereldwandelaars.
De mens was in principe langere tijd aangewezen op zijn eigen twee benen als belangrijkste vervoermiddel totdat eerst scheepsvaartuigen en later het wiel een steeds groter bereik mogelijk maakten. Het wereldwandelen was om te beginnen dus niet zozeer een principe maar veeleer bittere noodzaak.

Marco Polo

De eerste echt bekende wereldwandelaar is toch wel Marco Polo (1254-1324) geweest en dat komt natuurlijk vooral omdat hij van zijn tocht verslag heeft gedaan - ook al was hij niet de eerste vreemdeling die naar China trok.
In zijn geval gold overwegend een commercieel doel: het maken van handelsreizen via de Zijderoute naar Azië. Marco Polo was eigenlijk naast handelsreiziger te voet deels een spion; hij zat ook enkele jaren in gevangenschap. In de jacht op rijkdom gold geheimhouding van internationale reisroutes als deze een belangrijk wapen tegen de concurrentie. Het tijdperk van de ontdekkingsreizen was daarmee vanaf de late Middeleeuwen aangebroken.


Grand Tour

Maar allengs begon ook het reismotief meer aan belang te winnen vanaf de late Middeleeuwen, hoe hinderlijk het reizen in vroeger tijd ook was. Welgestelden maakten in de 17e-18e eeuw (en ook later nog) een zogenaamde Grand Tour, in het bijzonder naar Italië, om zich daar te laven aan de cultuur en de antieken.


[Johann Wolfgang von Goethe op doortocht rustend tussen de ruïnes in Campagna, Italië (1786-1787)]

Een dergelijke reis werd - ter verduidelijking - overwegend per koets gemaakt, met alle gevaren vandien: goede wegen waren er nauwelijks in Europa. In de 17e eeuw werd, zeker onder de elite, onder het begrip 'wandelen' dan ook vrij algemeen een koetsrit verstaan.

Gijsbert van Ghils

Maar niet alleen de elite trok erop uit. In 1696 kondigde ene Gijsbert van Ghils bij de Bredase magistraat aan van plan te zijn naar Zwitserland te gaan 'ende [naar] andere plaetsen ende landen te vertrecken om t'landt te besien.' Wat er van hem geworden is, is onbekend maar twee zaken vallen hier op.
Ik heb geen aanwijzingen dat hij uit de stedelijke elite voortkwam wat min of meer zou impliceren dat hij zijn reis, indien uitgevoerd, overwegend te voet heeft afgelegd. In de tweede plaats stond Zwitserland nog niet op de routekaart van de Grand Tour; dat zou pas later in de 18e eeuw komen. Daarmee maakt hij in ieder geval aanspraak op een van de vroegste liefhebbers van het alpinisme te zijn geweest.

De eerste Nederlandse wereldwandelaar?

In 1620 ondernam Jan Hendericxssen Sael een reis over land naar Europa vanaf de kust van Coromandel (India). Mogelijk was deze tocht bedoeld om onderweg allerlei inlichtingen te verkrijgen voor zijn werkgever, de Vereenigde Oostindische Compagnie. Voor Nederland hebben we in hem dan ook waarschijnlijk de vroegste wereldwandelaar te pakken, ook al heeft hij geen verdere sporen achtergelaten.


Gerelateerde blogs:
Wereldwandelen (2): Wanderlust (19e eeuw)
Wereldwandelen (3): Kees de Tippelaar alias De Wandelende Hollander
Wereldwandelen (4): Wandelsport (19e eeuw)


Aanbevolen literatuur
Laurence Bergreen, Marco Polo. Van Venetië naar Xanadu (Amsterdam 2008).

woensdag 9 maart 2011

Begraven, herdenken en weer vergeten

Vorige week verjaarde de oudste, nog levende veteraan uit de Eerste Wereldoorlog. Claude Stanley Choules, die in Australië woont, werd op 3 maart 110. Hoewel vermeldenswaardig genoeg (ook in diverse kranten), ontging de meeste media dat een week eerder de oudste Amerikaanse veteraan, Frank Woodruff Buckles, is overleden. En dat zou op zichzelf nog weer niet zo bijzonder zijn als er inmiddels niet een rel is ontstaan.

Rotunda

Zijn familie heeft namelijk gevraagd om een wake te houden in de zogeheten Rotunda van het Capitool. In principe is deze eer alleen bestemd voor federale ambtenaren of hoge militairen. Sinds de bouw ervan in 1852, zijn er slechts dertig personen op deze wijze herdacht en slechts bij hoge uitzondering worden anderen dan alleen ambtenaren tijdelijk toegelaten (zoals bv. Rosa Parks).


'Doughboys'

De familie vraagt in wezen om meer dan bijzondere aandacht omdat hij de laatste veteraan van WO I is geweest (van in totaal bijna 5 miljoen Amerikanen) en met zijn overlijden tegelijk de gehele oorlog kan worden herdacht.
De Amerikaanse soldaten heetten destijds als collectief ook wel 'doughboys'; pas later werd dat G.I. (Joe). Onduidelijk is waar doughboy precies naar verwijst, maar vermoedelijk heeft dit iets met hun uniform te maken gehad.
Buckles heeft overigens geen gevechtservaring gehad; hij was eerst motorrijder en later ambulancechauffeur en opereerde dus achter de frontlinies. Door de leiders van Huis en Senaat is nu gesuggereerd om Buckles in een speciale ceremonie op Arlington te begraven. Lees het bericht:

http://www.nytimes.com/2011/03/09/us/09buckles.html?_r=1&ref=us

Arlington Cemetery

Enige tijd terug (begin juni 2010) kwam in het nieuws dat op deze beroemde militaire begraafplaats in de Verenigde Staten, waar ook enkele presidenten liggen, tot zeer recent graven zijn misplaatst. In graven die leeg moesten zijn lagen stoffelijke overschotten, terwijl bezette graven ongeïdentificeerd waren. Behalve duidelijke gevallen van mismanagement, was er tevens sprake van 'an outdated recordkeeping system' (archiveringssysteem).


Hoewel miljoenen dollars zijn besteed aan de computerisering van de gegevens, moet nog altijd via papier de weg worden gevonden naar circa 330.000 graven. In maar liefst 211 gevallen is niet duidelijk wie precies waar ligt. Lees het bericht:

http://www.nytimes.com/2010/06/11/us/11arlington.html

Lees het rapport (met de bekende doorhalingen vanwege de privacy):

http://documents.nytimes.com/arlington-cemetery-inspection-documents

Fromelles

De omgang met de doden, speciaal uit oorlogen (soms tot zeer recent aan toe), ligt natuurlijk uiterst gevoelig. De oorlogsgraven namens Engeland en het Britse Rijk worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission (bekijk hun website)
Voor het eerst in vijftig jaar werd vorig jaar zomer een nieuwe begraafplaats geopend. Exact 94 jaar na de slag, werden bij Fromelles de laatste van 250 Australische soldaten herbegraven. Zij zijn in de loop van 2009 ontdekt in diverse massagraven.

[D-compagnie, 31e bataljon: de meeste van deze Australische soldaten vonden de dood bij Fromelles]

De bewuste Australische divisie beleefde aldaar op 19 juli 1916 de zwartste dag uit de Australische militaire geschiedenis met maar liefst 5.533 doden of gewonden in 24 uur, evenveel als het totale verlies aan manschappen gedurende de Boerenoorlog plus de inzet in Korea en Vietnam.

http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/19/fromelles-war-cemetery-opens-battle
http://www.guardian.co.uk/world/2009/aug/19/battle-of-fromelles-graves-found

Nederland

In Nederland werd in de zomer van 2010 te Heiloo een verzetsman herbegraven. Bertus de Raaf was 66 jaar lang vermist geweest.
De Raaf stierf eind 1944 slechts twintig jaar oud in het kamp Neuengamme. Zijn lichaam verdween in een massagraf, maar werd door zijn biograaf opgespoord. De begrafenis op 29 juli sloot een vierdaags herdenkingsprogramma af waarbij zijn laatste reis in omgekeerde volgorde werd afgelegd.



Hall

Begin dit jaar werd in het plaatsje Hall in Oostenrijk (in de buurt van Innsbruck) een massagraf ontdekt. De 220 lichamen werden gevonden naast een psychiatrisch ziekenhuis vanwege een verbouwing van het nog immer functionerende hospitaal.
Het sterke vermoeden bestaat dat het hier om slachtoffers gaat van het uitgebreide euthanasieprogramma van de nazi's gedurende de Tweede Wereldoorlog. Alleen al in Oostenrijk heeft dit tienduizenden levens gekost. Dit voorjaar, wanneer de grond ontdooid is, wordt verder onderzoek gedaan.

http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-12101320?utm

World Trade Centre

In september 2011 is het inmiddels al weer tien jaar geleden dat de twee torens van het WTC in New York het doelwit waren van terroristische aanslagen, iets dat later dit jaar ongetwijfeld uitgebreid zal worden herdacht. In ieder geval zal dan ter gelegenheid een 'memorial' of gedenkplek worden onthuld.

http://www.national911memorial.org/site/PageServer?pagename=New_Home

Nog in juni 2010 werden in afvalhopen die nog niet eerder waren onderzocht 72 restanten van menselijke lichamen gevonden. Ander afval is na sortering onder meer gebruikt om gaten in wegen op te vullen. Vermoedens bestaan echter dat men daarbij niet nauwkeurig genoeg te werk is gegaan.

http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/northamerica/usa/7848762/Remains-of-72-people-found-at-World-Trade-Center-site.html

Nabestaanden zijn al langer kritisch over de autoriteiten op dit punt. Van 1.123 lichamen zijn nog geen overblijfselen gevonden.

Nawoord: Frank Buckles

De Nederlandse pers was erg langzaam in het berichten over zijn dood; pas bij diens begrafenis op 15 maart verschenen er her en der berichten.

dinsdag 8 maart 2011

Afrika of de wereld op zijn kop

Een zeer opmerkelijk krantenbericht uit de Vlissingse Courant van 18 november 1922 onder de titel 'Afrika de verkeerde wereld'.

maandag 7 maart 2011

Berichten uit het diepe: RMS Lusitania


[Deze gravure is gemaakt naar een foto die o.a. op de voorpagina van de New York Times verscheen; zie hieronder]

Tezamen met de ramp van de Titanic uit 1912 behoort die van RMS Lusitania drie jaar later tot de grootste en meest spraakmakende scheepsrampen van de 20e eeuw. Met de Titanic stierven meer dan 1.500 mensen, bij de ramp met de Lusitania in 1915 kwamen ongeveer 1.200 personen om.
De Lusitania was een oceaanstomer van de Cunard rederij en in 1907 in dienst genomen. De naam van het schip verwees naar de Romeinse benaming voor Portugal. Het passagiersschip was, samen met zusterschip RMS Mauretania, het grootste ter wereld met een lengte van 269 meter en bood plaats aan ruim 3.000 mensen (inclusief bijna duizend man personeel).


De torpedering van het schip ten tijde van de Eerste Wereldoorlog leidde tot grote internationale opwinding en uiteindelijk in 1917 tevens tot deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog.

Zeekastelen

Vanwege de enorme grootte van dit soort oceaanreuzen werden ze vaak ook wel als 'zeekastelen' aangeduid. Deze term ben ik overigens herhaaldelijk ook tegengekomen als verwijzing naar oorlogsschepen voor de 17e en 18e eeuw. Een term die toen ook erg gebruikelijk was, was die van mailboot wegens hun belangrijke functie in het internationale postvervoer.
Een oud-inwoner van Nederland die inmiddels in New York woonde (in een andere krant wordt hij als een 'oud-amsterdammer' getypeerd) maakte een van de eerste tochten met het schip mee. Van 19-24 oktober 1907 voer hij in nog geen 5 dagen tijd van New York naar de Ierse kust. Tot mijn niet geringe verbazing was ditt geen onverdeeld genoegen.

Met de Lusitania over zee

"Het mooie van de zeereis gaat er af. Men voelt zich niet meer aan boord van een schip, maar in een groot hotel. Men wandelt door corridors, hallen en zalen, grooter dan in de meeste hotels: men stijgt en daalt per elektrische lift 5 verdiepingen; zit voor open haarden, waarin houtblokken knetteren, telephoneert uit zijn hut met de heele wereld, precies als in een groot hotel van den eersten rang.
Op dagen met slecht weer merkt men van de zee niets. Alleen wat schommeling en scheepsgeluiden herinneren er aan, dat men drijft op den grooten oceaan tusschen twee werelddeelen.
En aan den anderen kant merkt men die twee werelddeelen te veel. Het zorgelooze, rust-gevende gevoel, dat men vroeger op zeereizen had, doordien geen bericht van land ons kon bereiken, is nu ook weg door de Marconi-telegrammen
Ik hoorde dat de boot zoo goed als geheel vol was, op een 40 plaatsen na; er kunnen 500 1ste klasse, 500 2de klasse, 1400 3de klasse meegenomen worden. Voeg daarbij 800 kop bemanning, dan hebt ge een zielental van 3200; een kleine gemeente op zichzelf.
Ge kunt begrijpen welk een verantwoordelijke positie de kapitein van zoo'n schip heeft en wat de hofmeester heeft te doen, die voor al de papieren moet zorg dragen, en dit nu binnen de vijf dagen moet klaarspelen. In de bureelen van het schip wordt dikwijls 's nachts overgewerkt, evengoed als op het land."

Nederlanders aan boord

Terwijl de krant verder vooral de technische prestaties van het schip en de opkomst van de stoomvaart prees, hebben we hier duidelijk te maken met een oude zeerot die het bepaald niet met de moderne tijdgeest op had! Maar ook Amsterdammers (en dan misschien nog wel speciaal oud-Amsterdammers) staan bepaald als kritisch bekend.
Een van de stewards aan boord ten tijde van de ramp, wiens lot zo wordt beklaagd (onder meer vanwege diens administratieve taken), was eveneens een Nederlander: Julius Victor Hoeke. Er waren volgens de kranten destijds 3 Hollanders onder de 2e klas passagiers en een Nederlander die deel uitmaakte van het machine-kamerpersoneel. Over de in totaal 7 (!) Nederlandse opvarenden heb ik een artikel geschreven in het voorjaarsnummer van het kwartaalblad Genealogie.

M. James Kruck

Geen Nederlander maar wel heel bijzonder is het verhaal van M. James Kruck, handelaar van beroep: hij overleefde namelijk beide rampen, met de Titanic en dus drie jaar later ook die met de Lusitania! En volgens een krantenbericht uit 1934 nog divers ander onheil: een treinbotsing in de Verenigde Staten met talrijke slachtoffers en, zonder al te veel letsel, viel hij van een derde verdieping van een gebouw.
Maar op 69-jarige leeftijd vond hij bij een excursie in de omgeving van Saint-Louis, Illinois dan toch zijn Waterloo. Tijdens het oversteken van een beekje van ongeveer 30 centimeter diepte, waarvoor hij keurig zijn schoenen en sokken had uitgedaan, raakte hij onwel en verdronk.

Andere geluksvogels

En er waren er meer zoals hem. De stoker Tonner werd in de pers herdoopt tot 'a man who can not be drowned'. De ramp met de Lusitania was zijn derde, na eerder aan boord van de Titanic en de Empress of Ireland (een andere bekende scheepsramp uit die tijd) te zijn geweest. Dit was extra opmerkelijk aangezien de torpedo het schip midscheeps trof; meer dan 50 % van het machinekamerpersoneel was vrijwel op slag dood.
Later werd zijn naam tot Samuel Glunn gepreciseerd en werd hij omgedoopt tot een ongelukskind. Behalve met deze drie schepen, had de zeeman nog een scheepsramp meegemaakt; die met de Floridan. Een matroos van de Lusitania, Delaney, was eerder ook van de Titanic gered.

Zwemvesten

In Amerika werden kort na de oorlog tot twee keer toe reddingsgordels van de Lusitania gevonden. In augustus 1920 werd in de Delaware rivier aan de Noordamerikaanse kust een reddingsboei opgepikt na een reis van 12 tot 15.000 zeemijl. De boei was sterk aangegroeid, maar na schoonmaking was de naam Lusitania duidelijk zichtbaar.


Twee jaar later vonden vissers even buiten de haven van Philadelphia een zwemvest of reddingsgordel in hun netten. De gordel was eveneens tot aan de monding van de Delaware geraakt, maar daarna waarschijnlijk aan een stoomboot vastgeraakt en verder stroomopwaarts gebracht.


N.a.v. de ramp werden de kurken reddingsgordels wederom als onvoldoende beoordeeld. De vesten of jassen konden, met name voor bewusteloze mensen, erg gevaarlijk zijn. Een nieuw type 'life jacket' was reeds in ontwikkeling waarbij de gordel op het lichaam paste in plaats van er omheen. Deze hielden tevens het hoofd van een drenkeling achterover, ook indien bewusteloos geraakt.

Reddingsboten

Na het vergaan van de Titanic brak een muiterij uit aan boord van het zusterschip de Olympic door een zestigtal bemanningsleden, onder wie vele kwartiermeesters. Als reden voor hun muiterij gaven zij onder meer aan wantrouwen te hebben tegen de reddingssloepen. De sloepen bestonden gedeeltelijk uit de zogeheten 'collapsibels' of opvouwbare boten. Met de takels ervan ontstonden vaak problemen in geval van nood bij de tewaterlating van de sloepen wegens overhelling van het schip. Ook in het verhaal van de Nederlandse kwartiermeester Hoeke aan boord van de Lusitania spelen ze een prominente rol.
Ondanks de diverse, aanvankelijk weliswaar ontoereikende voorzorgsmaatregelen stond dit in schril contrast tot het vaak hoge dodental bij rampen. 'Hieruit spreekt dus achteloosheid voor het menschenleven, die een bespotting is voor de beschaving, waarop de maatschappij zoo trotsch wil gaan. Treurig typeerend is het voor de beschaving onzer maatschappij, dat op de "Titanic" - en evenzoo op andere booten - méér is gezorgd voor de luxe dan voor de veiligheid, de veiligheid zelfs ondergeschikt was gemaakt aan overdadige luxe.'
De Frankfurter Allgemeine Zeitung kwam met een berekening, die ook in Nederlandse kranten werd overgenomen, dat aan de hand van de aanwezige reddingsboten bij de grote rederijen doorsnee slechts een derde der opvarenden gered kon worden. De Holland-Amerika Lijn bleek notabene het slechtst te scoren op dit punt. De verplichte aanwezigheid van reddingsboten was in Nederland overigens geregeld per Koninklijk Besluit van 22 september 1909.

Flessenpost

Het mooie van dit soort verhalen zijn de vele kleine details. Op zaterdag 18 juli 1915 spoelde er aan het strand onder Koudekerke een fles aan met daarin een blaadje uit een notitieboekje met daarop de volgende tekst:

"We are torpedoed, one in the front and one in the back. I take leave of my parents, and my girl, who lives in London, John Street 57, East End. He who finds this is begged to give this to them. The boat sinks. Farewell for ever. J.H. Burton"

Het dramatische bericht verscheen zelfs in de New York Times van 21 juli, maar over Burton verder geen nieuws; hij stond zelfs niet eens op de passagierslijst vermeld.
Begin 1931 kwam te Husum (Sleeswijk-Holstein) een fles aandrijven. De fles was geheel bedekt met zeewier en schelpdieren. De inhoud bevatte een briefje, onderschreven door tien opvarenden, met de mededeling dat het schip binnen tien minuten zou zinken. De fles werd doorgestuurd naar de Cunard rederij.

Bronnen
Krantenbank Regionaal Archief Leiden
Krantenbank Zeeland